Browse Category: Klinische psychologie

Zelfwaarde en de invloed van maatschappelijke verwachtingen

Zelfwaarde enkel voor winners?

In een vorige blog bespraken we de socialisatiecontext tussen ouders en kinderen in het ontstaan van een breekbaar zelfbeeld Uiteraard leven ouders en kinderen niet in een vacuüm en speelt de ruimere omgeving een niet te onderschatten rol in dit proces. In de manier waarop onze maatschappij naar mensen en hun ontwikkeling kijkt, wordt vaak de nadruk gelegd op presteren. We moeten de beste zijnop ons werk, in onze relatie, in onze sport. We voelen ons immers pas geslaagd als we als mens ‘succesvol’ zijn.

Deze winnersmentaliteit kan uiteraard zorgen voor meer ambitie en inzet maar heeft ook een schaduwzijde. We worden namelijk niet alleen verantwoordelijk geacht voor onze successen, maar ook voor onze mislukkingen. Dit zorgt er voor dat het zelfbeeld van mensen meer vasthangt aan hun prestaties of de dingen die ze verwezenlijken. Zelfwaarde wordt dus op deze manier meer breekbaar. Immers, het slagen of falen in je leven straalt af op de mate waarin je je zelf waardeert.

Opvoeden: een verpletterende verantwoordelijkheid

Deze manier van denken zit ook vervat in de manier waarop er binnen onze maatschappij naar opvoeding gekeken wordt. In de krant lees je geregeld een stuk over de verantwoordelijkheid van ouders bij het welslagen van hun kinderen. Ook op televisie met programma’s zoals ‘Supernanny’ wordt het idee gewekt dat ouders verantwoordelijk zijn voor het falen of slagen van hun kind. Zelfs ouders onderling, bijvoorbeeld aan de schoolpoort of op het werk, praten over de resultaten van kinderen en vergelijken bewust of onbewust hun kroost met die van de ander. Bovendien zijn onze scholen en sportverenigingen vaak zo georganiseerd dat het falen of slagen van kinderen in het oog springt.

Breekbaar zelfbeeld van ouders

De nadruk in de maatschappij op prestatie en de opvoedingsverantwoordelijkheid die rust op ouders laat uitschijnen dat zij ervoor moeten zorgen dat hun kinderen opgroeien tot geslaagde volwassenen. Deze verwachtingen over de perfecte ouder en het perfecte kind hebben hun invloed op het zelfbeeld van ouders en bijgevolg ook op dat van hun kinderen. Ouders zullen immers onder invloed van deze maatschappelijke verwachtingen ook zelf meer verwachtingen koesteren over de prestaties van hun kroost.

Op zich genomen is het hebben van verwachtingen normaal omdat ouders betrokken zijn met het wel en wee van hun kinderen. Bovendien voelt elke ouder zich wel eens trots of teleurgesteld wanneer zijn/haar kind goed of slecht presteert. Maar wanneer je als ouder je EIGEN zelfwaardegevoel laat afhangen van de prestaties van je kind, is de kans groter dat je je kind onder druk gaat zetten om goed te presteren. Het slagen of falen van je kind op school, in de sportclub, of in zijn/haar sociaal leven, zegt dan immers ook iets over jou. Bijgevolg voel je je als ouder slecht en minderwaardig als je kind mislukt en voel je je geweldig wanneer je kind goede resultaten boekt of succesvol is. Ouders ontwikkelen op die manier een breekbaar zelfbeeld rond de prestaties van hun kroost. Om hun zelfwaardegevoelens veilig te stellen zullen deze ouders meer druk zetten op hun kinderen door een voorwaardelijke opvoedingsstijl te hanteren.

Referentie

  • Wuyts, D., Vansteenkiste, M., Soenens, B., & Beiwen, C. (Under review). An examination of the controlling dynamics involved in parental child-invested contingent self-esteem. (mail naar: Dorien.Wuyts@Ugent.be)

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

 

Perfectionisme: een gave of een vergiftigd geschenk?

Perfectionisme: wat is dit eigenlijk?

Perfectionisme is een persoonlijkheidskenmerk, iets wat de ene persoon dus meer heeft dan de andere. Iedereen kent wel iemand uit zijn of haar omgeving die alles tot in de puntjes in orde wil hebben, zelden tevreden is met een bepaald resultaat, en zeer kritisch is voor zichzelf of anderen. Binnen deze opsomming zien we een diversiteit aan kenmerken die we toeschrijven aan perfectionisten. Momenteel is er binnen de literatuur meer en meer consensus omtrent het feit dat perfectionisme een multidimensionaal kenmerk is, wat wil zeggen dat het uit diverse componenten bestaat. Enerzijds onderscheiden we ‘prestatiegericht perfectionisme’, anderzijds onderscheiden we ‘zelfkritisch perfectionisme’ (Boone, Soenens, & Braet, 2011).

Prestatiegericht perfectionisme versus zelfkritisch perfectionisme: wat is het verschil?

Wie hoog scoort op prestatiegericht perfectionisme legt typisch de lat vrij hoog en heeft hoge standaarden en verwachtingen voor zichzelf. Men zou kunnen zeggen dat dit de ambitieuze mensen zijn die ernaar streven om het ‘te maken’ in hun leven.

Wie hoog scoort op zelfkritisch perfectionisme is vrij kritisch tegenover zichzelf, heeft vaak het gevoel dat wanneer men iets doet, het niet goed genoeg is en het beter zou moeten, en maakt zich zorgen over fouten. Typisch zullen deze mensen hun zelfwaarde heel sterk laten afhangen van hun prestaties: wanneer ze goed presteren, voelen ze zich goed en waardevol als persoon. Echter, wanneer ze slecht presteren, dan voelen ze zich gefaald als persoon. Het breekbare zelfbeeld dat kenmerkend is voor deze vorm van perfectionisme werd reeds in een eerdere post besproken (zie “hoe tevreden ben jij met jezelf”).

Onderzoek toont aan dat zelfkritisch perfectionisme zeer sterk geassocieerd is met een diverse range aan negatieve gevolgen, zoals laag zelfbeeld, depressie, angst, eetstoornissen (Shafran & Mansell, 2001). Veel minder duidelijk is of prestatiegericht perfectionisme nu geassocieerd is met negatieve, dan wel met positieve gevolgen. Prestatiegericht perfectionisme lijkt een mes te zijn dat aan twee kanten kan snijden.

“I’m a perfectionist, so I can drive myself mad – and other people, too. At the same time, I think that’s one of the reasons I’m successful. Because I really care about what I do.”
(Michelle Pfeiffer)

Wie de lat hoog legt, kan diep vallen

Het gevaar van het stellen van hoge standaarden situeert zich op diverse vlakken:

  1. Zolang je in staat bent om je hoge standaarden te bereiken, zal je niet noodzakelijk problemen ondervinden. Het is vooral wanneer je geconfronteerd wordt met falen dat problemen aan de oppervlakte kunnen komen.
  2. Perfectionisten zijn gevoelig om een succeservaring te gaan herevalueren (‘Ik scoorde wel goed, maar eigenlijk was dat examen ook niet echt moeilijk’). Het gevolg hiervan is dat ze de lat de volgende keer nog wat hoger gaan leggen, waardoor ze hun kans om te falen in de hand werken.
  3. Wanneer standaarden onrealistisch zijn en op een zeer rigide, niet flexibele, manier worden nagestreefd, is het meer waarschijnlijk dat men negatieve gevolgen zal ondervinden van deze perfectionistische houding.
  4. Er schuilt een gevaar voor het ontwikkelen van zelfkritiek wanneer hoge standaarden worden gesteld. Inderdaad, onderzoek wees uit dat wanneer men gedurende de loop van de dag hoge standaarden stelt, men dan ook meer zelfkritisch is en meer twijfelt aan het eigen kunnen (Boone et al., 2012).

“Perfectionism is not a quest for the best. It is the pursuit of the worst in ourselves, the part that tells us that nothing we do will ever be good enough – that we should try again.”
(Julie Cameron)

Referenties

  • Boone, L., Soenens, B., & Braet, C. (2011). Een kritische analyse van het begrip perfectionisme in relatie tot eetstoornissen. Tijdschrift voor Klinische Psychologie, 41, 117-128.
  • Boone, L., Soenens, B., Thanasis, M., Vansteenkiste, M., Verstuyf, J., & Braet, C. (2012). Daily fluctuations in perfectionism and their relation to eating disorder symptoms. Journal of Research in Personality, 46, 678-687.
  • Shafran, R., & Mansell, W. (2001). Perfectionism and psychopathology: A review of research and treatment. Clinical Psychology Review, 21, 879-906.

Auteur: Liesbet Boone

Dr. Liesbet Boone is klinisch psycholoog en momenteel als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Universiteit Gent. Haar onderzoek focust zich voornamelijk op perfectionisme en eetstoornissen bij adolescenten. In haar doctoraatswerk (2012) vond ze in diverse studies evidentie voor het feit dat perfectionisme zeer nauw verweven is met eetstoornissymptomen. Bovendien vond ze via longitudinaal en experimenteel onderzoek dat perfectionisme de ontwikkeling van eetstoornissymptomen voorspelt. Ze is tevens als klinisch psycholoog werkzaam in het Universitair Psychologisch Centrum Kind en Adolescent waar zij adolescenten met eetstoornissen en geassocieerde problematieken begeleidt.

 

Waar komt zelfwaarde vandaan?

De roots van zelfwaardering liggen in onze kindertijd

Wie we zijn leren we in onze eerste levensjaren via onze ouders, en later ook via onze ruimere sociale omgeving. De band met onze eerste verzorgers bepaalt voor een belangrijk deel onze zelfwaardering. Het zijn immers de anderen in ons leven die bepalen hoe we over onszelf denken en of we onszelf graag zien. We horen via anderen dat we braaf of stout zijn, slim, sportief of eerder lelijk en koppig. Al deze boodschappen gaan al vlug deel uitmaken van hoe we globaal over onszelf denken en naar onszelf kijken.

Ouders en hun (on)voorwaardelijke liefde

Wanneer kinderen ouder worden krijgen ze een meer gedifferentieerd en accurater beeld over zichzelf, maar het globale gevoel van zelfwaarde wordt mee bepaald door die eerste ouder-kind band. Hierin is het hechtingsproces erg belangrijk. Kinderen die een veilige, liefdevolle band met hun ouders of eerste verzorgers ontwikkelen zullen zichzelf meer respecteren. Zij worden immers door hun ouders aanvaard en graag gezien.

Belangrijk hierin is dat de liefde van de ouder onvoorwaardelijk is. Meer en meer onderzoek toont dat ouders die voorwaarden stellen aan hun liefde een breekbaar zelfbeeld van het kind in de hand werken. Ouders met een voorwaardelijke opvoedingsstijl geven hun kind bijvoorbeeld meer aandacht wanneer het een goede toets heeft, een doelpunt scoort of zich netjes gedraagt. Bij een slechte prestatie of negatief gedrag laat deze ouder het kind schuldig voelen of spreekt hij/zij bijvoorbeeld een tijdje niet meer met het kind. Zo laat de ouder het kind aanvoelen dat het in de fout ging en dat het kind de liefde van de ouder niet waardig is. Omdat kinderen voelen dat ze meer waardering krijgen als hun gedrag voldoet aan de eisen van hun ouders, proberen ze de liefde van hun ouders niet te verliezen. Dit is belastend voor het kind want het zorgt er voor dat het kind zichzelf ook vanuit het perspectief van de ouders bekijkt en zelfs evalueert. Het kind zal zichzelf met andere woorden enkel graag zien wanneer zijn of haar gedrag beantwoordt aan de ouderlijke eisen.

Allemaal applaus-ouders?

Dit betekent niet dat ouders als applaus-opvoeders met hun kinderen moeten omgaan en bij elk kleine prestatie het kind moeten overladen met complimentjes en positieve feedback. Onderzoek bij kinderen met een laag niveau van zelfwaarde toont immers aan dat persoonsgerichte feedback, waarbij het kind krijgt te horen dat het lief, slim, knap en tof is, het zelfwaardegevoel van kinderen niet ten goede komt. Sterker nog, zulke feedback duwt het kind eerder nog meer de dieperik in wanneer heteen faalervaring doormaakt. Immers, wanneer zij falen hebben zij niet meer het gevoel dat zij lief en slim zijn.

Referentie

  • Assor, A., & Tal, K. (2012). When parents’ affection depends on child’s achievement: Parental conditional positive regard, self-aggrandizement, shame and coping in adolescents. Journal of Adolescence, 35, 249-260.

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

Hoe tevreden ben jij met jezelf?

Hoe zeer iemand zichzelf waardeert en leuk vindt komt tot uitdrukking in de zelfwaarde van een persoon. Lange tijd is er binnen de wetenschappelijke literatuur vooral aandacht geweest voor de hoeveelheid van deze ‘zelfliefde’. Maar zoals de band Doe Maar al zong in 1982, kun je je afvragen ‘Is dit alles?’.

Kernis (2003), een wetenschapper die veel onderzoek deed naar zelfwaarde, vond in ieder geval van niet. Hij schreef dat het ook belangrijk is:

  • om te kijken naar de mate waarin iemand zijn zelfwaarde afhankelijk is van het voldoen aan verwachtingen;
  • om zelfwaarde niet alleen met een vragenlijst in kaart te brengen.

Mijn eten is aangebrand! Wat ben ik toch een waardeloos persoon!

Iedereen ervaart wel eens successen in het leven, maar ook zeker momenten van falen. Een examen dat niet goed ging, een relatie die beëindigd werd door de ander, het huishouden dat maar een chaos blijft, … De manier waarop mensen hiermee omgaan verschilt van persoon tot persoon. Een persoon met een kwetsbaar zelfbeeld kan deze succes- en faalervaringen niet van zich afschudden. De waarde van zijn persoon is gekoppeld aan deze ervaringen. Dus wanneer hij iets lekkers gekookt heeft, voelt hij zich even zeer waardevol, maar wanneer hij daarna buiten gaat joggen en niet verder komt dan zijn eigen straat, voelt hij zich waardeloos en gefaald als persoon. Dit sluit dus aan bij het eerste punt dat Kernis (2003) maakte: de kwetsbaarheid van zelfwaarde komt tot uiting in de afhankelijkheid van het voldoen aan verwachtingen.

Ben jij écht tevreden met jezelf?

Iedereen kent waarschijnlijk wel een persoon die altijd maar opschept over zichzelf en jou het gevoel geeft dat hij bijna alles beter kan dan jij. Laten we hem Jan noemen. Jan lijkt te blaken van het zelfvertrouwen en wanneer je hem zou vragen ‘Hoe tevreden ben jij met jezelf?’, zouden de resultaten waarschijnlijk aantonen dat Jan een persoon is met een hoge zelfwaarde.

Is hiermee dan de kous af? Als onderzoekers denken wij van niet. Immers, de kwetsbaarheid van iemands zelfwaarde is ook van belang. Zo heeft Jan de neiging om steeds op te scheppen over zichzelf en dit toont de kwetsbaarheid van zijn zelfwaardering. Waarom zou Jan zich anders genoodzaakt zien om op te scheppen als hij écht tevreden is met wie hij is?

Zelfwaarde begrijpen vergt meer dan weten of het hoog of laag is

Zoals Kernis (2003) ook aangaf, is het belangrijk om zelfwaarde niet alleen met standaard vragenlijsten te meten. Waarom? Omdat mensen op een vragenlijst niet altijd eerlijk zijn of niet voldoende inzicht hebben in hoe zij denken over zichzelf. Wanneer zelfwaarde subtieler gemeten wordt kan de zelfwaarde van een persoon in een ander licht komen te staan. De meeste mensen doen zichzelf soms beter voor op een vragenlijst wat een valide meting van zelfwaarde in de weg staat. Impliciete, subtiele metingen van zelfwaarde kunnen bv. gebeuren via de Implicit Association Test. Deze test meet zelfwaarde op een indirecte manier, nl. door de associaties van mensen na te gaan tussen ‘ik ben’ en positieve en negatieve woorden, zoals ‘waardevol’ of ‘lui’. Daarbij kijkt men naar de reactietijd, iets wat mensen veel minder onder controle hebben. Snelle associaties betekenen sterkere associaties. Impliciete metingen van zelfwaarde kunnen door deze subtiliteit een ander licht werpen op het concept zelfwaarde dan vragenlijsten.

Wanneer er bij een persoon veel verschil zit tussen de zelfwaardescores op een vragenlijst en een meer subtiele test, dan laat dit ook een kwetsbaarheid in zijn zelfwaarde zien. Bij Jan bijvoorbeeld, verwachten we dat er zo’n verschil naar voren kan komen. Op een vragenlijst zou een hoge zelfwaarde uitkomen, maar op een subtiele meting zou deze zelfwaarde een stuk lager kunnen zijn. Hij is dus eigenlijk veel onzekerder over zichzelf dan hij wil of kan toegeven.

Wat te onthouden?

Een hoge zelfwaarde kan nog altijd kwetsbaar zijn. Een kwetsbare zelfwaarde kan zich op verschillende manieren uiten, zoals door een sterke daling van zelfvertrouwen na een faalervaring of door een boost in zelfvertrouwen bij een succeservaring. Ook verschillen in zelfwaardescores tussen een directe vragenlijst of een subtiele, indirecte meting toont een kwetsbaarheid in de zelfwaardering van een persoon aan. Hoewel er nog veel onderzoek nodig is, laten resultaten tot nu toe zien dat deze kwetsbaarheid een negatieve invloed heeft op het welzijn van een persoon. Het belangrijkste wat we dus moeten onthouden bij zelfwaarde-onderzoek, is dat zoals bij zoveel dingen in het leven het bij zelfwaarde niet alleen gaat over kwantiteit maar zeker ook over kwaliteit!

Referentie

  • Kernis (2003). Towards a conceptualization of optimal self-esteem. Psychological Inquiry, 14(1), 1 – 26.

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

Beter slapen zonder pillen: 10 tips uit de psychologie

Elf procent van de Belgen heeft het afgelopen jaar vaak slaap- of kalmeermiddelen gebruikt. Dat blijkt uit een onderzoek van TestAankoop bij meer dan 3.000 mensen. Slaapproblemen en ingrijpende levensgebeurtenissen zijn meestal de aanleiding om te starten met medicatie. Mensenkennis.be deed beroep op een hoofdstuk van de American Psychological Association om enkele psychologische tips voor een betere slaapkwaliteit mee te geven. Hoe kunnen we beter slapen zonder pillen?

Psychologische therapie werkt beter dan medicatie tegen slapeloosheid

Medicatie wordt vaak gezien als een ‘quick win’, een snelle een gemakkelijke oplossing voor slaapproblemen. Wetenschappelijk onderzoek toont echter aan dat psychologische therapie (nl., cognitieve gedragstherapie) meer effectief is tegen slapeloosheid en meer langdurige positieve effecten heeft dan een vaak gebruikte slaappil, Ambien. De mensen die cognitieve gedragstherapie volgden, kregen dagelijkse oefeningen om stresserende gedachten te herkennen en veranderen. Technieken die ze aangeleerd kregen waren bv. het uitstellen van bedtijd, of opstaan om te lezen als ze niet in slaap konden vallen na 20 minuten. Deze technieken bleken dus effectiever tegen slapeloosheid dan medicatie.

Cognitieve gedragstherapie heeft een succesgraad van 70-80% om mensen te helpen die last hebben van chronische slapeloosheid. Een derde van de mensen die deze therapie volgen bereiken terug normale slaap, en bij de meesten verminderen hun symptomen met 50% en slapen ze 45-60 extra minuten per nacht.

Beter slapen zonder pillen: 10 concrete tips

  1.  Probeer steeds op hetzelfde uur te gaan slapen.
  2.  Probeer een constant aantal uren te slapen (bv. steeds 8 uur per nacht).
  3.  Drink of eet geen caffeïne 4 tot 6 uur voor je gaat slapen en minimaliseer het gebruik ervan overdag.
  4. Vermijd alcohol en zware maaltijden voor je gaat slapen.
  5. Rook niet, zeker niet vlak voor je gaat slapen of wanneer je ’s nachts wakker bent.
  6. Probeer regelmatig wat te bewegen/sporten (maar niet vlak voor je gaat slapen).
  7. Vermijd lawaai, licht, en overdreven warme en koude temperaturen in de slaapkamer.
  8. Probeer wakker te worden zonder een alarmklok.
  9. Als je toch een alarmklok gebruikt, gebruik niet de ‘snooze’ functie maar sta onmiddellijk op.
  10. Werk niet tot vlak voor je gaat slapen, of doe dan ook geen andere belastende mentale activiteiten. Constant ‘online’ zijn (Twitter, Facebook, e-mail) behoort dus ook tot deze categorie van activiteiten.

Hoewel veel van deze tips misschien evident lijken, zijn ze wel degelijk effectief. Bovendien zijn er toch enkele verrassingen. Zo zal ik bv. mijn snooze-gewoonte moeten herzien vanaf nu. Dit deelt je slaap op in deeltjes die minder verkwikkend zijn. Bovendien verkort snoozing je REM-slaap.

Extra weetjes

  • Sommige medicijnen voor hoge bloeddruk, astma, of depressie kunnen slaapproblemen veroorzaken als bijwerking.
  • De behoefte aan slaap vermindert niet met de leeftijd (dus die mythe blijkt niet te kloppen). De mogelijkheid om 6 tot 8 uur aan een stuk te slapen kan wel verminderen met de leeftijd.
  • Als je met een slaapprobleem zit dat steeds terugkeert of al langer dan enkele weken duurt, is het een goed idee om te gaan praten met een dokter of een psycholoog.

Referenties

  • Artikel ‘Een Belg op de negen gebruikt slaap- of kalmeermiddelen’: deredactie.be.
  • Website American Psychological Association: APA.

Auteur: Michiel Crommelinck

Michiel Crommelinck is doctoraatsstudent in de Bedrijfspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW) en is verbonden aan de VIGOR Innovation Research Group. Zijn onderzoek focust zich op de rol van feedback in creativiteit, innovatie en ondernemerschap. Als onderdeel van zijn doctoraat deed hij zes maanden onderzoek in de VS (Rice University). Hij is tevens initiatiefnemer van Get Recruited (jobbeurs), medeoprichter van de Gentse Alumni Psychologie (GAP) en deze blog, Mensenkennis.be.

 

Negatieve gedachten loslaten?

Wat doe jij met gedachten die je niet leuk vindt? Probeer je ze te veranderen of zelfs te verdringen uit je geheugen? Een nieuwe studie toont aan dat wanneer mensen zulke gedachten opschrijven en weggooien, de impact van deze gedachten op hun attitudes en gedrag wordt verkleind.  Dus: schrijf ze op en gooi ze weg!

Negatieve gedachten en het gevaar van dagboeken

Een dagboek laat mensen toe om positieve en negatieve gedachten op te schrijven en deze veilig op te bergen. Hoewel mensen verwachten dat het gebruik van een dagboek tot positieve effecten zal leiden, kan dit wel eens minder goed uitpakken dan gehoopt.

In de studie werd immers ook onderzocht wat zou gebeuren als deelnemers hun gedachten opschrijven en veilig bij zich houden (bv. in portefeuille of handtas). Wat bleek? Het bewaren en beschermen van gedachten, wat vrij goed overeen komt met het principe van een dagboek, bleek de effecten van gedachten op attitudes nog te versterken: positieve gedachten werden positiever, maar negatieve gedachten werd nóg negatiever.

Doorbreek gedachtepatronen

Aldus moeten we nadenken over hoe mensen gerichter kunnen omgaan met hun gedachten.

Wil je bepaalde positieve gedachten versterken? Schrijf ze op en hou ze veilig bij, bv. in je portefeuille of dagboek.

Wil je bepaalde negatieve gedachten loslaten? Schrijf ze op en gooi ze weg!

Referentie

  • Brinol, P., Gascó, M., Petty, R. E., Horcajo, J. (2013).Treating Thoughts as Material Objects Can Increase or Decrease Their Impact on Evaluation. Psychological Science, 24, p. 41-47.

Auteur: Michiel Crommelinck

Michiel Crommelinck is doctoraatsstudent in de Bedrijfspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW) en is verbonden aan de VIGOR Innovation Research Group. Zijn onderzoek focust zich op de rol van feedback in creativiteit, innovatie en ondernemerschap. Als onderdeel van zijn doctoraat deed hij zes maanden onderzoek in de VS (Rice University). Hij is tevens initiatiefnemer van Get Recruited (jobbeurs), medeoprichter van de Gentse Alumni Psychologie (GAP) en deze blog, Mensenkennis.be.