Browse Category: Sportpsychologie

Waar een wil is, is een (lange) weg

Elk jaar zijn er een aantal momenten die ons verleiden tot het maken van goede voornemens. Zo zullen sommigen aan het begin van de zomer merken dat hun favoriete bikini minder verhult dan vorig jaar en beslissen om de overtollige (corona)kilo’s aan te pakken. Anderen nemen zich bij de start van het nieuwe schooljaar voor om met de elektrische fiets naar het werk te gaan of om dagelijks twee stukken fruit te eten. Met die goede voornemens willen we het verschil verkleinen tussen wie we zijn en wie we willen zijn. Helaas kennen we de uitkomst van deze vaak dappere pogingen tot persoonlijke verbetering. In het merendeel van de gevallen blijven de kilo’s hardnekkig op hun favoriete plaats, vergaart de elektrische fiets stof in de garage en wordt de honger gestild met een Twix in plaats van een appel.

Willen veranderen is niet hetzelfde als kunnen veranderen.


Psychologen zouden geen psychologen zijn als ze dit fenomeen niet willen verklaren. De voorbije decennia werden verschillende theorieën ontwikkeld om te begrijpen waarom onze goede voornemens vaak weinig resultaat geven. De meeste van die theorieën geven aan dat het vormen van een intentie, het gevoel van “ik wil het”, de belangrijkste voorspeller is van gedrag. Met andere woorden zouden mensen die willen veranderen ook kunnen veranderen. Intussen is reeds meermaals aangetoond dat deze stelling niet klopt. Een middelmatig tot grote verandering in intentie resulteert meestal in een kleine tot middelmatige verandering in het gedrag. Er komt met andere woorden vaak weinig in huis van mooie intenties. Dit fenomeen noemt men de intentie-gedragskloof. Indien je partner morgen vraagt waarom je nog niet gestofzuigd hebt, kan je de schuld gerust steken op de intentie-gedragskloof, een perfect wetenschappelijk onderbouwd antwoord.

De weg tussen willen en doen bevat veel uitdagingen

Hoe lukt het wel?
Om deze intentie-gedragskloof te overbruggen bestaan er enkele tips die ons hierbij kunnen helpen. Allereerst is het van belang om je doel zo specifiek mogelijk in te plannen. Zo wordt de vage intentie “Ik zou sportiever willen zijn” omgezet in een concreet actieplan: “Op zondagochtend ga ik 30 baantjes zwemmen in het gemeentelijk zwembad”. Belangrijk is dat dit doel uitdagend, maar haalbaar is. Als je laatste looprondje dateert van de Coopertest in het middelbaar, kies je er dus beter niet voor om meteen 10 kilometer te gaan lopen.

Anticiperen op hindernissen verhoogt de kans dat je ze overwint.

Het opstellen van een actieplan is meestal niet voldoende. Soms dringen er zich andere (en vaak leukere) zaken op die al gauw meer prioriteit krijgen dan ons actieplan. De onverwachte uitnodiging om met een goede vriend te gaan brunchen op zondagochtend klinkt uiteraard een stuk aantrekkelijker dan in het zwembad te gaan ploeteren. Voor dit soort obstakels is een oplosplan nodig. Bij een oplosplan gaat men op voorhand nadenken over mogelijke hindernissen en effectieve oplossingen. Zo kan je bijvoorbeeld beslissen om op maandagavond een wandeling van 30 minuten in de buurt te maken indien je zwemplannen niet kunnen doorgaan. Oplosplannen zorgen ervoor dat je proactief omgaat met obstakels.
Om het laatste stukje kloof naar succesvolle gedragsverandering te dichten kan je tot slot je gedrag bijhouden. Stappentellers ingebouwd in onze smartphone of smartwatch kunnen ons bijvoorbeeld helpen om bij te houden hoeveel we dagelijks bewegen. Ook minder technologisch hoogstaande snufjes kunnen werken. Zo kan je ook je wekelijkse zwembeurten op een schema aanduiden en dit schema aan de koelkast hangen.

Een digitaal duwtje in de rug
Ik hoor jullie al denken “zoveel werk…”. Een goed voornemen waarmaken vraagt inderdaad een stuk meer werk dan je zou denken. Binnen mijn doctoraatsproject ontwikkelde ik daarom een website die mensen helpt om de intentie-gedragskloof te overbruggen. Een belangrijke voorwaarde was dat de website heel gebruiksvriendelijk zou zijn zodat deze ook door ouderen kan worden gebruikt. Tijdens de eerste sessie krijgen gebruikers via een quiz meer informatie over het belang van een actieve levensstijl en kunnen ze berekenen hoeveel ze bewegen op een dag. Vervolgens wordt de gebruiker geholpen bij het opstellen van een goed actie- en oplosplan. Tot slot biedt de website een wekelijkse planner aan om het gedrag nauwgezet bij te houden. Na de eerste sessie krijgt de gebruiker gedurende één maand elke week een uitnodiging om de doelen te overlopen en indien nodig bij te stellen. Het programma kreeg de toepasselijke naam “Mijn Actieplan”.

De website focust op het overbruggen van de intentie-gedragskloof.

“Mijn Actieplan” werd getest bij twee groepen waarvan we weten dat ze vaak onvoldoende bewegen, namelijk volwassenen van 50 jaar of ouder en volwassenen met diabetes type 2. Bij beide groepen vonden we dat de groep die “Mijn Actieplan” mocht gebruiken (de interventiegroep) meer ging bewegen dan de groep die het programma niet kreeg (de controlegroep). Intussen werd het programma verder aangepast en in een nieuw jasje gestoken door het Vlaams Instituut Gezond Leven Op mijn.gezondleven.be kunnen mensen testen of ze voldoende bewegen en vervolgens een persoonlijk plan opstellen om meer te bewegen. Hopelijk kunnen we hiermee nog veel meer mensen helpen bij het verwezenlijken van hun goede voornemens om meer te bewegen!

Auteur

Dr. Louise Poppe werkt binnen de onderzoeksgroep ‘Gezondheidsbevordering’ van de Vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg (UGent). Mijn Actieplan kwam tot stand in samenwerking met Prof. De Bourdeaudhuij, Prof. Crombez en Prof. Verloigne.

 

KAA Gent en het belang van het collectief.

Weg titel. Weg Champions League. KAA Gent beleeft momenteel niet zijn beste weken. Pech blijft bovendien de club achtervolgen: Kums zijn seizoen zit er mogelijks op en het is dus niet onwaarschijnlijk dat KAA Gent zonder zijn sterspeler voor plaats drie zal moeten strijden. Vanuit de wetenschap kunnen we echter een gouden tip geven aan KAA Gent: voetbal als een collectief – met een ploeg die niet afhankelijk is van vedette(s).

Continue Reading

 

Talent (bij de Rode Duivels): trop is teveel!

In de aanloop naar de Wereldbeker Voetbal spatte de lof voor onze Rode Duivels van onze krantenpagina’s. We hadden nog nooit eerder een ploeg met zoveel talent! Een kwartfinale was een certitude, en zelfs een bescheiden Romelu Lukaku nam voorzichtig het woord ‘wereldkampioen’ in de mond. Hij schrok zelf een beetje, maar zei het wel.

Maar klopt de onderliggende redenering wel? Leidt talent tot succes in het voetbal, en daarbuiten? Het antwoord verrast: teveel talent kan ook nadelig zijn voor de prestatie van een team. Dat toonde een recent onderzoek van Roderick Swaab en collega’s in het vakblad Psychological Science.

Swaab en collega’s analyseerden een massa data. Ze begonnen in het voetbal en analyseerde de resultaten van 209 landen tijdens de kwalificatiecampagnes voor het WK 2010 én 2014. Ze telden voor elk land hoeveel getalenteerde topspelers in de ploeg stonden. Ze deden dit aan de hand van de Deloitte Football Money League ranking van clubs, en berekenden per land het percentage spelers  dat voor één van deze eliteclubs (Manchester United, Barcelona, AC Milaan, …) speelde. Vervolgens berekenden ze de prestatie van het team door gebruik te maken van de officiële FIFA ranking, die per match een aantal punten verdeelt op basis van het resultaat, de sterkte van de tegenstander, het belang van de match, de regio, etc.  Het resultaat ziet u hieronder:

Naarmate het percentage topspelers stijgt, deed het team het ook beter. Maar enkel tot op zeker hoogte. Voor teams met meer dan 70% topspelers begon de prestatie weer te dalen! Talent loont, maar trop is teveel!

In een tweede studie gingen Swaab en collega’s op zoek naar het mechanisme achter dit effect. Ze veronderstelden dat teveel topspelers in het team nadelig was voor de coördinatie, of samenspel, binnen het team. Dit keer gingen ze aan de slag met data uit de Amerikaanse basketcompetitie, de NBA. Ze analyseerde de prestaties van 30 NBA teams tijdens de laatste 10 seizoenen. Voor elk van de spelers van deze teams is een EWA (Estimated Wins Added) score beschikbare: een maat die uitdrukt hoeveel extra overwinningen een speler oplevert ten opzichte van een gemiddelde speler. En dus een maat voor goed een speler is. Ze beschouwden een speler als topspeler als die zich bij de hoogste 33% EWA scores bevond. Ze berekenden opnieuw het percentage topspelers bij elke club, en berekenden de samenhang met het percentage gewonnen matches.

Hetzelfde effect! Meer talent leidde tot betere prestaties, maar voor clubs met meer dan 50% topspelers daalden de prestaties. Het ideale aantal topspelers was dus kleiner dan voor voetbal.  Dit keer testten Swaab en collega’s ook of dit inderdaad te maken had met het samenspel binnen het team. Ze berekend voor elke club hoeveel assists er waren, hoeveel uitgespeelde rebounds, hoe goed kansen uitgespeeld werden vooraleer een doelpoging te wagen (field-goal percentage). Het effect van het percentage topspelers bleek inderdaad via deze weg te verlopen: teveel topspelers leidde tot slechter samenspel, en dus tot slechtere resultaten.

In een laatste studie toonde Swaab vervolgens aan dat dit teveel-talent-effect verdwijnt voor sporten waarin samenspel minder belangrijk is, en sporters eerder individueel presteren: baseball. Data van 30 clubs uit de laatste 10 seizoenen van het Major League Baseball werden geanalyseerd, en opnieuw werd voor elke club het aantal topspelers berekend door selectie van de beste 33% WAR (Wins Above Replacement) scores, een individuele maat gelijkaardig aan de EWA uit het basketbal.  Dit werd vervolgens gerelateerd aan het aantal gewonnen matches.

Dit keer bleef de prestatie van het team stijgen naarmate het aantal topspelers toenam, zonder maximum. Wanneer samenspel dus niet belangrijk is kan met niet tevéél talent hebben.

Conclusie

Toppprestaties vereisen toptalenten, maar afhankelijk van de aard van sport, en de mate waarin samenspel belangrijk is, kan er ook tevéél talent zijn.

Een ploeg heeft diversiteit nodig en 11 keer Lionel Messi, Christiano Ronaldo of Eden Hazard is geen goed idee. Misschien is dat wel de reden waarom het Oranje Nederlandse voetbalelftal het voorlopig beter doet dan onze Rode Duivels: ze hebben gewoon minder talent!

 

Na het ontslag van een trainer komt het schokeffect… of toch niet?

Nu ook John Van den Brom de laan werd uitgestuurd, is de Jupiler Pro League aan zijn achtste trainerswissel toe. Niet uitzonderlijk, zo kopte sporza.be deze week nog, elk seizoen worden immers zo een 5 tot 11 trainers bedankt voor hun diensten en krijgen evenveel trainers de voor hen dankbare opdracht om de ontspoorde ploeg terug op de rails te zetten. Deze ingreep moet zorgen voor het in de media vaak geschreven en gehoorde ‘schokeffect’: de trainerswissel moet en zal het tij tijdig doen keren. Maar zorgt het ontslag van een trainer daadwerkelijk voor een schokeffect?

Theorieën over trainerswissel

In de wetenschappelijke literatuur kan men enkele theorieën terugvinden over ‘managerial turnover’. Volgens de ‘common sense’ theorie is de trainer verantwoordelijk voor de matige prestaties  van zijn team.  Het aanstellen van een nieuwe trainer zal er toe leiden dat foute keuzes en verkeerde tactieken geidentificeerd en hersteld worden door de nieuw aangestelde trainer. Deze  aanpak zal de club er bovenop helpen met onmiddellijk resultaat. De ‘vicious circle’ theorie stelt dat een slecht presterend team een trainerswissel uitlokt. Het ontslaan van de trainer ontwricht het team echter verder en de gehoopte positieve resultaten blijven uit. Ten slotte is er de theorie van ‘ritual scapegoating’. Volgens deze theorie hangt de prestatie van een team in grote mate af van de kwaliteit van de spelers. Een nieuwe trainer die met dezelfde kern moet werken, zal dus niet voor het verschil kunnen zorgen. De trainer wordt opgeofferd om tegemoet te komen aan de verlangens van supporters, directie, media of sponsors.

Trainerswissels in de Premier en Football League

Audas, Dobson en Goddard analyseerden in 2002 gegevens van alle Premier en Football League (de Engelse eerste klasse tot en met de vierde klasse) wedstrijden over 28 seizoenen, lopende van 1972 tot 2000. In hun analyse hielden ze naast een trainerswissel ook rekening met mogelijke covariaten of factoren die een impact kunnen hebben op de resultaten: speelt het team een thuiswedstrijd of speelt het op verplaatsing, wat is het belang van de wedstrijd (bv. kan de club promoveren/degraderen), zit het team nog in de FA cup of niet*, wat is de gemiddelde winratio van het team/tegenstander over een langere periode, enz. De onderzoekers vonden evidentie voor de vicieuze cirkel theorie: gemiddeld presteren teams na het ontslag van hun trainer zwakker voor de resterende matchen van het seizoen. Waar de geschatte kans – over alle andere factoren gemiddeld – nog 46% was om thuis te winnen, daalt deze kans naar 43% – niet veel, wel significant. Na enkele matchen herstelt dit effect zich en wordt de kans op een thuisoverwinning gelijk aan de overwinningskans van andere teams die geen trainerswissel doorvoerden.

*Het ‘antwoord’ van een team na een bekeruitschakeling blijkt gemiddeld genomen een negatief antwoord: ook hier daalt de verwachte overwinningskans.

Trainerswissels in de Eredivisie

Bruinshoofd en ter Weel rapporteerden in 2003 de resultaten van een studie over het effect van trainerswissels in de Nederlandse Eredivisie tussen 1988 en 2000. Deze onderzoekers onderzochten het effect door de prestaties van het team over vier matchen voor de wissel te vergelijken met de prestaties in evenveel matchen na de wissel. Daarnaast vergeleken ze de geobserveerde effecten met ploegen die zich in een gelijkaardige situatie bevonden, maar besloten hun trainer niet te ontslaan (de controleconditie). Resultaten wijzen erop dat een trainerswissel wel een effect heeft en het team gemiddeld iets beter presteert na de wissel. Echter, dit effect blijkt niet veroorzaakt te worden door de trainerswissel: een gelijkaardig effect vonden ze terug in de controleconditie. Sterker, voor clubs die het vertrouwen hielden in hun trainer, was de prestatie beter dan ploegen met een nieuwe trainer.

Trainerswissels in de Primera Division

Een derde onderzoek nuanceert de negatieve effecten van een trainerswissel. de Dios Tena en Forrest onderzochten de impact van trainerswissels in de Spaanse competitie en dat over drie seizoenen (van 2002 tot 2005). Hoewel vorig onderzoek evidentie vond voor de vicieuze cirkel theorie, blijkt er in deze studie eerder evidentie te zijn voor de zondebok theorie. Ondanks dat de resultaten in uitwedstrijden niet verbeteren, presteert het team met een andere trainer gemiddeld genomen iets beter voor thuiswedstrijden. Maar ook hier is de conclusie dat het effect van een nieuwe trainer op de prestatie eerder beperkt is. De auteurs stellen de hypothese voorop dat het vooral de supporters zijn die voor de ommekeer zorgen: doordat een ploeg maatregelen genomen heeft na een slechte periode, zullen supporters met meer enthousiasme hun team steunen – als deze achter de beslissing van het bestuur staan.

Conclusie

Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het gehoopte schokeffect van een trainerswissel eerder mythe dan feit is. Gemiddeld genomen zullen de winstkansen na een trainerswissel niet toenemen.

Het ontslaan van de trainer blijft dan ook een ‘gok’: soms win je, soms verlies je, en soms speel je gelijk.

Luisteren naar de supporters kan alleszins helpen om de neerwaartse spiraal te doorbreken. Het was alvast een terechte keuze van nieuwbakken coach Riga om de supporters van Charlton uitgebreid te bedanken voor het behalen van zijn eerste punt.

Referenties

  • Audas, R. Dobson, S. & Goddard, J. (2002). The impact of managerial change on team performance in professional sports. Journal of Economics and Business, 54, 633-650.
  • Bruinshoofd, A., & ter Weel B. (2003). Manager to go? Performance dips reconsidered with evidence from Dutch football. European Journal of Operational Research, 148, 233-246.
  • de Dios Tena, J., & Forrest, D. (2007). Within-season dismissal of football coaches: Statistical analysis of causes and consequences.  European Journal of Operational Research, 181, 362-373.

Auteur: Maarten De Schryver

Maarten De Schryver, bedrijfspsycholoog van opleiding, is wetenschappelijk medewerker bij hetLearning and Implicit Processes Lab van de Universiteit Gent. Daarnaast geeft hij als consultant methodologisch en data-analytisch advies aan zowel profit als non-profit organisaties. Als vrijwilliger geeft hij statistische ondersteuning voor het Centre for Children in Vulnerable Situations.

 

De psychologie bij het nemen van een penalty

In een voetbalmatch is een penalty de ultieme kans om een goal te scoren. Eender welke speler van het team mag vanaf 11 meter zijn kans wagen en hoeft enkel de keeper te passeren. Diezelfde speler heeft al van veel moeilijker posities kunnen scoren en zo’n penalty kan dus geen al te grote uitdaging zijn… in theorie. In de praktijk zien we dat een penalty scoren toch geen vanzelfsprekendheid is, zelfs al ben je regerend landskampioen. Supporters hebben hier vaak weinig begrip voor. Wetenschappers hebben een verklaring gezocht voor dit fenomeen.

Psychologie

Zij stelden vast dat er een aantal factoren meespelen bij het nemen van een penalty: geluk (bijvoorbeeld de keeper die naar de verkeerde hoek duikt), conditie (bijvoorbeeld hoe goed de geleverde inspanningen verteerd zijn door de speler), vaardigheden en ervaring (bijvoorbeeld een goeie traptechniek hebben) en de psychologische factoren (bijvoorbeeld stressbestendig zijn). Het zal je misschien niet verbazen dat de psychologische factoren de grootste invloed hebben.

Wanneer we kijken naar alle penalties die genomen zijn in de wereldbeker, de Europese kampioenschappen en de Copa America tussen 1976 en 2004, zien we duidelijk dat er meer penalties gemist worden naar het einde van het kampioenschap toe dan in het begin, wanneer er meer op het spel staat. Ook in het algemeen legt een wereldkampioenschap meer druk op de spelers dan in hun nationale competitie: gemiddeld 71% van de penalties wordt gescoord tegenover 85%. Waarom speelt de stress nu zo’n grote rol?

Stress

Het is niet zo dat een mens bij definitie slecht presteert onder druk. In tegendeel, er is een stabiele relatie gevonden tussen prestatie (zowel fysiek als mentaal) en arousal die de vorm van een omgekeerde U aanneemt: bij een ‘gemiddelde arousal’ wordt onze prestatie zelfs naar een hoger niveau getilt. Arousal kan geïnterpreteerd worden als de energie die je krijgt door bijvoorbeeld een deadline. Je kan een bepaald niveau van stress omzetten in positieve energie die een boost geeft aan je prestatie. Wanneer de druk en de arousal te groot worden, klappen we dicht, gaan we vermijdingsgedrag vertonen of geven we op. Het spreekt voor zich dat de prestatie daaronder zal lijden. Onderstaande figuur illustreert dit fenomeen.

Waarom tast een teveel aan stress waarschijnlijk onze prestatie aan? Enerzijds weten we dat spanning een effect heeft op lichaam en geest. We kunnen ons niet zo goed concentreren als we zouden willen en stress kan verlammend werken. Dit zijn twee zaken die voor een penaltynemer fataal zijn. Anderzijds zorgt stress ervoor dat we ons oncomfortabel voelen in een situatie en dat we die liefst zo snel mogelijk willen beëindigen. Op WK’s, EK’s en Champions Leagues van de voorbije jaren zagen we dat hoe sneller een speler naar de bal toeloopt na het fluitsignaal van de scheidsrechter, hoe groter zijn kans op falen was. Spelers die in minder dan 200 miliseconden reageerden, scoorden slechts in 57% van de gevallen. Bij spelers die meer dan 1 seconde de tijd namen, raakt de bal in 80% van de gevallen de netten. Naast de hoger omschreven effecten van stress, heeft het hier dus nog een bijkomende invloed: hoe belangrijker de penalty, hoe meer spanning op de schouders van de speler rust, hoe groter zijn onbehaaglijk gevoel zal zijn en hoe groter dus ook de impuls om de penalty zo snel mogelijk te zetten om er vanaf te zijn.

Je aandacht richten op wat je wil bereiken

Dus, louter wat meer tijd nemen is het geheim voor een goeie penalty? Niet echt. Het is niet puur het verstrijken van tijd dat het positieve effect lijkt te hebben. We zien namelijk ook dat het nadelig is wanneer de scheidsrechter de reden is voor uitstel van het trappen en niet de speler – zelfs als de totale vertreken tijd even lang is. Het causale verband ligt vermoedelijk andersom: meer tijd zorgt niet voor een betere penalty, een betere penalty zetten vereist waarschijnlijk iets meer tijd.

Onderzoekers vonden dat er meer kans is op een penaltygoal als de speler even bewust focust op de plaats in de goal waar hij de bal wil schieten. Logisch, zegt u? In tegendeel: in de praktijk kijken spelers naar de bal of, vaker, naar de keeper. Dit zorgt ervoor dat je je acties ook onbewust naar de keeper zal richten, en niet naar de vrije ruimte in de goal. Daarom geeft men bijvoorbeeld bij slip- en rijvaardigheidscursussen ook de raad altijd te fixeren op het punt waar je auto moet belanden, en niet op de boom of het ongeval voor je. Eenvoudig gezegd registreren hersenen geen negatieve informatie, “Niet tegen de boom rijden!”, “Het ongeval ontwijken!”, “Naast de keeper schieten!” wordt motorisch vertaald naar “Boom!” “Ongeval!” en “Keeper!”. Deze reflex is des te aanwezig in een stresserende situatie. Er zijn natuurlijk spelers die dermate stressbestendig zijn dat ze boven deze automatismen staan. Eden Hazard kijkt quasi altijd naar de keeper om de bal vervolgens in de andere hoek te plaatsen, zelfs bij een beslissende penalty in de 95ste minuut zoals dit weekend. Voor de mindere goden onder ons kan het fixatietruckje een goeie houvast zijn om de stress niet de bovenhand te laten nemen.

Het lijkt de speler voorts een gevoel van controle te geven wanneer hij zich voorstelt waar hij de bal zal plaatsen en daar zijn aandacht naartoe laat gaan. De bal er ook effectief trappen voelt minder aan als een uitdaging, in zijn hoofd is de goal al zo goed als gemaakt.

Conclusie

Hoewel penalties tot op bepaalde hoogte een loterij zijn, is erop trainen geen verloren moeite. Het simpele fixatietrukje kan al een impact hebben op de kansen van een speler die een penalty neemt. Ook durven trainers al eens het argument gebruiken dat de stress in de match niet kan nagebootst worden op training. Je kan daarom overwegen op penalties te trainen voor een zo groot mogelijk publiek of om de resultaten van penalty shoot-outs op training achteraf te communiceren.

Referenties

  • Jordet, G., Hartman, E., Visscher, C. & Lemmink, K.A.P.M. (2007). Kicks from the penalty maker in soccer: the role of stress, skill and fatiguefor kick outcomes. Journal of Sport Sciences, 25, 121-129.
  • Wood, G., & Wilson, M. R. (2012). Quiet-Eye training, perceived control and performing under pressure. Psychology of Sport and Exercise.
  • Hartman, J., G. & Sigmunstad, E. (2009). Temporal links to performing under pressure in international socces penalty shootouts. Psychology of Sport and Exercise.

Auteur: Karen De Visch

Karen De Visch is bedrijfspsychologe en werkt als researcher in ondernemerschap aan de Vlerick Business School. Op twitter vind je haar als @DeVisKar en ze is ook de drijvende kracht achter de @GAPugent tweets.

 

Rood, de kleur van succes?

Ik heb drie simpele vragen voor u. Welke kleur hebben de wanden in uw kantoor? Welke kleur heeft de mok waaruit u dagelijks uw thee of koffie drinkt? Wat is de kleur van de kleding die u vandaag draagt? Uw antwoord op deze vragen lijkt misschien triviaal, maar recent onderzoek naar de effecten van kleur suggereren dat u de volgende keer wel twee keer nadenkt over de inrichting van uw kantoor, de keuze van uw mok, of uw kledingkeuze voor op het werk…

Uit onderzoek blijkt dat kleur invloed heeft op prestaties. Vooral de kleur rood speelt hierbij een centrale rol. Verschillende onderzoeken hebben inmiddels aangetoond dat als mensen een goede prestatie neer moeten zetten, zoals bij een wedstrijd of een belangrijke test, de kleur rood tot slechtere prestaties leidt dan andere kleuren, zoals blauw, grijs en groen. De verminderde prestaties door blootstelling aan de kleur rood gaan op voor verschillende domeinen. Zo presteerden onderzoeksdeelnemers die een belangrijke intelligentietest moesten maken slechter als het voorblad van de test rood was, in plaats van grijs of blauw. Zelfs wanneer mensen alleen worden blootgesteld aan het woord “rood” gaan ze slechter presteren op kennistesten.

Het verschil tussen winst of verlies

De effecten van rood op prestaties gaan ook op voor sport. Het is al langer bekend dat voetbalteams in de hoogste divisies van het Engelse voetbal in uitwedstrijden vaker verliezen van teams die rode shirts dragen dan van teams met een ander kleur shirtje. Ook in vechtsporten is gevonden dat het niet loont om tegen een tegenstander in het rood te spelen. Vechtsporters verloren vaker wanneer hun tegenstanders een rood tenue droegen dan wanneer deze in een blauw tenue aantrad. Dus binnen sport maakt het een aanzienlijk verschil of de tegenstander de kleur rood draagt – het kan bepalend zijn voor het verschil tussen winst en verlies. Bij een penalty shoot-out in de finale van de Champion’s league, zou ik wel weten welk kleur shirtje ik als keeper zou dragen…

Alarmerende effecten van rood

Als verklaring voor deze bevindingen geven onderzoekers dat de kleur rood alarmerend werkt en hierdoor een verstorend effect heeft op de verwerking van informatie. De alarmerende betekenis van rood komt voor een deel door hoe de kleur rood wordt ingezet in onze omgeving. We gebruiken een rode pen om fouten te markeren, een rood stoplicht gebiedt ons om te stoppen en de brandweer rukt uit voor brand in rode wagens.

Tegelijkertijd lijkt de alarmerende functie van rood ook evolutionair verankerd. De gezichtskleur van dominante apen kleurt rood op om zo de andere apen in een onderdanige positie te dwingen. Een bepaald soort vinken waarvan de borstveren rood waren geverfd hadden een groter territorium dan hun soortgenoten met een oranje of bruin geverfde borst. En ook bij mensen zien we dit terug. Deelnemers aan een pokeronderzoek gaven aan dat ze hun tegenstander in een pokerspel meer intimiderend vonden wanneer de tegenstander rode fiches inzette dan wanneer deze witte of blauwe fiches inzette – het opmerkelijke gevolg was dat ze zich sneller terugtrokken uit het spel.

De situatie is bepalend: prestatie versus romantiek

Deze alarmerende en prestatie-verminderende effecten van rood lijken vooral op te gaan binnen een prestatiecontext, zoals een wedstrijd of een belangrijke test. Binnen een andere context heeft de kleur rood een opmerkelijke andere signaalfunctie: binnen een romantische context, als mensen worden beoordeeld op hun aantrekkelijkheid of potentieel als mogelijke partner, werkt immers rood aanlokkelijk. Zowel mannen als vrouwen die rood dragen worden door de andere sekse als aantrekkelijker beoordeeld.

Kleur verstandig

Deze bevindingen hebben mogelijk belangrijke implicaties voor de inrichting en markering van kantoren, klaslokalen en websites. Neem bijvoorbeeld een school waarvan de verschillende lokalen met kleuren worden aangeduid. Hoewel de kleuren nadrukkelijk bedoeld zijn als markeerpunt, zou een onbedoeld neveneffect kunnen zijn dat deze kleuren invloed hebben op het reproduceren van kennis en op de prestatie op toetsen – uiteraard zal de mate waarin een leerling geleerd heeft voor de toets veel belangrijker zijn voor het eindcijfer, maar de kleur kan misschien wel net voor het verschil tussen een onvoldoende of voldoende zorgen. Zelf gebruik ik in mijn onderwijs en bij presentaties alleen nog maar de kleur groen om mijn publiek niet af te schrikken. Groen, ook een interessante kleur. Misschien voor een volgende keer…

Referenties

  • Elliot, A.J., Maier, M.A., Moller, A.C., Friedman, R., & Meinhardt, J. (2007). Color and psychological functioning: The effect of red on performance attainment. Journal of Experimental Psychology: General, 136, 154-168.
  • Lichtenfeld, S., Maier, M.A., Elliot, A.J., & Reinhard, P. (2009). The semantic red effect: Processing the word red undermines intellectual performance. Journal of Experimental Social Psychology, 45, 1273-1276.
  • Maier, M.A., Elliot, A.J., & Lichtenfeld, S. (2008). Mediation on the negative effect of red on intellectual performance. Personality and Social Psychology Bulletin, 34, 1530-1540.
  • Mehta, R., & Zhu, R. (2009). Blue or red? Exploring the effect of color on cognitive task performances. Science, 323, 1226–1229.
  • Attrill, M.J., Gresty, K.A., Hill, R.A., & Barton, R.A. (2008). Red shirt colour is associated with long-term team success in English football. Journal of Sports Sciences, 26, 577-582.
  • Hill, R.A., & Barton, R.A. (2005). Red enhances human performance in contests. Nature, 435, 293.
  • Setchell, J., & Wickings, J. (2005). Dominance, status signals and coloration in male mandrills (Mandrillus sphinx). Ethology, 211, 25-50.
  • Pryke, S.R., Andersson, S., Lawes, M.J., & Piper, S.E. (2002). Carotenoid status signaling in captive and wild red-collared widowbirds: Independent effects of badge size and color. Behavioral Ecology, 13, 622-631.
  • Ten Velden, F.S., Baas, M., Shalvi, S., Preenen, P.T.Y., & De Dreu, C.K.W. (2012). In competitive interaction displays of red increase actors’ competitive approach and perceivers’ withdrawal. Journal of Experimental Social Psychology, 48, 1205–1208.
  • Elliot, A.J., Payen, V., Brisswalter, J., Cury, F., & Thayer, J.F. (2011). A subtle threat cue, heart rate variability, and cognitive performance. Psychophysiology, 48, 1340–1345.
  • Gnambs, T., Appel, M., & Batinic, B. (2010). Color red in web-based knowledge testing. Computers in Human Behavior, 26, 1625–1631.
  • Elliot, A.J., Niesta Kayser, D., Greitemeyer, T., Lichtenfeld, S., Gramzow, R.H., Maier, M.A., & Liu, H. (2010). Red, rank, and romance in women viewing men. Journal of Experimental Psychology: General, 139, 399-417.
  • Elliot, A.J., & Niesta, D. (2008). Romantic red: Red enhances men’s attraction to women. Journal of Personality and Social Psychology, 95, 1150-1164.

Auteur: Matthijs Baas

dr. Matthijs Baas is verbonden aan het Departement Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Universiteit van Amsterdam. Hij geeft les over creativiteit en innovatie in organisaties, en over onderzoeksmethoden in de bedrijfspsychologie. Zijn voornaamste onderzoeksinteresses betreffen de rol die stemmingen en motivatie spelen in creativiteit en hoe mensen in moeilijke omstandigheden toch tot creatieve ideeën kunnen komen.

 

Sportpsychologie

Vanavond in Gent wordt de prijs Story Scientia/Academia Press Psycholoog van het Jaar 2013 uitgereikt aan Jef Brouwers voor zijn verdiensten op vlak van mental coaching en sportpsychologie. Huiscartoonist Maarten zag zijn kans om een cartoon te maken over de moeilijkheden van sportpsychologie.

Auteur: Maarten Van Praet

Maarten Van Praet is bedrijfspsycholoog en huiscartoonist van Mensenkennis.be. Hij werkt momenteel als analyst & marketing consultant bij Synthetron.

 

 

De kracht van sportpsychologie

Tien gemiste strafschoppen. Het penaltyprobleem bij landskampioen Anderlecht doet vragen rijzen bij zowel supporters als journalisten, en sommige psychologen. Want elke speler die zo’n penalty moet trappen, weet technisch hoe dat moet. In topsport zijn er immers geen geheimen meer op tactisch, fysisch of technisch vlak. Video-analyses en labo’s die fysiologische metingen uitvoeren, elke professionele club of topsporter doet er aan mee. Het schoentje moet dus elders knellen: mentaal. En toch heeft niet elke club een psycholoog in zijn staf. Eigenaardig dat sportpsychologie niet meer ingeburgerd is bij sportclubs, zeker als je weet dat de sportpsycholoog er misschien voor kan zorgen dat je die paar procenten beter bent dan de tegenstander.

Van therapeutische begeleiding bij problemen…

In de beginjaren van de sportpsychologie werd de hulp van sportpsychologen vooral ingeroepen wanneer er zich ‘problemen’ voordeden. Denk maar aan de gevierde wielrenner die plots geen koers meer wint, een stervoetballer die een penalty mist of de onenigheid binnen een groep na opeenvolgend verlies. Sportpsychologische ondersteuning wekt op dat moment vaak het meest weerstand op bij atleten, want ze lijken een probleem te hebben – mentaal dan nog. Helaas is dit het idee dat nog bij veel clubs en topsporters leeft vandaag: een sportpsycholoog komt enkel om ‘problemen’ op te lossen, en die worden niet graag toegegeven. Bovendien is dat psychologisch gedoe vaak niet tastbaar zoals de fysiologische metingen in het labo, wat het scepticisme alleen maar vergroot.

Naar een focus op prestatieverbetering

Dankzij de opgang van de positieve psychologie zagen we ook een tweede trend: inzetten op prestatieverbetering. Onder invloed van onder andere de zelfdeterminatietheorie en self-efficacy theory werden sporters en hun coaches gestimuleerd om te focussen op de positieve aspecten van hun prestatie en die verder te verbeteren. Het is deze weg die sportpsychologen vandaag nog steeds het meest bewandelen: hoe kunnen we een sporter die goed presteert nóg beter maken? Psychologische begeleiding is met andere woorden ook waardevol bij topsporters en clubs die goed presteren, maar nog beter willen worden. Want net die competitiviteit typeert elke sporter: beter worden op fysisch, technisch, tactisch én psychologisch vlak.

Sportpsychologie tastbaar maken

Academici zijn er de laatste jaren verder in geslaagd om sportpsychologie tastbaarder te maken, waardoor sportpsychologen wetenschappelijk onderbouwde interventies kunnen doen. Meer en meer onderzoek in de cognitieve psychologie wijst erop dat sporters hun prestatie kunnen beïnvloeden door meer controle uit te oefenen op hun mentale processen. Zo werd in verschillende studies aangetoond dat herhaaldelijke visualisatie (mental imagery), waarbij de sporter zich een vaardigheid of prestatie inbeeldt, een gunstig effect kan hebben op zijn of haar prestatie. Heel wat sportpsychologen helpen sporters bij deze technieken, en in de praktijk werpt het vaak vruchten af voor het verbeteren van vaardigheden of overwinnen van faalangst.

Conclusie

Kortom, zowel wetenschappelijk als in de praktijk is er een lange weg afgelegd, waarbij er een shift is geweest van probleemdenken naar prestatieverbetering. Hierdoor is ook de weerstand tegenover het domein afgezwakt. Heel wat clubs en sporters werken daarom al samen met sportpsychologen. Niet onterecht, want zowel in wetenschappelijke studies als in de praktijk merken we dat prestaties van sporters kunnen verbeteren door psychologische interventies. Hopelijk zet de trend zich verder, want het wordt tijd dat de sportpsychologie nog meer in de schijnwerpers wordt gezet. De spelers en staf van Anderlecht kunnen er nog iets van opsteken.

Psycholoog van het jaar

Op dinsdag 23 april 2013 reiken de Gentse Alumni Psychologie (GAP) voor de vierde keer de prijs Story-Scientia Psycholoog van het jaar uit. Met deze onderscheiding wil GAP jaarlijks de verdiensten van een Belgische psycholoog erkennen. Een jury van ervaren psychologen uit de academische wereld en de praktijk koos op basis van een shortlist uiteindelijk voor Jef Brouwers als Psycholoog van het Jaar 2013, omwille van zijn verdiensten op vlak van coaching en begeleiding (o.a. van sporters).

Referenties

  • Aoyagi, M. W., Portenga, S. T., Poczwardowski, A., Cohen, A. B., & Statler, T. (2012). Reflections and directions: The profession of sport psychology past, present, and future. Professional Psychology: Research and Practice, 43, 32-38.
  • MacIntyre, T. (2012). What have the Romans ever done for us? The contribution of sport and exercise psychology to mainstream psychology. The Psychologist, 25 (7), 2-3.
  • Singer, R. N. and Anshel, M. H. (2008). An Overview of Interventions in Sport. In J. Dosil (Ed.), The Sport Psychologist’s Handbook: A Guide for Sport-Specific Performance Enhancement (pp. 64 – 88). John Wiley & Sons Ltd, Chichester, UK.

Auteur: Elias Corneillie

Elias Corneillie is assistent en doctoraatsstudent aan de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids-, en Organisatiepsychologie van de Universiteit Gent. Zijn onderzoek focust op de automatische analyse van non-verbaal gedrag tijdens onderhandelingen en sollicitatiegesprekken.