Browse Category: Relaties

Samen sterk tegen radicalisering: Hoe verbondenheid het verschil kan maken

Eerder dit jaar (juni 2025) waarschuwde OCAD – het Belgische orgaan voor dreigingsanalyse – dat minderjarigen steeds sneller radicaliseren, vooral via online propaganda [1]. Waarom zijn jongeren zo kwetsbaar voor extreem gedachtegoed? Een belangrijke reden blijkt een gebrek aan verbondenheid met anderen te zijn [2]. In ons onderzoek toonden we aan dat zo’n tekort aan verbondenheid samenhangt met meer agressie. Dit creëert een kwetsbare situatie waarin extremistische groepen kunnen inspelen op geïsoleerde en gefrustreerde mensen door hen een hechte gemeenschap te beloven én een manier te bieden om hun agressie te uiten.

Een tekort aan diepe connecties, intimiteit en verbondenheid heeft een grote invloed op het psychologisch welzijn [3]. Zulke tekorten komen vaak voor bij mensen die toetreden tot extremistische groepen [2]. Denk bijvoorbeeld aan de extreemrechtse groepering Proud Boys, waar mannen aangeven eindelijk broederschap te vinden [4], of aan Al Qaida, waarvan de leden vaak migranten zijn die zich niet verbonden voelden met hun gastland en daarom bij een fundamentalistische groep terechtkwamen [2].

In ons onderzoek wilden we nagaan hoe het verband tussen een gebrek aan verbondenheid en extremisme precies werkt. We bevroegen 734 mensen via een vragenlijst. Onze resultaten toonden dat personen met weinig diepe connecties ook vaker agressieve impulsen hadden. Ze gaven aan dat ze in het dagelijks leven sneller agressief reageren, bijvoorbeeld door fysiek geweld te gebruiken bij provocatie. Dit bevestigde een algemeen principe: een gebrek aan verbondenheid kan leiden tot meer agressie [3]. En die verhoogde agressie? Die hing op haar beurt samen met een sterker geloof in extreme ideeën, zoals het idee dat andersdenkenden hun rechten moeten verliezen. Bovendien geloofden mensen met meer agressie vaker dat enkel geweld en illegale acties echte maatschappelijke verandering kunnen brengen.

Deze bevindingen ondersteunen onze hypothese dat een gebrek aan verbondenheid samengaat met meer agressie – twee kernfactoren waarop extremistische groepen kunnen inspelen. Toekomstig onderzoek kan nagaan hoe deze kettingreactie precies werkt, bijvoorbeeld door mensen over langere tijd te volgen en te bekijken of veranderingen in verbondenheid leiden tot veranderingen in agressie en extreem gedachtegoed.

Individuele verschillen

Gelukkig zet niet iedereen met een tekort aan verbondenheid zijn agressie om in extreme ideeën of geweld. Onze resultaten tonen dat er grote individuele verschillen zijn. Mensen die meer zwart-wit denken en geloven in simpele oplossingen voor complexe problemen, gaan sneller akkoord met het idee dat geweld de enige manier is om echte verandering te bereiken. Omgekeerd uiten empathische mensen hun frustratie en agressie minder in extreme ideeën of geweld. Sommige persoonlijkheidskenmerken beschermen dus tegen extremisme, terwijl andere het risico verhogen.

Deradicalisering

Verbondenheid is dus een cruciaal element in radicalisering, maar ook in deradicalisering. Personen die een sterke verbondenheid ervoeren, vertoonden minder agressieve neigingen en waren minder akkoord met extreme ideeën en gewelddadige oplossingen. Dit toont aan hoe belangrijk het is om verbondenheid te bevorderen als middel voor preventie en interventie.

Verschillende deradicaliseringsprogramma’s focussen al op het (her)opbouwen van het sociale netwerk van het individu. Zo betrekt het programma in Saudi-Arabië tijdens de opname de familie, om die band te herstellen. Na vrijlating blijft de familie betrokken, omdat ze de verantwoordelijkheid krijgen over het individu [5]. Op gelijkaardige wijze worden families betrokken in programma’s in Irak, Singapore en Sri Lanka [6, 7, 8]. Al deze programma’s tonen bij deelnemers een laag risico op terugval.

Ons onderzoek benadrukt opnieuw het belang van een aanpak die de oorzaken van radicalisering aanpakt. En vooral: dat we niet mogen vergeten dat ieder mens op zoek is naar verbondenheid. Laten we als samenleving die verantwoordelijkheid opnemen en volop inzetten op verbinding, zodat jongeren die niet hoeven te zoeken bij extreme groeperingen.

Auteur
Milena Waterschoot is doctoraatsbursaal aan de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) van de Universiteit Gent. Haar onderzoekt focust op de relatie tussen uitsluiting en extremisme.
Het bovenstaande onderzoek is gepubliceerd in Motivation and Emotion onder de titel “From relatedness frustration to violent extremism: The mediating role of aggression”. Het artikel kan geraadpleegd worden via deze link.


Referenties
[1] https://vrtnws.be/p.93R3JAd1P
[2] Abrahms, M. (2008). What terrorists really want: Terrorist motives and counterterrorism strategy. International Security, 32(4), 78–105. https://doi.org/10.1162/isec.2008.32.4.78
[3] Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2017). Self-determination theory: Basic psychological needs in motivation, development, and wellness. The Guilford Press.
[4] Kutner, S. (2020). Swiping Right: the Allure of Hyper Masculinity and Cryptofascism for Men Who Join the Proud Boys. Terrorism And Counter-Terrorism Studies. https://doi.org/10.19165/2020.1.03
[5] Boucek, C. (2008). Counter-terrorism from within: Assessing Saudi Arabia’s religious rehabilitation and disengagement programme. RUSI Journal, 153(6), 60–65. https://doi.org/https://doi.org/10.1080/03071840802670106
[6] Angell, A., & Gunaratna, R. (2011). Terrorist rehabilitation: The US experience in Iraq. CRC Press.
[7] Gunaratna, R., & Hassan, M. F. B. M. (2011). Terrorist rehabilitation: The Singapore experience. In L. Rubin & J. J. Gunaratna (Eds.), Terrorist Rehabilitation and Counter-Radicalisation: New Approaches to Counter-terrorism (1st ed.). Taylor and Francis Inc. https://doi.org/10.4324/9780203830482
[8] Hettiarachchi, M. (2013). Sri Lanka’s rehabilitation program: A new frontier in counter terrorism and counter insurgency. PRISM, 4(2), 105–121.

 

Inclusieve scholen kunnen levens redden

Nieuw Europees onderzoek toont hoe onderwijs het verschil maakt voor LGBT+ jongeren

In een tijd waarin de rechten van LGBT+ personen in veel landen opnieuw onder druk staan, komt een grootschalige Europese studie met een duidelijke boodschap: scholen die actief inzetten op inclusie en positieve representatie van seksuele en genderdiversiteit dragen bij aan de mentale gezondheid van LGBT+ jongeren. En dat kan zelfs levens redden.

Minder depressie en suïcidaliteit dankzij inclusieve scholen

De studie, uitgevoerd bij bijna 18.000 LGBT+ jongeren uit 13 Europese landen – waaronder België – onderzocht hoe schoolpraktijken zoals inclusieve seksuele voorlichting, positieve representatie in de klas en ondersteunende leraren samenhangen met minder depressieve gevoelens, angst en suïcidale gedachten. Het resultaat is duidelijk: scholen die actief inzetten op inclusie zorgen voor minder mentale gezondheidsproblemen bij deze jongeren.

Minder stress, meer veiligheid

De onderzoekers baseerden zich op het bekende “Minority Stress Model” van Ilan Meyer dat stelt dat seksuele en genderminderheden extra psychologische stress ervaren door stigma en discriminatie. Dit kan zich uiten in drie vormen van stress:

  1. Externe stress – zoals pesten en uitsluiting.
  2. Verwachte stress – de voortdurende angst voor afwijzing of geweld.
  3. Geïnternaliseerd stigma – het overnemen van negatieve denkbeelden over jezelf.

Wat deze studie uniek maakt, is dat ze voor het eerst met data uit heel Europa kon aantonen dat inclusieve schoolpraktijken deze stressoren effectief verminderen. Ze maken scholen niet alleen fysiek maar ook psychologisch veiliger voor LGBT+ jongeren.

Wat werkt écht op school?

De studie identificeerde drie sleutelfactoren die het verschil maken:

  • Inclusieve seksuele opvoeding: Jongeren die leerden over verschillende seksuele oriëntaties en genderidentiteiten voelden zich minder gestigmatiseerd en rapporteerden minder mentale klachten.
  • Positieve representatie in de klas: Als LGBT+ personen zichtbaar waren in leerinhoud – bijvoorbeeld in geschiedenislessen of literatuur – én op een positieve manier, voelden jongeren zich meer gewaardeerd. Negatieve of zelfs neutrale representatie bleek juist schadelijk.
  • Ondersteunende leerkrachten: Leerkrachten die opkomen voor LGBT+ jongeren, ingrijpen bij pestgedrag en een veilige omgeving creëren, blijken cruciaal. Ze zorgen ervoor dat jongeren minder gepest worden en zich meer geaccepteerd voelen.

Niet neutraal, maar actief inclusief

Een opvallende conclusie van de studie is dat “neutraal” zijn als school – bijvoorbeeld door LGBT+ onderwerpen helemaal te vermijden – niet genoeg is. Jongeren die geen of neutrale informatie kregen, rapporteerden evengoed of zelfs meer mentale problemen dan jongeren in scholen met negatieve beeldvorming. Alleen een actief inclusieve aanpak werkt beschermend.

Urgente boodschap in een verontrustend klimaat

Deze bevindingen zijn niet zomaar een academische oefening. In veel Europese landen – ook binnen de EU – worden LGBT+ rechten beknot. Denk aan de Hongaarse “anti-LGBT-propagandawet” of anti-transwetten in delen van Italië en Polen. Ook in België en Nederland zien we toenemende meldingen van anti-LGBT+ geweld of pesterijen op school.

In dit klimaat is het belangrijker dan ooit dat scholen hun verantwoordelijkheid opnemen. De school is immers de plek waar jongeren een groot deel van hun tijd doorbrengen. Door in te zetten op inclusie kunnen scholen niet alleen sociale veiligheid bieden, maar ook letterlijk levens redden.

Wat kunnen scholen doen?

De studie wijst op concrete acties:

  • Integreer positieve en diverse beelden van LGBT+ personen in het lesmateriaal.
  • Zorg dat seksuele voorlichting expliciet ingaat op verschillende seksuele oriëntaties en genderidentiteiten.
  • Investeer in training voor leerkrachten om inclusieve en ondersteunende relaties op te bouwen met álle jongeren.
  • Grijp in bij pestgedrag en werk aan een schoolcultuur waar diversiteit als een meerwaarde wordt gezien.

Conclusie: onderwijs als hefboom voor gelijke kansen

Onderwijs kan een krachtig tegenwicht bieden aan de polarisering in de maatschappij. De boodschap van deze studie is helder: als scholen investeren in inclusie, verminderen ze niet alleen pesten en angst, maar bouwen ze actief mee aan het welzijn en de weerbaarheid van LGBT+ jongeren. In een Europa waar inclusie niet meer vanzelfsprekend is, toont deze studie dat we niet bij de pakken hoeven neer te zitten. Verandering begint in de klas. Dit is geen kwestie van ideologie, maar van volksgezondheid en mensenrechten.

Auteurs

Prof. Alexis Dewaele is verbonden aan de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent. Zijn expertise ligt op het snijvlak van seksuele gezondheid, mentale gezondheid en minderheidsstress bij LGBT+ personen. Hij coördineert het PSYNC-consortium ‘Samen-Werken voor Mentale Gezondheid’ en leidde meerdere studies over de impact van zichtbaarheid, copingstrategieën en discriminatie op het welzijn van seksuele minderheden.

Prof. Mieke Van Houtte is gewoon hoogleraar sociologie aan de Universiteit Gent. Haar onderzoek richt zich op de sociologie van onderwijs, met bijzondere aandacht voor hoe schoolstructuren en -culturen ongelijkheden reproduceren. Ze heeft uitgebreid gepubliceerd over de ervaringen van LGBT+ jongeren in het Vlaamse secundair onderwijs, waaronder hun gevoel van verbondenheid en schoolmotivatie. Haar werk benadrukt het belang van inclusieve schoolomgevingen voor het welzijn van seksuele minderheden.

Prof. Salvatore Ioverno is professor klinische psychologie aan de Roma Tre Universiteit in Italië. Zijn onderzoek richt zich op de mentale gezondheid van seksuele en genderminderheden, met een focus op de rol van inclusieve schoolpraktijken in Europa. Hij was hoofdonderzoeker van de grootschalige Europese studie die aantoonde dat positieve representatie van LGBT+ thema’s in de klas, inclusieve seksuele voorlichting en ondersteunende leraren bijdragen aan een betere mentale gezondheid van jongeren.

Referenties

Ioverno, S., Sherwood, S. H., Costa, S., Van Houtte, M., Dewaele, A., O’Higgins Norman, J., … & Russell, S. T. (2025). Linking inclusive school practices and mental health in sexual and gender minority youth in Europe. European child & adolescent psychiatry, 1-11.

Frost, D. M., & Meyer, I. H. (2023). Minority stress theory: Application, critique, and continued relevance. Current opinion in psychology, 51, 101579.

 

Vijf punten in acht te nemen bij hoog conflict na scheiding

Een kleine groep van ouders die uiteengaan geraken verzeild in akelige conflictsituaties die jarenlang aanslepen. Familierechters, jeugdrechters, advocaten, bemiddelaars, hulpverleners en therapeuten die ermee te maken krijgen, zitten vaak met de handen in het haar en kunnen onbedoeld de conflictspiralen aanzwengelen. Lieve Cottyn deelt in haar boek “Complexe scheiding” haar ervaringen als klinisch psycholoog en geeft advies om de vicieuze cirkel van conflict te doorbreken. Vijf cruciale tips kunnen hulpverleners, omstaanders en ouders helpen om zelf niets te doen dat conflict versterkt.

Ga niet mee in het beschuldigen van één ouder
Wederzijdse klachten tussen ouders met aantijgingen en verdachtmakingen zijn een typisch kenmerk van hoog conflict. Ze zijn vaak de brandstof die het conflict gaande houdt. Inhoudelijk meegaan met die klachten versterkt het conflictpatroon. Het ingewikkelde bij die beschuldigingscirkel is de verwarring die speelt tussen de ex-partnerpositie en de ouderpositie. Ouders die elkaar zwartmaken doen dat vooral vanuit gevoelens van pijn en woede ten opzichte van hun ex-partner. Zeker na ervaringen met huiselijk geweld is het bijzonder moeilijk om de angstcirkel te doorbreken en het onderscheid te maken tussen klachten die het gevolg zijn van zich als partner gekwetst te voelen of die met het ouderschap te maken hebben. Op zo’n ogenblik kan het helpen om te bedenken hoe het voor kinderen zou voelen wanneer ouders elkaar beschuldigen. Kinderen blijven immers verbonden met hun beide ouders en raken gekneld in een loyaliteitsconflict wanneer de ene ouder de andere zwart maakt. Elke gescheiden ouder staat voor de opdracht om woede en verlies te dragen en te verwerken tot iets nieuws. Te lang onaardig blijven praten over je ex leidt tot zelfhaat en ondermijnt het eigen ouderschap. Het neerleggen van klachten tegen de andere ouder en het voeren van rechtbankprocedures met strijdvaardige advocaten houden de ziekmakende beschuldigingsketen in stand.


Steun consequent en volhardend beide ouders
Bij hoog conflict is de zuigkracht en verleiding alom aanwezig om mee te gaan in de overtuiging dat er een goede en een slechte ouder is. Partijdigheid voor één ouder tegen de andere ouder verhindert het uittekenen van een weg om het conflict te overstijgen. Weerstand bieden tegen die verleiding gebeurt door consequent en volhardend beide ouders te respecteren. De wet op de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag biedt hier een kader. Die stelt immers dat ouders elkaars gezag, in titel én in uitoefening, ook na de scheiding dienen te respecteren. Een juridische ouder kan bijgevolg niet buitenspel gezet worden. Het conflict indammen gebeurt door het wantrouwen tussen ouders om te buigen naar het spreken over de wederzijdse rechten en plichten die een ouder en een kind ten opzichte van elkaar hebben. Ouders in conflict hebben nood aan iemand die de focus kan richten op de psychologische relatie die elke ouder blijft hebben met zijn of haar kinderen en op wat er in die relatie gebeurt.


Steun de moeilijke transitie van kerngezin naar twee aparte eenoudergezinnen
Het uit elkaar gaan met een kind is misschien een van de pijnlijkste kwesties in het leven. Er is in onze samenleving nog onvoldoende begrip voor de emotionele impact en moeilijkheidsgraad waarmee dat gepaard gaat. Na scheiding moeten ex-partners hun ouderschap herdenken van samen ouder zijn naar twee solo-ouders. De relatie ouder-kind wordt de nieuwe eenheid in het eenoudergezin. Vanaf nu gaat het over twee verschillende eenheden in twee verschillende huizen. De gevoelens en belevingen van ouders in chronisch conflict liggen zo ver uit elkaar dat overleg en communicatie tussen hen onmogelijk is. Na scheiding hebben deze ouders en kinderen nood aan steun om te leven voorbij het maatschappelijk ideaal van het kerngezin. Het leren aanvaarden van verschil en meerstemmigheid is belangrijk om elkaar los te laten en elk de transitie te maken naar een nieuw leven als solo ouder. Hulpverleners kunnen zich best richten op de praktijk en problemen van het alleenstaand ouderschap. Dit krijgt bij intense conflicten vaak onvoldoende aandacht. In plaats van bezig te blijven met de andere ouder dient een ouder energie te investeren in het creëren van een eigen nieuw netwerk dat steun kan bieden bij verdeling van de vele taken die op de schouders van een solo-ouder rusten.


Een goede regeling is onderhandelbaar en flexibel
In hoog conflictsituaties wordt de omgangs-en verblijfsregeling vaak uitbesteed aan een derde (advocaat, rechter, hulpverlener/therapeut). Hiermee wordt de regeling uit handen van ouders en kinderen genomen. Ze stellen zich onbuigzaam op omdat ze zich niet gehoord voelen. Door te vragen naar wie welk voorstel tot regeling heeft en door elk voorstel te waarderen, wordt terug een dialoog geopend met ruimte voor verschil en meerstemmigheid. Relationele spanningen tussen ouders en kinderen over regels en zorgregelingen horen bij een normaal gezinsleven. Iedereen moet kunnen meebepalen. Door stil te staan bij de argumenten die elk heeft voor zijn of haar voorstel leren ouders en kinderen rekening houden met elkaars wensen, goede argumenten en waarden. Een goede regeling is een regeling die leefbaar is voor iedereen, onderhandelbaar en flexibel. De zoektocht naar regelingen op maat van kinderen en ouders gaat niet over een momentopname vastgelegd op papier maar over een dynamisch afstemmingsproces dat een leven lang duurt.


Haal kinderen uit de marge en zet ze aan het werk
Om kinderen te beschermen, willen we ze vaak weghouden van het conflict maar daarmee zetten we hen buitenspel. Ze ervaren immers dagelijks de spanningen van het conflict en staan er vaak in centraal. Het conflict tussen ouders negeren en erover zwijgen, helpt een kind niet. Wat wel helpt is uitleg geven over de reden van de scheiding, over de regelingen en over het conflict zodat het kind de situatie waar het middenin zit kan leren begrijpen en leert hoe best ermee omgaan zonder het conflict te verergeren. Kinderen hebben nood aan volwassenen (en leeftijdsgenoten) die hen met beide ouders verbinden en de verschillen tussen hen ophelderen. Veerkracht aanboren betekent hier ruimte scheppen om samen met een kind te reflecteren over wat het zelf kan doen. Kinderen moeten hun relatie met beide ouders gestalte geven, op welke manier dan ook. Door met kinderen over conflict en scheiding te praten, geef je hen een stem en help je hen om zonder schrik rechtstreeks met elke ouder te spreken over wat ze nodig hebben (in plaats van bij de ene ouder te klagen over de andere).

Auteur
Lieve Cottyn is klinisch psycholoog, psychotherapeut, opleider en supervisor. Sinds 1986 is ze actief aan de gerenommeerde Interactie Academie (een opleidingsinstituut en klinische praktijk gespecialiseerd in systeemtheorie, communicatie en verhoudingen tussen mensen). Recent (2021) publiceerde ze het boek ‘Complexe scheiding – Uit de maalstroom van conflict’, waar ze jarenlange kennis en ervaring in samenbracht. Het boek is verkrijgbaar in de Interactie Academie en de betere boekhandel.


Lieve Cottyn krijgt op 29 juni 2023 de Prijs voor de Psycholoog van het Jaar (een initiatief van de Gentse Alumni Psychologie) voor haar bijzondere verdiensten als psycholoog in het veld. Wil je aanwezig zijn op de plechtigheid, waar ze tevens een lezing geeft? Schrijf je dan in via de GAP website.

 

Waarom valt roodkapje voor de wolf? De valkuilen van narcistische relaties

Hoe is dit kunnen gebeuren? Hoe kan iemand zo blind en goedgelovig zijn? Hoe kan iemand plots zoveel macht hebben? Voor je het weet zit je vast in een relatie met een narcist. Een verborgen narcist nog wel, die zich voordoet als een kwetsbare, charmante, tedere en ontwapenende man. Sommige criteria kunnen je extra gevoelig maken om in de narcistische ban verstrikt te geraken. Om er als een schim van jezelf uit tevoorschijn te komen.

De wolf zonder schaapskleren: achter de façade van de narcist

Narcisten kunnen enkel bewondering en geen echte authentieke liefde voelen. Hierdoor ervaren ze een grote leegte. Achter de charmante liefdevolle façade zit vaak een heel onzekere persoon, die handelt vanuit de behoefte alles te controleren. Diep van binnen voelen ze zich onbemind, vernederd en hebben ze een afschuw van zichzelf. Als overcompensatie zullen ze buitensporig naar erkenning en waardering van anderen streven.

Ze zijn enorm gevoelig voor kritiek van anderen. Elk klein meningsverschil of opmerking zal de narcist als een enorme vernedering en afwijzing ervaren. Ze voelen zich continu te kort schieten en zullen bijgevolg compenseren door de ander naar beneden te halen of de ander weg te duwen i.p.v. open te communiceren. Dit zal hun minderwaardigheidsgevoelens en gevoelens van tekortkoming en eenzaamheid uiteindelijk enkel nog versterken

Heel vaak zullen deze gevoelens ook aanleiding geven tot symptomen van depressie en angst. Om deze pijnlijke gevoelens te vermijden zullen veel narcisten zich apathisch afsluiten door solitaire verslavingsvormen (alcohol, drugs, tv, gamen), dwangmatig compulsief gedrag of het najagen van prikkels (zoals seksuele uitspattingen). Een belangrijk misverstand is dat mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis wel degelijk empathisch kunnen zijn, maar dit vermogen verliezen als ze in hun overcompenserende of vermijdende modus zitten. Het is dus belangrijk dat om het dieperliggende probleem dat achter het destructieve gedrag schuilgaat, te herkennen.

Heel vaak kiezen narcisten daarenboven een partner die zelf emotioneel afstandelijk is, waardoor het gevoel emotioneel tekort te komen nog versterkt wordt. Indien ze echter wel een partner kiezen die emotioneel toegankelijk is, dan zullen ze de neiging hebben om te blijven nemen zonder iets terug te geven. Hierdoor zal een toxische dynamiek ontstaan, waardoor de partner die onvoorwaardelijke liefde wil geven uiteindelijk leeggezogen wordt. In therapie is het dus cruciaal dat er op de houding van de narcist in intieme relaties gefocust wordt, zodanig dat gezondere gelijkwaardige relaties kunnen ontstaan.

De valkuilen

Een relatie met een narcist is dus niet aan te raden. Toch kan iedereen kan in een relatie met een narcist belanden. Sommige mensen zijn hier echter vatbaarder voor. Verschillende valkuilen verklaren hoe een relatie met een narcist kan ontstaan en blijven duren.

De valkuil van passionele romantiek
De passionele hartstochtelijke liefde wordt door de maatschappij geïdealiseerd en geromantiseerd. Het verlangen naar passionele liefde wordt ons via sprookjes, liedjes en romantische films al met de paplepel meegegeven, waardoor het romantisch charmeoffensief van narcisten heel geloofwaardig kan overkomen.

De valkuil van loyaliteit.
Hij vertelt geheimen die hij nog nooit met iemand heeft gedeeld om jou loyaal te houden en jou aan hem te binden. Je voelt je vereerd omdat jij de enige bent die zijn geheimen kent. Je zou dan ook nooit zijn vertrouwen willen schenden.

De valkuil van empathie.
Jij wil geven, zijn pijn proberen verzachten, de liefde geven die hij nooit heeft gekregen. Je wil zijn leegte opvullen omdat hij dat verdient, maar deze leegte zal een bodemloze put blijken te zijn, waarin je enkel jouw energie, vrolijkheid en uiteindelijk ook je eigen identiteit zal verliezen.

De valkuil van naïviteit en onbezonnenheid.
Je ziet altijd het goede en het groeipotentieel in anderen, waardoor je je niet bewust bent van mogelijk gevaar. Omdat je zelf het goede voor anderen wil, kan je je niet inbeelden dat anderen vanuit andere motieven handelen.

De valkuil van gewenning door een onveilige jeugd.
Als je zelf een narcistische vader hebt kan je extra gevoelig worden voor dit soort mannen. Als je onveiligheid en stemmingswisselingen van kleins af aan hebt gekend voelt dit vertrouwd aan. Het voelt vertrouwd om jezelf weg te cijferen en de ander te behagen om te overleven. Als je gewend bent om continu op eieren te lopen, dan ben je gewend om continu een verhoogde aanmaak van het stresshormoon te hebben. Zo zal er ook meer kans zijn dat je in het latere leven, die kick van spanning gaat opzoeken in destructieve relaties als een verslavende gewenning die nog doorspeelt vanuit jouw onveilige jeugd.

De valkuil van de sterke onafhankelijke vrouw – die verlangt naar het eindelijk eens mogen loslaten van controle en verzorgd te worden.
Als je altijd sterk en zelfstandig bent geweest kan je de behoefte hebben om eindelijk eens alle controle te mogen loslaten. Het voelt als een last die van je schouders valt om de verantwoordelijkheid en kracht te mogen loslaten en eens klein en afhankelijk te mogen zijn. Zo hebben sterke vrouwen die een dominante controlerende functie hebben op professioneel gebied vaak het verlangen om zich te onderwerpen in de relatie als overcompensatie.

Narcist van generatie op generatie

Heel veel narcisten zijn als kind zelf misbruikt of gemanipuleerd door een narcistische ouder. Deze ouder idealiseerde het ‘wonder’ kind, maar had terzelfdertijd ook enorm hoge verwachtingen. De behoeftes van het kind zijn telkens verwaarloosd omdat ze zich moesten onderwerpen aan de behoeftes van de ouder die hen manipuleerde en controleerde. Heel vaak zal de narcist vanuit zijn eigen opvoedingstrauma een angstig-vermijdende hechtingstijl hebben ontwikkeld die de bipolaire liefde met hoge toppen van intense liefde en diepe dalen van haat activeert. Gevoelens van eenzaamheid en leegte motiveren hen om dichter bij de ander te komen, maar het continue gevoel tekort te schieten zorgt er terzelfdertijd ook voor dat ze de ander gaan wegduwen. Narcisten zullen ze de partner bijgevolg continu gaan aantrekken en afstoten. Ze kunnen niet met, maar ook niet zonder de ander. Hechtingsstijlen zijn intergenerationeel overdraagbaar. Dit toont aan dat het zo van belang is om dit patroon te herkennen en te doorbreken om kinderen te beschermen en te voorkomen dat persoonlijkheidsstoornissen van generatie op generatie worden overgedragen.

Referenties

Stern, R. (2018). Het gaslighteffect: Verborgen narcisme. AnkhHermes, Uitgeverij.
Kotyanaya, M. (2020). Bridging the evidence-based gap: From pathological narcissism to narcissism survivors. The Science of Psychotherapy.
Young, J., Klosko, J., & Weishaar, M. (2004). Schemagerichte therapie: handboek voor therapeuten.[Scheme based therapy: Manual for therapists]. Houten, the Netherlands: Bohn Stafleu van Loghum.

Auteurs

Eowyn Van de Putte (1990) werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de faculteit psychologie van de UGent. Daarnaast werkt zo ook als klinisch psychologe in de huisartsenpraktijk Bijloke. Ze behaalde een doctoraat in de cognitieve neurowetenschappen.
Elif Stepman (1992) is projectleider bij de consumentenorganisatie foodwatch. Ze studeerde Moraalwetenschappen.

 

HELP! IK BEN OP ALS OUDER! – De rol van ouderlijke identiteit en motivatie in het ouderschap.

Voel je je ook soms uitgeput als ouder? Is het ouderschap je soms allemaal wat teveel? Je bent niet alleen.

In een recente studie naar gevoelens van ouderlijke burn-out bij Vlaamse ouders (1) kwam naar voor dat 1 op de 3 ouders wel eens worstelt met deze gevoelens. 1 op de 20 ervaart ze wekelijks en 1 op de 25 zelfs dagelijks.

Ouderlijke burn-out bestaat uit drie kenmerken. Ten eerste is er een overweldigend gevoel van uitputting in de ouderrol. Ten tweede nemen deze ouders emotioneel afstand van hun kinderen. En ten derde ervaren ze een verlies aan bekwaamheidsgevoel als ouder (2). Een langdurige blootstelling aan ouderlijke stress en een chronisch onevenwicht tussen risico- en beschermende factoren zijn hiervoor de aanleiding (3). Om te begrijpen welke ouders meest kwetsbaar zijn voor ouderlijke burn-out focuste onderzoek zich hoofdzakelijk op eerder vaststaande factoren zoals geslacht en persoonlijkheid. In dit onderzoek werden meer dynamische factoren, zoals ouderlijke identiteit en motivatie voor het ouderschap, bekeken. Daarnaast werd het verband tussen parentificatie en ouderlijke burn-out onderzocht. Aan het onderzoek namen 472 Vlaamse ouders deel (waarvan 53,6% moeders) aan de hand van een online vragenlijst.

Parentificatie

Parentificatie doet zich voor wanneer kinderen één of meerdere volwassen rollen invullen waar ze eigenlijk nog niet klaar voor zijn (4). Het kind vervult taken die de ouder toebehoren, zoals het zorgen voor de ouder of het creëren van goede levensomstandigheden (5,6). Een kind kan uiteraard voldoening vinden in het helpen of ondersteunen van de ouders, maar wanneer dit verandert in een langdurige en structurele ondersteuning kan de ontwikkeling, op korte én lange termijn, ernstig verstoord worden (7).

Geparentificeerde kinderen verliezen het vertrouwen in zichzelf en ervaren een overweldigende stress die gepaard gaat met onzekerheid en angst. Later kan het leiden tot emotionele en/of fysieke uitputting in het ouderschap (4). Bij alle deelnemende ouders werden ervaringen van parentificatie in de kindertijd bevraagd. Ouders die meer ervaringen van parentificatie rapporteerden, ervoeren ook meer gevoelens van ouderlijke burn-out. Parentificatie kan dus als een risicofactor gezien worden. Het is belangrijk om toekomstige ouders met een verleden van parentificatie op te volgen in hun overgang naar het ouderschap.

Niet elke ouder met een verleden van parentificatie ervaart gevoelens van ouderlijke burn-out. In dit onderzoek werd daarom onderzocht of ouderlijke identiteit en motivatie voor het ouderschap hierin een rol speelden.

Ouderlijke identiteit

Een identiteit is een beeld dat we van onszelf hebben (8). Tijdens ons leven nemen we verschillende identiteiten aan, zoals de identiteit als partner, als werknemer of als ouder. Er zijn twee belangrijke aspecten aan een identiteit (9). Er moet een bepaalde binding gevormd worden met de identiteit en dit wordt het best voorafgegaan door een fase van exploratie (10).

Soms komen mensen vast te zitten in dit exploratieproces en ontstaat een blijvend gepieker. Dan wordt er gesproken van piekerende of ruminatieve exploratie. In het huidige onderzoek bleek deze ruminatieve exploratie een risicofactor voor ouderlijke burn-out. Ouders die aangaven meer te twijfelen over hun ouderlijke rol, rapporteerden ook meer gevoelens van
ouderlijke burn-out.

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de onzekerheden en angsten die geparentificeerde ouders in hun kinderjaren ervoeren zich kunnen doorzetten in de rol die ze als ouder opnemen (4). Dit werd in het huidige onderzoek bevestigd. Ouders met een voorgeschiedenis van parentificatie exploreren wel, maar komen vast te zitten in dit exploratieproces. Hoewel er sprake is van binding blijven ze twijfelen over hun ouderschap. Deze tweestrijd hangt op zijn beurt samen met een grotere kans op burn-out.

Motivatie voor het ouderschap

Waarom kies je ervoor om moeder of vader te worden? De verschillende motieven die mensen hiervoor hebben, kunnen opgedeeld worden in autonome en gecontroleerde motieven (11). Autonome motivatie ontstaat wanneer je kiest om moeder of vader te worden omdat je dit leuk en waardevol vindt in je leven. Wanneer de verwachtingen van anderen een belangrijke rol spelen in de keuze om moeder of vader te worden, is er sprake van eerder gecontroleerde motivatie. In het huidige onderzoek bleek autonome motivatie een beschermende factor voor ouderlijke burn-out terwijl gecontroleerde motivatie een risicofactor was.

Hoe zit het met ouders die in hun kindertijd parentificatie ervoeren? Deze ouders nemen de ouderrol voor een deel op omwille van vrijwillige redenen, maar ook voor een deel omdat het moet. Ze lijken opnieuw dubbel te staan tegenover het ouderschap en heen en weer geslingerd te zijn tussen positieve en negatieve gevoelens. Ook deze ambivalentie kan voor een deel verklaren waarom parentificatie onrechtstreeks samenhangt met meer ouderlijke burn-out.

Het belang van meer veranderbare factoren

Ouders met een verleden van parentificatie zijn dus gevoeliger voor burn-out omdat ze meer twijfelen over hun rol als ouder en meer druk ervaren om deze rol op te nemen. In hun gezin van oorsprong ervoeren deze ouders wellicht onduidelijkheid over hun rol in het gezin en druk om taken op zich te nemen waarvoor ze niet klaar waren. Nu, in hun eigen gezin, ervaren ze
opnieuw rolverwarring en een gevoel van verplichting om hun eigen kind(eren) te helpen.

In dit onderzoek werden meer veranderbare factoren, namelijk ouderlijke identiteitsontwikkeling en motivatie voor het ouderschap, bekeken in relatie met ouderlijke burn-out. De resultaten van dit onderzoek bieden handvatten voor preventie en interventie. Zo is het belangrijk om ouders met twijfels over hun ouderrol te begeleiden. Het is in de huidige samenleving vaak niet makkelijk om twijfels over het ouderschap te uiten. Hieraan meer aandacht besteden en openheid rond creëren is een eerste stap richting preventie. Daarnaast is het als ouder ook belangrijk om stil te staan bij de redenen die men heeft om voor het ouderschap te kiezen. Is het een vrijwillige keuze omdat je het zelf belangrijk en waardevol vindt in je leven? Of omdat je je meer onder druk gezet voelt door je omgeving of de
maatschappij?

Het ouderschap kan voldoening geven, maar kan ook uitputtend zijn. Ouders bij wie de balans te veel en te lang uit evenwicht is, verdienen de nodige aandacht. Niet alleen de mentale gezondheid van je kinderen is belangrijk. Ook die van jou als ouder telt!

Referenties

  • (1) Schrooyen, C., Beyers, W., & Soenens, B. (2019). How to avoid that parenting burns you out: on the importance of having a clear identity as a parent. Papers 59 – Parenting, Parental Acceptance/Rejection and Psychological Distress. Oral paper presentation conducted at the 19th European Conference on Developmental Psychology (ECDP), Athens, Greece.
  • (2) Roskam, I., Raes, M. E., & Mikolajczak, M. (2017). Exhausted parents: Development and preliminary validation of the parental burnout inventory. Frontiers in Psychology, 8(FEB), 1–12. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2017.00163
  • (3) Mikolajczak, M., & Roskam, I. (2018). A theoretical and clinical framework for parental burnout: The balance between risks and resources (BR2). Frontiers in Psychology, 9(JUN). https://doi.org/10.3389/fpsyg.2018.00886
  • (4) Jurkovic, G. J. (1997). Lost childhoods: The Plight of the Parentified Child. Brunner/Mazel.
  • (5) Hooper, L. M., Marotta, S. A., & Lanthier, R. P. (2008). Predictors of growth and distress following childhood parentification: A retrospective exploratory study. Journal of Child and Family Studies, 17(5), 693–705. https://doi.org/10.1007/s10826-007-9184-8
  • (6) Schier, K. (2010). “When a child becomes a parent” – reversed care as a phenomenon of parentification in the family. In B. Tryjarska (Ed.), The cohesion of the family. Bonds in childhood and disorders in adulthood. (pp. 63–80). Wydawnictwo Naukowe Scholar.
  • (7) Boszormenyi-Nagy, I., & Spark, G. M. (1973). Invisible loyalities. Harper and Row.
  • (8) Kroger, J., & Marcia, J. E. (2011). The identity statuses: Origins, meanings and interpretations. In S. J. Schwartz, K. Luyckx, & V. L. Vignoles (Eds.), Handbook of identity theory and research (pp. 31–54). Springer.
  • (9) Marcia, J. E. (1966). Development and validation of ego-identity status. Journal of Personality and Social Psychology, 3(5), 551–558. https://doi.org/10.1037/h0023281
  • (10) Luyckx, K., Goossens, L., Soenens, B., Beyers, W., & Vansteenkiste, M. (2005). Identity statuses based on 4 rather than 2 identity dimensions: Extending and refining Marcia’s paradigm. Journal of Youth and Adolescence, 34(6), 605–618. https://doi.org/10.1007/s10964-005-8949-x
  • (11) Jungert, T., Landry, R., Joussemet, M., Mageau, G., Gingras, I., & Koestner, R. (2015). Autonomous and Controlled Motivation for Parenting: Associations with Parent and Child Outcomes. Journal of Child and Family Studies, 24(7), 1932–1942. https://doi.org/10.1007/s10826-014-9993-5

Deze blogpost is gebaseerd op de Masterproef ‘Donkere wolken tijdens het ouderschap: over de rol van parentificatie, motivatie en ouderlijke identiteit bij ouderlijke burn-out’, onder begeleiding van Bart Soenens (promotor), Wim Beyers (co-promotor) en Charlotte Schrooyen (begeleidster).

 

Liefde in tijden van Corona: tips om je relatie te versterken tijdens de quarantaine

Met je geliefde vastzitten in één huis: een ramp of net een kans? Hoewel deze periode tot een toename van frustratie en conflict kan leiden, kan je ze ook aangrijpen om als koppel meer naar elkaar toe te groeien en er samen sterker uit te komen. Hoe doe je dat dan? In dit artikel worden enkele wetenschappelijk onderbouwde tips meegegeven om je op weg te helpen. 

De Corona-pandemie heeft een impact op alle aspecten van het dagelijks leven, en niet in het minst op romantische relaties. Enkele weken geleden zagen veel koppels elkaar nog amper, bedolven onder werk, hobby’s en sociale verplichtingen. Nu zitten dezelfde partners plots samen vast in één huis, en brengen ze hele dagen samen door. Dit zorgt voor dramatische krantenkoppen zoals “Toename aanvraag echtscheidingen in China” (Daily Mail, 13 maart 2020), en “Hoe Corona de menselijke relaties onder hoogspanning zet” (De Standaard, 4 april 2020). 

De psychologische impact van de quarantainemaatregelen is niet te onderschatten. Recent brachten enkele onderzoekers evidentie vanuit verschillende studies samen die aantonen dat een quarantaine een sterk effect heeft op het welzijn van mensen, en onder meer leidt tot verhoogde stress en prikkelbaarheid. Dit leidt op zijn beurt vaak tot meer conflict en minder relatietevredenheid binnen koppels. Echter, het feit dat je tijdens zo’n quarantaine verplicht meer tijd met elkaar moet doorbrengen, kan je relatie ook net ten goede komen.

Zo voorspelt de hoeveelheid tijd die koppels samen doorbrengen meer huwelijkstevredenheid en minder kans op echtscheidingen vijf jaar later. Bovendien zijn deze effecten sterker wanneer partners weinig toegang hebben tot sociaal contact buiten hun huwelijk, een situatie die sterk gelijkt op de huidige quarantaine. Een betere benadering zou dan ook zijn om deze periode net als een kans te zien, en om van deze vrijgekomen tijd samen gebruik te maken om je relatie te versterken. Hieronder kan je enkele wetenschappelijk onderbouwde tips vinden die je hierbij op weg kunnen helpen.

Doe eens iets geks samen.

Dit is het uitgelezen moment om samen iets nieuws uit te proberen in of rond de veilige zone van waar je momenteel verblijft. In een opmerkelijke studie werden koppels gevraagd om verschillende taken uit te voeren: een nieuwe, opwindende taak of een eerder alledaagse taak. In de nieuwe, opwindende taak werden koppels gevraagd om deels verbonden aan elkaar een parcours te doorlopen zonder een object te laten vallen. In de alledaagse taak moesten koppels een bal naar elkaar toe rollen. De eerste taak had een duidelijk positief effect op de relatietevredenheid van de koppels, terwijl dit niet het geval was voor de tweede taak. Ook in andere studies werd het positief effect van het uitoefenen van nieuwe, gezamenlijke activiteiten op het welzijn van koppels teruggevonden. Deze studies wijzen op het belang van het doorbreken van routine en out-of-the-box denken bij het organiseren van activiteiten. Je kan bijvoorbeeld een enorme puzzel maken, karaoke zingen, een gezelschapsspel spelen, dansen op jullie favoriete muziek, samen een project starten, thuis een spa-avond houden (inclusief massage en kaarsen)… Ook in je ‘kot’ zijn er tal van mogelijkheden.

Haal samen herinneringen op en laat elkaar eens goed lachen.

Studies tonen aan dat het ophalen van positieve herinneringen over je relatie niet alleen op het moment zelf voor meer positieve gevoelens zorgt, maar zelfs een jaar later nog een positief effect heeft op hoe tevreden je bent met je relatie. In één van deze studies moesten proefpersonen ofwel twee minuten nadenken over een aangename vakantie die ze met hun partner beleefd hadden (een autobiografische relatiegebeurtenis) ofwel twee minuten luisteren naar een fictief verhaal over een koppel dat een aangename vakantie beleeft. Deze laatste taak was qua inhoud en eigenschappen gelijkaardig aan de taak met de autobiografische relatiegebeurtenis, maar was niet autobiografisch. Hierna moesten de proefpersonen tien minuten herinneringen ophalen aan hun autobiografische relatiegebeurtenis of aan het verhaal dat ze beluisterd hadden. Enkel het ophalen van de autobiografische relatiegebeurtenis zorgde ervoor dat de proefpersonen meer warmte voelden ten opzichte van hun relatie, en meer positieve gevoelens ervaarden.

Een andere studie toonde aan dat het ook een goed idee is om een gedetailleerde herinnering op te halen aan een moment waarop je samen erg moet lachen. In dit experiment zag men dat koppels die gevraagd werden om herinneringen aan deze momenten op te halen een grotere stijging in relatietevredenheid toonden dan koppels die gevraagd werden herinneringen op te halen aan momenten waarin ze moesten lachen in afwezigheid van de ander of aan andere positieve gebeurtenissen. Bovendien is samen lachen op zichzelf al één van de factoren die bijdraagt aan een succesvolle relatie. Deze studies suggereren dus dat het je relatie ten goede kan komen om samen eens een avond herinneringen op te halen aan fijne momenten in jullie relatie.

Stel 36 vragen aan elkaar.

In 1997 zetten enkele onderzoekers een experiment op waarbij ze door middel van 36 vragen intimiteit tussen vreemden probeerden te creëren. Deze vragen waren zo opgesteld dat ze in stijgende mate zorgden voor het delen van persoonlijke informatie, hetgeen cruciaal is in het tot stand brengen van intimiteit. Een voorbeeld van zo een vraag is: “Met wie zou je willen dineren, als je eender wie op de wereld zou kunnen kiezen?” Het werd duidelijk dat het beantwoorden van deze vragen inderdaad voor meer intimiteit zorgde tussen vreemden dan het beantwoorden van oppervlakkige vragen. Dit onderzoek gaf aanleiding tot talloze vervolgstudies, waarin deze vragen gebruikt werden om intergroep-contact tussen bijvoorbeeld gedetineerden en bewakers en interraciale groepen te stimuleren. Ook kreeg het heel wat aandacht in de media, waarin beweerd werd dat je via de 36 vragen iemand verliefd kan doen worden (bijvoorbeeld de New York Times, 9 januari 2015). Wegens boven vernoemde effecten is het op zijn minst het proberen waard. Je vindt de 36 vragen hier terug. 

Vergeet elkaar niet aan te raken.

De continue nabijheid van je partner kan ervoor zorgen dat er eentonigheid en verveling optreden, twee factoren die dodelijk zijn voor seksueel verlangen. Ook stress en onzekerheid, gevoelens die velen nu ervaren, zijn echte libido-killers. Er zijn echter weinig dingen zo stress-verlagend als een aanraking.

Elke aanraking die geassocieerd wordt met affectie – denk aan handen vasthouden, knuffelen, en tegen elkaar aanzitten of liggen – zorgt voor het verlagen van stress en bevordert het welzijn van beide partners op relationeel, psychologisch en fysiek vlak. Zo werden koppels in een recent onderzoek in drie verschillende groepen opgedeeld. Voor een periode van vier weken moesten deze koppels ofwel 1) meer knuffelen, 2) meer tijd met elkaar door brengen of 3) niets aan hun gedrag veranderen. De groep die meer had geknuffeld bleek na vier weken meer relatietevredenheid te rapporteren dan de andere twee groepen. In een studie naar het effect van kussen werden gelijkaardige resultaten gevonden. Een groep koppels die was aangespoord om elkaar vaker te kussen, vertoonde minder stress en rapporteerde meer relatietevredenheid dan een groep koppels die dergelijke instructies niet had gekregen. Volgens deze studies kunnen zowel je relatie als jezelf en je partner individueel er dus baat bij hebben om elkaar in deze periode wat vaker vast te pakken en te kussen. 

Maar laat elkaar af en toe ook eens gewoon met rust.

Hoewel bovenstaande tips misschien lijken te suggereren dat jij en je partner best zo veel mogelijk tijd samen doorbrengen, is het volgens onderzoek even belangrijk om ook ruimte voor jezelf te creëren en te behouden. In een relatie moet je immers telkens het evenwicht vinden tussen de behoefte aan autonomie en de behoefte aan verbondenheid. Aan beide behoeften moet voldaan zijn om je goed te voelen en je relatie als bevredigend te ervaren. Meer zelfs, een gevoel van verbondenheid kan enkel ontstaan wanneer je ook de eigenheid van de ander respecteert en ondersteunt. Zo toont onderzoek aan dat het gevoel hebben dat je partner je aanmoedigt om jezelf te zijn niet alleen voor meer psychologisch welzijn zorgt, maar ook tot een lagere bloeddruk leidt. Deze studies tonen dus aan dat het belangrijk is om je partner zijn/haar eigen ding te laten doen, door bijvoorbeeld eens alleen een wandeling te maken, op zoek te gaan naar eigen projecten en je partner aan te moedigen om hetzelfde te doen.

Houd er ook rekening mee dat jij en je partner kunnen verschillen in hoeveel nood je hier precies aan hebt. Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat vrouwen gemiddeld hoger scoren op de behoefte aan verbondenheid dan mannen.

Conclusie

Partners die samen in quarantaine zitten, kunnen van deze tijd gebruik maken om hun band met elkaar sterker te maken. In dit artikel gaven we hiervoor vijf tips, waarvan wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat ze romantische relaties ten goede komen. Echter, het toepassen van deze tips kan ook geen kwaad wanneer de quarantaine weer afgelopen is. 

Auteurs

Laura Sels en Liesbet Berlamont zijn onderzoekers aan de onderzoeksgroep Familylab van de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de UGent.

Bron

https://nl.in-mind.org/article/liefde-in-tijden-van-corona-wetenschappelijk-onderbouwde-tips-om-je-relatie-te-versterken
Creative Commons licentie (https://creativecommons.org/licenses/by/4.0/deed.nl).

Referenties

Alea, N., & Bluck, S. (2007). I’ll keep you in mind: The intimacy function of autobiographical memory. Applied Cognitive Psychology: The Official Journal of the Society for Applied Research in Memory and Cognition, 21(8), 1091-1111. doi: 10.1002/acp.1316
Alea, N., & Vick, S. C. (2010). The first sight of love: Relationship-defining memories and marital satisfaction across adulthood. Memory, 18(7), 730-742. doi: 10.1080/09658211.2010.506443
Aron, A., Melinat, E., Aron, E. N., Vallone, R. D., & Bator, R. J. (1997). The experimental generation of interpersonal closeness: A procedure and some preliminary findings. Personality and Social Psychology Bulletin, 23(4), 363-377. doi: 10.1177/0146167297234003
Aron, A., Norman, C. C., Aron, E. N., McKenna, C., & Heyman, R. E. (2000). Couples’ shared participation in novel and arousing activities and experienced relationship quality. Journal of personality and social psychology, 78(2), 273. doi: 10.1037//0022 3514.78.2.273
Basson, R. (2001). Using a different model for female sexual response to address women’s problematic low sexual desire. Journal of Sex & Marital Therapy, 27(5), 395-403.
Baxter, L. A., & Montgomery, B. M. (1996). Relating: Dialogues and dialectics. Guilford Press.
Bazzini, D. G., Stack, E. R., Martincin, P. D., & Davis, C. P. (2007). The effect of reminiscing about laughter on relationship satisfaction. Motivation and Emotion, 31(1), 25-34. doi: 10.1007/s11031-006-9045-6
Bekker, M. H., & Van Assen, M. A. (2008). Autonomy-connectedness and gender. Sex Roles, 59(532).
Brooks, S. K., Webster, R. K., Smith, L. E., Woodland, L., Wessely, S., Greenberg, N., & Rubin, G. J. (2020). the psychological impact of quarantine and how to reduce it: rapid review of the evidence. The Lancet.
Davies, K., Wrigth, S., Arthur, A., & Comeau, J. (2011). Intergroup contact through friendship. In G. Hodson, & M. Hewstone, Advances in intergroup contact through friendship (pp. 200-228). New York: Psychology Press.
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2014). Autonomy and need satisfaction in close relationships: Relationships motivation theory. In Human motivation and interpersonal relationships (pp. 53-73). Springer, Dordrecht.
Dew, J. (2009). Has the marital time cost of parenting changed over time? Social Forces, 88(2), 519–541. doi: 10.1353/sof.0.0273
Ellison, C. R. (2002). A research inquiry into some American women’s sexual concerns and problems. Women & Therapy, 24(1), 147-159.
Falconier, M. K., Nussbeck, F., Bodenmann, G., Schneider, H., & Bradbury, T. (2015). Stress from daily hassles in couples: its effects on intradyadic stress, relationship satisfaction, and physical and psychological well-being. Journal of Marital and Family Therapy, 41(2), 221-235.
Floyd, K., Boren, J. P., Hannawa, A. F., Hesse, C., McEwan, B., & Veksler, A. E. (2009). Kissing in marital and cohabiting relationships: effects on blood lipids, stress, and relationship satisfaction. Western Journal of Communication, 73(2), 113-133.
Girme, Y. U., Overall, N. C., & Faingataa, S. (2014). “Date nights” take two: The maintenance function of shared relationship activities. Personal Relationships, 21(1), 125-149. doi: 10.1111/pere.12020
Harasymchuk, C., Muise, A., Bacev-Giles, C., Gere, J., & Impett, E. A. (2020). Broadening your horizon one day at a time: Relationship goals and exciting activities as daily antecedents of relational self-expansion. Journal of Social and Personal Relationships, 1-17. doi: 10.1177/0265407520911202
Holt-Lunstad, J., Birmingham, W. A., & Light, K. C. (2008). Influence of a “warm touch” support enhancement intervention among married couples on ambulatory blood pressure, oxytocin, alpha amylase, and cortisol. Psychosomatic medicine, 70(9), 976 985. doi: 10.1097/PSY.0b013e318187aef7
Jakubiak, B. K., & Feeney, B. C. (2017). Affectionate touch to promote relational, psychological, and physical well-being in adulthood: A theoretical model and review of the research. Personality and Social Psychology Review, 21(3), 228-252. doi: 10.1177/1088868316650307
Kingston, P. W., & Nock, S. L. (1987). Time together among dualearner couples. American Sociological Review, 52, 391–400. doi:10.2307/2095358
Lauer, R., Lauer, J., & Kerr, S. T. (1990). The long-term marriage: Perceptions of stability and satisfaction. International Journal of Aging and Human Development, 30, 189–195. doi: 10.2190/H4X7-9DVX-W2N1-D3BF
Philippe, F. L., Koestner, R., & Lekes, N. (2013). On the directive function of episodic memories in people’s lives: A look at romantic relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 104(1), 164. doi: 10.1037/a0030384
Reis, H. T., & Shaver, P. (1988). Intimacy as an interpersonal process. In Handbook of personal relationships.
Reissman, C., Aron, A., & Bergen, M. R. (1993). Shared activities and marital satisfaction: Causal direction and self-expansion versus boredom. Journal of Social and Personal Relationships, 10(2), 243-254. doi: 10.1177/026540759301000205
Ruscher, J. B., Cralley, E. L., & O’Farrell, K. J. (2005). How newly acquinted dyads develop shared stereotypic impressions through conversation. Group processes & intergroup relations, 8(3), 295-270.
Slatcher, R. B. (2010). When Harry and Sally met Dick and Jane: creating closeness between couples. Personal Relationships, 17(2), 279-297.
Van Raalte, L. J., Floyd, K., & Mongeau, P. A. (2019). The Effects of Cuddling on Relational Quality for Married Couples: A Longitudinal Investigation. Western Journal of Communication, 1-22. doi: 10.1080/10570314.2019.1667021
Weinstein, N., Legate, N., Kumashiro, M., & Ryan, R. M. (2016). Autonomy support and diastolic blood pressue: long term effects and conflict navigation in romantic relationships. Motivation and Emotion, 40(2), 212-225.
Wilcox, W. B., & Dew, J. (2012). The date night opportunity: What does couple time tell us about the potential value of date nights? Charlottesville, VA: The National Marriage Project.
Ziv, A. (1988). Humor’s role in married life. Humor, 1, 223–229. Doi: 10.1515/humr.1988.1.3.223
Ziv, A., & Gadish, O. (1989). Humor and marital satisfaction. The Journal of Social Psychology, 129, 759–768. doi: 10.1080/00224545.1989.9712084

 

We should talk about sexting… again.

Moeten we het echt nog eens over sexting hebben? Sexting, datgene wat volwassenen meer doen dan jongeren, maar waar haast enkel over gesproken wordt wanneer deze laatste het doen. Zijn de contouren van het debat, dat vorige week naar aanleiding van de column van Mia Doornaert in De Standaard nog eens opflakkerde, nog niet voldoende uitgetekend? Het team contra haalt argumenten aan van gebrek aan privacy en foto’s die vaker wel dan niet publiek lijken te worden gemaakt. Het team pro wijst erop dat jongeren vooral positieve redenen hebben om aan sexting te doen, en dat er ook manieren zijn om dit op een veilige manier te doen. Beide kampen hebben een punt, al kunnen ze elkaar maar moeilijk vinden.

Continue Reading

 

Tussen ruzie en verbondenheid: zeven belangrijke tips om je relatie te versterken

Elke relatie telt

Ik ben net klaar met een stomende sessie relatietherapie in Zeeland en bedacht me even het volgende: ik heb volgens collega’s een “dragende stem” (lees: ze horen mij door de muren heen spreken, wat volgens mij zwaar overdreven is) maar dan nog word ik door sommige koppels moeiteloos “overstemd”. Zo zijn er koppels die schreeuwend elkaar bijna letterlijk de kamer uitvechten en daar al dan niet mijn meubilair voor willen gebruiken. Of koppels waarbij de temperatuur spontaan 10 graden onder 0 zakt, zelfs bij zwoele temperaturen in een lokaal zonder airco. Ik zie ook minstens evenveel, wellicht zelfs meer, liefdevolle en ontzettend zorgzame koppels, koppels die zoveel onmacht voelen en moegestreden zijn omdat ze x-aantal keer in volle snelheid knalden op dezelfde muur. Continue Reading

 

Hoe behandel je magerzucht in gezinnen? Experten en ervaringsdeskundigen aan het woord

België is op Europees vlak één van de koplopers wat betreft de aanwezigheid van eetstoornissen. Naar schatting heeft ongeveer 1% van de Belgische bevolking ooit aan anorexia nervosa of magerzucht geleden. De problematiek manifesteert zich meestal voor het eerst tussen het 10e en 20e levensjaar. Dat betekent dat ook ouders er mee te maken krijgen. In de behandeling van anorexia nervosa blijkt meervoudige familietherapie, waarbij meerdere gezinnen samenkomen rond de magerzucht van de (meestal vrouwelijke) kinderen of adolescenten, zeer effectief te zijn. In een recent ontwikkeld wetenschappelijk archief (zie www.singlecasearchive.com) vinden we een boeiend verhaal terug van de Duitse Miriam en haar moeder Marem. Continue Reading

 

Sugar dating: uitbuiting van wie jong en mooi is?

Vorige week lanceerde een marketing bureau een campagne om onder Belgische studenten sugar babes te rekruteren. Deze sugar babes zijn nodig omdat de sugar daddy website ‘richmeetbeautiful.com’ zich ook op de Belgische markt wil richten. Via dit platform willen ze jonge – mooie – vrouwen koppelen aan rijke – oudere – mannen. Wegens de collectieve maatschappelijke verontwaardiging, is de campagne ondertussen alweer afgeblazen.

Sugar daddy

Met het afvoeren van de campagne is echter het fenomeen van sugar daddy websites en studenten in de seksindustrie nog niet verdwenen. Vorige week bleek nog dat zo’n 2% van de Brusselse studenten aan prostitutie doet1.

Continue Reading