Zelfwaarde en de invloed van maatschappelijke verwachtingen

Zelfwaarde enkel voor winners?

In een vorige blog bespraken we de socialisatiecontext tussen ouders en kinderen in het ontstaan van een breekbaar zelfbeeld Uiteraard leven ouders en kinderen niet in een vacuüm en speelt de ruimere omgeving een niet te onderschatten rol in dit proces. In de manier waarop onze maatschappij naar mensen en hun ontwikkeling kijkt, wordt vaak de nadruk gelegd op presteren. We moeten de beste zijnop ons werk, in onze relatie, in onze sport. We voelen ons immers pas geslaagd als we als mens ‘succesvol’ zijn.

Deze winnersmentaliteit kan uiteraard zorgen voor meer ambitie en inzet maar heeft ook een schaduwzijde. We worden namelijk niet alleen verantwoordelijk geacht voor onze successen, maar ook voor onze mislukkingen. Dit zorgt er voor dat het zelfbeeld van mensen meer vasthangt aan hun prestaties of de dingen die ze verwezenlijken. Zelfwaarde wordt dus op deze manier meer breekbaar. Immers, het slagen of falen in je leven straalt af op de mate waarin je je zelf waardeert.

Opvoeden: een verpletterende verantwoordelijkheid

Deze manier van denken zit ook vervat in de manier waarop er binnen onze maatschappij naar opvoeding gekeken wordt. In de krant lees je geregeld een stuk over de verantwoordelijkheid van ouders bij het welslagen van hun kinderen. Ook op televisie met programma’s zoals ‘Supernanny’ wordt het idee gewekt dat ouders verantwoordelijk zijn voor het falen of slagen van hun kind. Zelfs ouders onderling, bijvoorbeeld aan de schoolpoort of op het werk, praten over de resultaten van kinderen en vergelijken bewust of onbewust hun kroost met die van de ander. Bovendien zijn onze scholen en sportverenigingen vaak zo georganiseerd dat het falen of slagen van kinderen in het oog springt.

Breekbaar zelfbeeld van ouders

De nadruk in de maatschappij op prestatie en de opvoedingsverantwoordelijkheid die rust op ouders laat uitschijnen dat zij ervoor moeten zorgen dat hun kinderen opgroeien tot geslaagde volwassenen. Deze verwachtingen over de perfecte ouder en het perfecte kind hebben hun invloed op het zelfbeeld van ouders en bijgevolg ook op dat van hun kinderen. Ouders zullen immers onder invloed van deze maatschappelijke verwachtingen ook zelf meer verwachtingen koesteren over de prestaties van hun kroost.

Op zich genomen is het hebben van verwachtingen normaal omdat ouders betrokken zijn met het wel en wee van hun kinderen. Bovendien voelt elke ouder zich wel eens trots of teleurgesteld wanneer zijn/haar kind goed of slecht presteert. Maar wanneer je als ouder je EIGEN zelfwaardegevoel laat afhangen van de prestaties van je kind, is de kans groter dat je je kind onder druk gaat zetten om goed te presteren. Het slagen of falen van je kind op school, in de sportclub, of in zijn/haar sociaal leven, zegt dan immers ook iets over jou. Bijgevolg voel je je als ouder slecht en minderwaardig als je kind mislukt en voel je je geweldig wanneer je kind goede resultaten boekt of succesvol is. Ouders ontwikkelen op die manier een breekbaar zelfbeeld rond de prestaties van hun kroost. Om hun zelfwaardegevoelens veilig te stellen zullen deze ouders meer druk zetten op hun kinderen door een voorwaardelijke opvoedingsstijl te hanteren.

Referentie

  • Wuyts, D., Vansteenkiste, M., Soenens, B., & Beiwen, C. (Under review). An examination of the controlling dynamics involved in parental child-invested contingent self-esteem. (mail naar: Dorien.Wuyts@Ugent.be)

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

 

Perfectionisme: een gave of een vergiftigd geschenk?

Perfectionisme: wat is dit eigenlijk?

Perfectionisme is een persoonlijkheidskenmerk, iets wat de ene persoon dus meer heeft dan de andere. Iedereen kent wel iemand uit zijn of haar omgeving die alles tot in de puntjes in orde wil hebben, zelden tevreden is met een bepaald resultaat, en zeer kritisch is voor zichzelf of anderen. Binnen deze opsomming zien we een diversiteit aan kenmerken die we toeschrijven aan perfectionisten. Momenteel is er binnen de literatuur meer en meer consensus omtrent het feit dat perfectionisme een multidimensionaal kenmerk is, wat wil zeggen dat het uit diverse componenten bestaat. Enerzijds onderscheiden we ‘prestatiegericht perfectionisme’, anderzijds onderscheiden we ‘zelfkritisch perfectionisme’ (Boone, Soenens, & Braet, 2011).

Prestatiegericht perfectionisme versus zelfkritisch perfectionisme: wat is het verschil?

Wie hoog scoort op prestatiegericht perfectionisme legt typisch de lat vrij hoog en heeft hoge standaarden en verwachtingen voor zichzelf. Men zou kunnen zeggen dat dit de ambitieuze mensen zijn die ernaar streven om het ‘te maken’ in hun leven.

Wie hoog scoort op zelfkritisch perfectionisme is vrij kritisch tegenover zichzelf, heeft vaak het gevoel dat wanneer men iets doet, het niet goed genoeg is en het beter zou moeten, en maakt zich zorgen over fouten. Typisch zullen deze mensen hun zelfwaarde heel sterk laten afhangen van hun prestaties: wanneer ze goed presteren, voelen ze zich goed en waardevol als persoon. Echter, wanneer ze slecht presteren, dan voelen ze zich gefaald als persoon. Het breekbare zelfbeeld dat kenmerkend is voor deze vorm van perfectionisme werd reeds in een eerdere post besproken (zie “hoe tevreden ben jij met jezelf”).

Onderzoek toont aan dat zelfkritisch perfectionisme zeer sterk geassocieerd is met een diverse range aan negatieve gevolgen, zoals laag zelfbeeld, depressie, angst, eetstoornissen (Shafran & Mansell, 2001). Veel minder duidelijk is of prestatiegericht perfectionisme nu geassocieerd is met negatieve, dan wel met positieve gevolgen. Prestatiegericht perfectionisme lijkt een mes te zijn dat aan twee kanten kan snijden.

“I’m a perfectionist, so I can drive myself mad – and other people, too. At the same time, I think that’s one of the reasons I’m successful. Because I really care about what I do.”
(Michelle Pfeiffer)

Wie de lat hoog legt, kan diep vallen

Het gevaar van het stellen van hoge standaarden situeert zich op diverse vlakken:

  1. Zolang je in staat bent om je hoge standaarden te bereiken, zal je niet noodzakelijk problemen ondervinden. Het is vooral wanneer je geconfronteerd wordt met falen dat problemen aan de oppervlakte kunnen komen.
  2. Perfectionisten zijn gevoelig om een succeservaring te gaan herevalueren (‘Ik scoorde wel goed, maar eigenlijk was dat examen ook niet echt moeilijk’). Het gevolg hiervan is dat ze de lat de volgende keer nog wat hoger gaan leggen, waardoor ze hun kans om te falen in de hand werken.
  3. Wanneer standaarden onrealistisch zijn en op een zeer rigide, niet flexibele, manier worden nagestreefd, is het meer waarschijnlijk dat men negatieve gevolgen zal ondervinden van deze perfectionistische houding.
  4. Er schuilt een gevaar voor het ontwikkelen van zelfkritiek wanneer hoge standaarden worden gesteld. Inderdaad, onderzoek wees uit dat wanneer men gedurende de loop van de dag hoge standaarden stelt, men dan ook meer zelfkritisch is en meer twijfelt aan het eigen kunnen (Boone et al., 2012).

“Perfectionism is not a quest for the best. It is the pursuit of the worst in ourselves, the part that tells us that nothing we do will ever be good enough – that we should try again.”
(Julie Cameron)

Referenties

  • Boone, L., Soenens, B., & Braet, C. (2011). Een kritische analyse van het begrip perfectionisme in relatie tot eetstoornissen. Tijdschrift voor Klinische Psychologie, 41, 117-128.
  • Boone, L., Soenens, B., Thanasis, M., Vansteenkiste, M., Verstuyf, J., & Braet, C. (2012). Daily fluctuations in perfectionism and their relation to eating disorder symptoms. Journal of Research in Personality, 46, 678-687.
  • Shafran, R., & Mansell, W. (2001). Perfectionism and psychopathology: A review of research and treatment. Clinical Psychology Review, 21, 879-906.

Auteur: Liesbet Boone

Dr. Liesbet Boone is klinisch psycholoog en momenteel als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Universiteit Gent. Haar onderzoek focust zich voornamelijk op perfectionisme en eetstoornissen bij adolescenten. In haar doctoraatswerk (2012) vond ze in diverse studies evidentie voor het feit dat perfectionisme zeer nauw verweven is met eetstoornissymptomen. Bovendien vond ze via longitudinaal en experimenteel onderzoek dat perfectionisme de ontwikkeling van eetstoornissymptomen voorspelt. Ze is tevens als klinisch psycholoog werkzaam in het Universitair Psychologisch Centrum Kind en Adolescent waar zij adolescenten met eetstoornissen en geassocieerde problematieken begeleidt.

 

De rol van data en statistiek in HR

Bij Securex is er zeer veel beschrijvende statistiek onder de vorm van KPI’s, short surveys, … Maar vorige dinsdag betrapte ik mezelf erop dat ik de leden van het personeelscomité uitlegde wat multiple regressive-analyse was, toen ik de impact-analyse van onze vitaliteits-enquête uitlegde. En in Frankrijk hadden we het over het concept variantie, en over het verschil tussen causaliteit en correlatie.

Een opmerkelijk resultaat vb. was dat mensen die tijdsregistratie doen, significant minder tevreden zijn over bepaalde dingen, maar nog steeds significant meer tevreden dan de sample van de benchmark. Dat wordt bij ons in die termen uitgelegd. Je zou dan kunnen denken dat de tijdsregistratie zelf verantwoordelijk is voor de lagere tevredenheid, … dus toch covariantie even uitleggen.

Moeder waarom meten wij?

Wij meten vooral om na te gaan of er een evolutie is, of bepaalde interventies effect hebben gehad en om te bepalen op welke domeinen het HR-beleid zich moet focussen. Zo scoren wij niet slecht wat betreft de perceptie van loopbaanmogelijkheden, maar zit daar sedert vier jaar geen evolutie in. Dit resultaat noopt ons er toe om het over een andere boeg te gooien. Anderzijds slagen we erin zeer specifieke acties te doen rond vb. Leadership development, waarvan de resultaten dan weer gemeten worden via onze leadership scan. Ook om na te gaan welke variabelen bepalend zijn voor de loonsevolutie, hebben we statistisch onderzoek verricht.

Big data

Regelmatig komt Securex in de aandacht met zijn white papers. Die baseren zich enerzijds op surveys, maar ook op de analyse van ‘big data’, tienduizenden records die uit onze databases komen. Om beleidsvoorbereidend werk te doen is big data analysis nodig. In een bedrijf is dat misschien minder het geval. Toch is het goed wat verder te gaan dan enkel het beschrijvende.

Weten is meten?

Niet alles wat belangrijk en waardevol is, is meetbaar. Heel wat zaken zijn moeilijk te meten. Perceptie-metingen zijn mogelijk (maar onderhevig aan kritiek), en als het gaat over de impact van interventies (zoals training, change, …) op gedrag en resultaat, dan wordt dat al een beetje moeilijker.

Binnen bedrijven gebeuren heel wat zaken op een intuïtieve manier. De meeste mensen zijn niet statistisch onderlegd. Wijzigingen van parameters na een interventie, worden meestal probleemloos aan die interventie toegeschreven. Elke manager pakt graag uit met meetbare positieve resultaten. De wereld draait nog steeds op ijdelheid. En laat ons niet te kritisch wezen. Bovendien is er ook wel plaats voor intuittie. Gut feeling kan ook nuttig zijn.

Evidence-based

Wat wel zou moeten verheugen, is dat bedrijven zich toenemend laten inspireren door wetenschappelijk onderzoek, ook binnen HR en zeker bij Securex. Evidence-based management is (weer) in opmars. Deze reflex zal de kwaliteit van beslissingen wellicht verbeteren. Bedrijven vinden hun weg naar academia en de superstatistici zoals jij ze noemt kunnen bedrijven helpen met hun inzichten. En voor die collega’s die zich wat in statistisch denken willen verdiepen, kan ik enkel het laatste boek van Kahneman, aanbevelen.

Auteur: David Ducheyne

David Ducheyne is Chief People Officer en General Manager Individuals bij Securex. Bovendien is David voorzitter van de Gentse Alumni Psychologie (GAP), de initiatiefnemers achter de blog Mensenkennis.be.

 

Seksuele gezondheid in Vlaanderen: de cijfers

Wetenschappers van de UGent, KU Leuven en het UZGent hebben voor het eerst representatieve cijfers verzameld over seksuele gezondheid in Vlaanderen. Dit lijkt misschien niet zo bijzonder maar dat is het wel. Het is immers de eerste wetenschappelijk studie die bij een representatieve groep van de Vlaamse bevolking op een uitgebreide manier betrouwbare gegevens verzamelt over allerhande thema’s gerelateerd aan seksuele gezondheid. De ‘Sexpert-studie’ wil bovendien ook een beleid inspireren, gericht op seksuele gezondheid.

De studie

De Sexpert-studie is gebaseerd op een representatieve steekproef van 1832 Vlamingen met een leeftijd tussen 14 en 80 jaar. Op toevallige basis selecteerden we adressen die we via het Rijksregister verkregen. De respondenten werden thuis bezocht door een interviewer die een uitgebreide vragenlijst afnam. Om zoveel als mogelijk sociaal wenselijke antwoorden te vermijden, vulden de respondenten alle gevoelige gegevens zelf in op een laptop zonder tussenkomst van de interviewer. De Sexpert-studie omvatte behalve een klassieke vragenlijst, tevens ook het verzamelen van speekselstalen. Op basis van die speekselstalen kunnen we op termijn ook nagaan in welke mate hormoonwaarden (testosteron, cortisol en androsteendione) en hormoongevoeligheid samenhangen met seksuele gezondheid.

De seksuele gezondheid van de Vlaming: een overwegend positief verhaal

Praten over seks

De meeste respondenten ervaren hun gezinsklimaat als eerder open met betrekking tot seks en relaties. Jongeren praten meer over seks en relaties in hun gezin dan dat ze daar behoefte aan hebben. Dit gaat een beetje in tegen de idee dat er weinig in het gezin kan gepraat worden over seks en relaties. Binnen de groep ouder dan 26 jaar geeft wel ongeveer 40% aan dat ze in hun gezin van herkomst met niemand hierover konden praten.

Tevredenheid met seksleven

Vlamingen zijn gemiddeld tevreden over hun seksleven. Er is ook een aanzienlijke groep die wel eens seksgerelateerde problemen ervaart (met betrekking tot zwangerschap, seksuele disfuncties,…) maar toch tevreden is over het seksleven. Soa’s komen verder relatief weinig voor en ook tienerzwangerschappen zijn heel erg zeldzaam. Wilde verhalen die mensen daaromtrent oppikken in de media blijken dus zeker niet erg gangbaar te zijn. Vlamingen hebben gemiddeld één keer per week seks maar achter dit gemiddelde schuilt nog heel wat variatie. Zo heeft ongeveer één op vijf de voorbije zes maanden geen seks gehad, een even groot deel twee keer per week en nog eens één op vijf heeft drie keer of meer seks per week.

De eerste keer

De meeste respondenten hebben hun ‘eerste keer’ seks als positief ervaren. De huidige generatie jongvolwassenen start vroeger met seks, maar ze zijn er daarom niet minder klaar voor: de leeftijd waarop men de eerste keer geslachtsgemeenschap had, is gedaald. Bij 65-plussers was dat op 21-jarige leeftijd. Bij de jongvolwassenen (18-29 jaar) is dat gemiddeld op 17 jaar. Maar gemiddeld genomen duurt het traject van de eerste tongzoen tot aan de eerste keer geslachtsgemeenschap, even lang bij alle leeftijdsgroepen. Ook hier dus geen doembeeld over een losgeslagen generatie jongeren.

Knelpunten?

Toch zijn er ook een aantal knelpunten die uit het onderzoek naar voor komen en die de aandacht verdienen. Dit is in het bijzonder het geval wat betreft seksuele disfuncties en ervaringen met grensoverschrijdend gedrag.

Seksuele disfuncties

Vrouwen rapporteren meer seksuele disfuncties dan mannen: 8% van de mannen, 20% van de vrouwen. Mannen hebben daarbij vooral last van ‘te veel zin in seks’, ‘te snel klaarkomen’, of ‘het niet kunnen krijgen/aanhouden van een erectie’. Vrouwen hebben vooral last van ‘geen orgasme kunnen krijgen’, ‘te weinig zin in seks’, ‘niet vochtig worden of het onvoldoende vochtig blijven van de vagina’. Het is ook een jammerlijke zaak dat weinig mensen hulp zoeken voor seksuele problemen: slechts één op tien mannen en één op vijf vrouwen. Het taboe met betrekking tot seksuele problemen speelt hier ongetwijfeld een rol. Sexpert wil samen met belanghebbende organisaties verkennen in welke mate laagdrempelige initiatieven genomen kunnen worden.

Grensoverschrijdend gedrag

In de Sexpert-studie werden ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag (i.e. SGG) uitgebreid in kaart gebracht. Zowel de minder ernstige (bv. ongewenste seksuele aanrakingen) tot de meer ernstige vormen (poging tot verkrachting en verkrachting) namen we op in dit onderzoek. Ook op dit vlak zijn vrouwen meer kwetsbaar dan mannen. 22% van de vrouwen rapporteren vóór de leeftijd van 18 jaar ervaringen met SGG, bij mannen is dat 11%. Na de leeftijd van 18 jaar betreft het 14% van de vrouwen en 2% van de mannen. Ongeveer één op tien van de vrouwen meldt zowel voor als na de leeftijd van 18 jaar een ervaring met verkrachting of poging tot verkrachting. Hoewel deze cijfers vergelijkbaar zijn met de beschikbare gegevens in de ons omringende landen blijven deze cijfers erg onrustwekkend.

Seksuele gezondheid in Vlaanderen: Een blik op de toekomst…

De Sexpert-studie wordt afgesloten eind oktober 2013. Opdat de onderzoeksresultaten ook effectief een impact zouden hebben, gaat het Sexpert-team in het voorjaar van 2013 contact opnemen met heel wat stakeholders (bv. Sensoa) om een insteek te kunnen leveren voor een beleid dat zich richt op een betere seksuele gezondheid in Vlaanderen. Daarnaast zullen er ook nog resultaten bekend worden gemaakt van een studie naar de seksuele gezondheid van holebi’s en van personen van Turkse en Marokkaanse origine.

Auteur: Alexis Dewaele

Alexis Dewaele behaalde een master in de psychologie en een doctoraat in de sociologie. Gedurende acht jaar werkte hij voor het Steunpunt Gelijkekansenbeleid (Universiteit Antwerpen – Universiteit Hasselt) waar hij onderzoek deed naar de maatschappelijke context van seksuele minderheden in Vlaanderen. Momenteel werkt hij aan de faculteit psychologie van de Universiteit Gent waar hij coördinator is van een grootschalige studie naar seksuele gezondheid in Vlaanderen (Sexpert). Zijn meest centrale onderzoeksthema’s zijn (seksuele) identiteit, sociale netwerken, minderheidsstress, mentaal welbevinden en seksuele gezondheid.

 

Werkloos? Blijf actief en zinvol bezig

In deze tijden van crisis kunnen we er niet naast kijken: steeds meer mensen worden geconfronteerd met werkloosheid. Er vallen meer ontslagen waardoor werknemers hun job verliezen, maar ook afgestudeerde jongeren hebben het moeilijker een eerste job te vinden.

Werkloos zijn: eerst het slechte nieuws

Heel wat studies wijzen uit dat werkloos zijn negatieve gevolgen heeft voor je psychisch welzijn. Wie werkloos is, voelt zich doorgaans minder gelukkig, maakt zich meer zorgen en is minder tevreden met zijn leven. Dit kan zelfs leiden tot depressies of angsten. Deze negatieve effecten worden vastgesteld wanneer men werklozen met werkenden vergelijkt, maar ook wanneer dezelfde mensen gevolgd worden doorheen hun loopbaan, en vallen dus echt wel toe te schrijven aan het werkloos zijn op zich.

En dan nu het goede nieuws

Onderzoek toont echter aan dat werkloosheid niet voor iedereen dezelfde gevolgen heeft. Naast een loon biedt een job nog andere voordelen die ook belangrijk zijn voor het psychisch welzijn. Werken geeft structuur aan je leven, houdt je actief en geeft je het gevoel zinvol bezig te zijn. Wie erin slaagt deze voordelen tijdens werkloosheid op een andere manier te realiseren, kan zich wapenen tegen de negatieve effecten ervan.

Je kan bijvoorbeeld je werkloosheid aangrijpen om jezelf bij te scholen, vrijwilligerswerk te doen of meer tijd te besteden aan andere domeinen in je leven zoals je gezin of hobby’s. Dit helpt om structuur te behouden en zin te geven aan je leven, zodat je psychisch welzijn minder of zelfs niet lijdt onder je werkloosheid. Het is ook aangeraden om je zoektocht naar werk op te vatten als een job op zich en om te zetten in dagelijkse geplande activiteiten (bv. jobsites bekijken van 14u tot 16u) en te bereiken doelen (bv. minstens 1 sollicitatiebrief versturen).

Mooi meegenomen: vele van deze zaken helpen je niet alleen om je beter te voelen, maar verhogen ook je kans om een job te vinden.

Dus?

Wie werkloos is, heeft het vaak wat moeilijker. Besef dat je hier niet alleen mee staat. Probeer structuur aan te brengen in je leven en blijf actief en zinvol bezig. Ook al vind je niet direct werk, je zal je hierdoor wel beter voelen.

Referenties

  • McKee-Ryan, F. M., Song, Z., Wanberg, C. R., & Kinicki, A. J. (2005). Psychological and physical well-being during unemployment: A meta-analytic study. Journal of Applied Psychology, 90, 53-76.
  • Van Hoye, G., & Lootens, H. (in press). Coping with unemployment: Personality, role demands, and time structure. Journal of Vocational Behavior.

Auteur: Greet Van Hoye

Dr. Greet Van Hoye is postdoctoraal onderzoeker (FWO) aan de Vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Universiteit Gent. Haar onderzoeksinteresses situeren zich op het domein van werk zoeken en rekrutering.

 

Waar komt zelfwaarde vandaan?

De roots van zelfwaardering liggen in onze kindertijd

Wie we zijn leren we in onze eerste levensjaren via onze ouders, en later ook via onze ruimere sociale omgeving. De band met onze eerste verzorgers bepaalt voor een belangrijk deel onze zelfwaardering. Het zijn immers de anderen in ons leven die bepalen hoe we over onszelf denken en of we onszelf graag zien. We horen via anderen dat we braaf of stout zijn, slim, sportief of eerder lelijk en koppig. Al deze boodschappen gaan al vlug deel uitmaken van hoe we globaal over onszelf denken en naar onszelf kijken.

Ouders en hun (on)voorwaardelijke liefde

Wanneer kinderen ouder worden krijgen ze een meer gedifferentieerd en accurater beeld over zichzelf, maar het globale gevoel van zelfwaarde wordt mee bepaald door die eerste ouder-kind band. Hierin is het hechtingsproces erg belangrijk. Kinderen die een veilige, liefdevolle band met hun ouders of eerste verzorgers ontwikkelen zullen zichzelf meer respecteren. Zij worden immers door hun ouders aanvaard en graag gezien.

Belangrijk hierin is dat de liefde van de ouder onvoorwaardelijk is. Meer en meer onderzoek toont dat ouders die voorwaarden stellen aan hun liefde een breekbaar zelfbeeld van het kind in de hand werken. Ouders met een voorwaardelijke opvoedingsstijl geven hun kind bijvoorbeeld meer aandacht wanneer het een goede toets heeft, een doelpunt scoort of zich netjes gedraagt. Bij een slechte prestatie of negatief gedrag laat deze ouder het kind schuldig voelen of spreekt hij/zij bijvoorbeeld een tijdje niet meer met het kind. Zo laat de ouder het kind aanvoelen dat het in de fout ging en dat het kind de liefde van de ouder niet waardig is. Omdat kinderen voelen dat ze meer waardering krijgen als hun gedrag voldoet aan de eisen van hun ouders, proberen ze de liefde van hun ouders niet te verliezen. Dit is belastend voor het kind want het zorgt er voor dat het kind zichzelf ook vanuit het perspectief van de ouders bekijkt en zelfs evalueert. Het kind zal zichzelf met andere woorden enkel graag zien wanneer zijn of haar gedrag beantwoordt aan de ouderlijke eisen.

Allemaal applaus-ouders?

Dit betekent niet dat ouders als applaus-opvoeders met hun kinderen moeten omgaan en bij elk kleine prestatie het kind moeten overladen met complimentjes en positieve feedback. Onderzoek bij kinderen met een laag niveau van zelfwaarde toont immers aan dat persoonsgerichte feedback, waarbij het kind krijgt te horen dat het lief, slim, knap en tof is, het zelfwaardegevoel van kinderen niet ten goede komt. Sterker nog, zulke feedback duwt het kind eerder nog meer de dieperik in wanneer heteen faalervaring doormaakt. Immers, wanneer zij falen hebben zij niet meer het gevoel dat zij lief en slim zijn.

Referentie

  • Assor, A., & Tal, K. (2012). When parents’ affection depends on child’s achievement: Parental conditional positive regard, self-aggrandizement, shame and coping in adolescents. Journal of Adolescence, 35, 249-260.

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

Betrapt, je ovuleert!

In het dierenrijk worden er – soms nogal drastische – signalen gegeven die verklappen wanneer vrouwen ovuleren en de cyclische vruchtbaarheid zijn hoogtepunt bereikt. Denk bijvoorbeeld aan het duidelijk opzwellen van ‘the attractive parts’ voor de mannetjes (bij chimpansees). Soms zal er ook tout court enkel seks plaatsvinden in de vruchtbare periode van de vrouw (bij ratten). Het is met andere woorden niet echt moeilijk voor het mannetje om in te schatten wanneer hij prijs kan hebben (noot: in het dierenrijk is ‘prijs hebben’ a good thing). Echter, ook bij de mens zou de man in staat zijn te weten wanneer zijn vrouwtje ovuleert en haar kansen om zwanger te raken dus het hoogst zijn. En dan bedoelen we niet op basis van de nukkigheid van de vrouw in kwestie en een kruisje op de kalender te zetten twee weken nadien.

Subtiele detectie wanneer vrouwen ovuleren

Het is namelijk onderzocht en gevonden dat ook bij de mens een paar fysieke kenmerken veranderen bij een vruchtbare vrouw. Hoewel iets subtieler dan bij chimpanseevrouwtjes, zijn het die fysieke veranderingen die de man toelaten (onbewust) de vruchtbare periode bij de vrouw te detecteren. De stem en lichaamsgeur van de vrouw veranderen en ze wordt als aantrekkelijker gepercipieerd rond het tijdstip van ovuleren. Die laatste conclusie werd onder meer getrokken op basis van een onderzoek bij strippers. Meisjes kregen in hun vruchtbare periode meer fooi dan daarbuiten en veel meer fooi in vergelijking met collega’s die de pil namen en dus niet onderhevig waren aan hormonale fluctuaties.

We gedragen ons ook anders

Daarenboven gedragen we ons ook, vrouw én man, onbewust een beetje anders naar aanleiding van de vrouwelijke cyclus. Vrouwen doen rond de tijd van de ovulatie bijvoorbeeld meer moeite om er mooier en aantrekkelijker uit te zien en ze staan meer open voor geflirt. Het bleek ook dat mannen een beetje meer bezitterig zijn als hun vrouw het meest kans heeft om zwanger te worden, met andere woorden wanneer ontrouw bijzonder risicovol is.

Zeg nu nog eens dat mannen niet attent kunnen zijn.

Referentie

  • Haselton, M.G., & Gildersleeve, K. (2011). Can Men Detect Ovulation? Current Directions in Psychological Science, 20, p. 87-92.

Auteur: Karen De Visch

Karen De Visch is bedrijfspsychologe en werkt als researcher in ondernemersschap aan de Vlerick Business School.

 

Hoe tevreden ben jij met jezelf?

Hoe zeer iemand zichzelf waardeert en leuk vindt komt tot uitdrukking in de zelfwaarde van een persoon. Lange tijd is er binnen de wetenschappelijke literatuur vooral aandacht geweest voor de hoeveelheid van deze ‘zelfliefde’. Maar zoals de band Doe Maar al zong in 1982, kun je je afvragen ‘Is dit alles?’.

Kernis (2003), een wetenschapper die veel onderzoek deed naar zelfwaarde, vond in ieder geval van niet. Hij schreef dat het ook belangrijk is:

  • om te kijken naar de mate waarin iemand zijn zelfwaarde afhankelijk is van het voldoen aan verwachtingen;
  • om zelfwaarde niet alleen met een vragenlijst in kaart te brengen.

Mijn eten is aangebrand! Wat ben ik toch een waardeloos persoon!

Iedereen ervaart wel eens successen in het leven, maar ook zeker momenten van falen. Een examen dat niet goed ging, een relatie die beëindigd werd door de ander, het huishouden dat maar een chaos blijft, … De manier waarop mensen hiermee omgaan verschilt van persoon tot persoon. Een persoon met een kwetsbaar zelfbeeld kan deze succes- en faalervaringen niet van zich afschudden. De waarde van zijn persoon is gekoppeld aan deze ervaringen. Dus wanneer hij iets lekkers gekookt heeft, voelt hij zich even zeer waardevol, maar wanneer hij daarna buiten gaat joggen en niet verder komt dan zijn eigen straat, voelt hij zich waardeloos en gefaald als persoon. Dit sluit dus aan bij het eerste punt dat Kernis (2003) maakte: de kwetsbaarheid van zelfwaarde komt tot uiting in de afhankelijkheid van het voldoen aan verwachtingen.

Ben jij écht tevreden met jezelf?

Iedereen kent waarschijnlijk wel een persoon die altijd maar opschept over zichzelf en jou het gevoel geeft dat hij bijna alles beter kan dan jij. Laten we hem Jan noemen. Jan lijkt te blaken van het zelfvertrouwen en wanneer je hem zou vragen ‘Hoe tevreden ben jij met jezelf?’, zouden de resultaten waarschijnlijk aantonen dat Jan een persoon is met een hoge zelfwaarde.

Is hiermee dan de kous af? Als onderzoekers denken wij van niet. Immers, de kwetsbaarheid van iemands zelfwaarde is ook van belang. Zo heeft Jan de neiging om steeds op te scheppen over zichzelf en dit toont de kwetsbaarheid van zijn zelfwaardering. Waarom zou Jan zich anders genoodzaakt zien om op te scheppen als hij écht tevreden is met wie hij is?

Zelfwaarde begrijpen vergt meer dan weten of het hoog of laag is

Zoals Kernis (2003) ook aangaf, is het belangrijk om zelfwaarde niet alleen met standaard vragenlijsten te meten. Waarom? Omdat mensen op een vragenlijst niet altijd eerlijk zijn of niet voldoende inzicht hebben in hoe zij denken over zichzelf. Wanneer zelfwaarde subtieler gemeten wordt kan de zelfwaarde van een persoon in een ander licht komen te staan. De meeste mensen doen zichzelf soms beter voor op een vragenlijst wat een valide meting van zelfwaarde in de weg staat. Impliciete, subtiele metingen van zelfwaarde kunnen bv. gebeuren via de Implicit Association Test. Deze test meet zelfwaarde op een indirecte manier, nl. door de associaties van mensen na te gaan tussen ‘ik ben’ en positieve en negatieve woorden, zoals ‘waardevol’ of ‘lui’. Daarbij kijkt men naar de reactietijd, iets wat mensen veel minder onder controle hebben. Snelle associaties betekenen sterkere associaties. Impliciete metingen van zelfwaarde kunnen door deze subtiliteit een ander licht werpen op het concept zelfwaarde dan vragenlijsten.

Wanneer er bij een persoon veel verschil zit tussen de zelfwaardescores op een vragenlijst en een meer subtiele test, dan laat dit ook een kwetsbaarheid in zijn zelfwaarde zien. Bij Jan bijvoorbeeld, verwachten we dat er zo’n verschil naar voren kan komen. Op een vragenlijst zou een hoge zelfwaarde uitkomen, maar op een subtiele meting zou deze zelfwaarde een stuk lager kunnen zijn. Hij is dus eigenlijk veel onzekerder over zichzelf dan hij wil of kan toegeven.

Wat te onthouden?

Een hoge zelfwaarde kan nog altijd kwetsbaar zijn. Een kwetsbare zelfwaarde kan zich op verschillende manieren uiten, zoals door een sterke daling van zelfvertrouwen na een faalervaring of door een boost in zelfvertrouwen bij een succeservaring. Ook verschillen in zelfwaardescores tussen een directe vragenlijst of een subtiele, indirecte meting toont een kwetsbaarheid in de zelfwaardering van een persoon aan. Hoewel er nog veel onderzoek nodig is, laten resultaten tot nu toe zien dat deze kwetsbaarheid een negatieve invloed heeft op het welzijn van een persoon. Het belangrijkste wat we dus moeten onthouden bij zelfwaarde-onderzoek, is dat zoals bij zoveel dingen in het leven het bij zelfwaarde niet alleen gaat over kwantiteit maar zeker ook over kwaliteit!

Referentie

  • Kernis (2003). Towards a conceptualization of optimal self-esteem. Psychological Inquiry, 14(1), 1 – 26.

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

Wat we onbewust toch vertellen over de liefde

Wat wensen op Valentijn ons vertellen

Valentijnswensen vertellen ons veel over de gevoelens die vrouwen en mannen uiten en wat ze vermoeden dat hun partner wil horen. Uit onderzoek bleek dat vrouwen meer nadruk leggen op liefde en trouw zijn aan elkaar. Mannen daarentegen hemelen hun geliefde meer op en geven eerder blijk van een verbintenis, zónder echt van exclusiviteit te spreken.

Evolutionair gezien zijn dit inderdaad goeie tactieken. Op de vrouw wordt gejaagd en een verliefde man wil een vrouw die trouw  is. Een vrouw zal zich pas volledig geven wanneer haar man blijk geeft van dezelfde verbintenis als zij maakt. Onbewust spelen we vandaag de dag dus nog op die gevoelens in.

Valentijn wordt  doorgaans het meest gevierd als een koppel nog niet erg lang samen is. Wanneer mensen getrouwd zijn en kindjes hebben, vallen woorden rond trouw en verbintenis vaak weg in de berichtjes. De nood om dit te vertellen is kleiner geworden.

Romantische interesse inschatten

Valentijn is vaak ook het uitgelezen moment om als single eindelijk gevoelens tegenover iemand toe te geven. Singles, trek je stoute schoenen dus aan en ga ervoor. Uit onderzoek blijkt immers dat je ‘crush’ en je omgeving waarschijnlijk toch al iets in het snuitje hebben.

Een studie in een speed-date context bracht aan het licht dat we romantische interesses van mensen goed kunnen inschatten. We kunnen dus goed beoordelen of een persoon iemand ziet zitten of niet. Deze vaardigheid is ook nuttig vanuit een evolutionair oogpunt. Weten wie ’the hots’ voor je heeft, kan het zoekproces naar een partner efficiënter maken.

Het inschatten van romantische interesses doen we trouwens al vanaf de eerste 10 seconden dat we een gesprek hebben meegepikt. Dit geldt zowel wanneer die interesse naar onszelf is gericht, als wanneer we twee andere personen observeren. Individuele verschillen niet te na gesproken – sommige mensen zijn nu eenmaal meer een open boek dan anderen – kunnen we ook beter de gevoelens van een man inschatten dan die van een vrouw. Vrouwen zijn, verrassing verrassing, iets minder makkelijk te lezen. Maar als je haar hart wil veroveren, raak je daar misschien best aan gewend.

Referenties

  • Gonzalez, A.Q., & Koestner, R. (2006). What Valentine Announcements Reveal About the Romantic Emotions of Men and Women. Sex Roles 55(11), 767-773.
  • Place, S.S., Todd, P.M., Penke, T.L., & Asendorpf, J.B. (2009). The Ability to Judge the Romantic Interest of Others. Psychological Science 20(1), 22-26.

Auteur: Karen De Visch

Karen De Visch is bedrijfspsychologe en werkt als researcher in ondernemerschap aan de Vlerick Business School. Op twitter vind je haar als @DeVisKar en ze is ook de drijvende kracht achter de @GAPugent tweets.