Browse Tag: tips

Hoe ga je om met online posts over zelfverwonding? Vier cruciale tips voor sociale mediagebruikers

Wist je dat
… meer dan 10% van de Vlamingen aangeeft zichzelf ooit te hebben verwond (met de intentie zichzelf pijn te doen)? Vooral jongeren lopen een risico om hiermee te starten, maar het komt voor in alle leeftijdsgroepen. Sociale media kunnen een rol spelen bij zelfverwondend gedrag. Wat doe je wanneer je online in aanraking komt met berichten hierover? We delen graag wat achtergrond over wat zelfverwondend gedrag inhoudt en de rol van die sociale media. Daarna krijg je concrete tips voor gepaste acties en reacties.

Wat je verder moet weten
Over zelfverwondend gedrag
Wie zichzelf verwondt ziet dat vaak als een manier om met moeilijke emoties om te gaan. Iemand brengt het eigen lichaam opzettelijk fysieke schade aan, met de bedoeling zichzelf pijn te doen, en zonder de intentie zichzelf van het leven te benemen (zoals bij een zelfmoordpoging). Zelfverwondend gedrag wijst vaak op emotionele moeilijkheden en moet altijd ernstig genomen worden. Het kan immers ook samengaan met of evolueren naar zelfmoordgedachten of –pogingen.
Over de rol van sociale media
Motivatie om online te posten
Vaak doen jongeren al aan zelfverwonding vooraleer ze daar ook online actief rond worden. Jongeren gebruiken sociale media om twee redenen, namelijk om inzicht te krijgen in hun zelfverwonding en om ervaringen te delen met elkaar. Op die manier willen ze de isolatie en het stigma in de offline wereld doorbreken.
Negatieve effecten
Jongeren die berichten te zien krijgen rond zelfverwonding ervaren vaak angst of ongemak. Bij kwetsbare jongeren bestaat verder ook het risico dat zulke verhalen hen aanzetten om dat gedrag te kopiëren. De uitwisseling onder jongeren brengt dus risico’s met zich mee, maar heeft gelukkig ook voordelen.
Positieve effecten
Online contact met jongeren in een gelijkaardige situatie zorgt namelijk voor emotionele steun en sociale verbondenheid. Een online community kan ook ervaringen delen die de nadruk leggen op herstel. Dat gaat dan bijvoorbeeld over het vermogen om momenten van crisis en zelfverwondend gedrag te boven te komen. Zulke berichten kunnen een positieve invloed hebben op kwetsbare jongeren en beschermend werken.
Hoe reageer je best op online berichten over zelfverwondend gedrag?
Over de rol van sociale media op zelfverwondend gedrag is weinig geweten. Toch kunnen we een aantal aanbevelingen meegeven. Daarmee kan ook jij helpen om te bouwen aan een online omgeving die aandacht heeft voor dit risicogedrag.

  1. Onderschat of minimaliseer zelfverwondend gedrag niet, ook niet online.
  2. Zie je posts rond zelfverwondend gedrag of deelt een jongere zo’n bericht met je? Probeer dan in gesprek te gaan en doe dat steeds op een steunende en constructieve manier. Verwijs door naar betrouwbare kanalen zoals awel.be, jac.be, clbchat.be of zelfmoord1813.be (wanneer er ook sprake is van zelfmoordgedachten of –gedrag).
  3. Reageert iemand niet en maak je je zorgen? Op verschillende sociale netwerken kan je verontrustende inhoud melden.
  4. Verspreid zelf geen berichten van anderen over zelfverwondend gedrag, zelfs niet met een waarschuwing. Ook met zo’n ‘trigger warning’ kan een post schadelijk zijn.

Dit interesseert je misschien ook
Ook rond zelfmoord en sociale media zijn er belangrijke aandachtspunten. In ‘Hoe post je veilig over zelfmoord?’ geeft het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie concrete tips.

Auteurs
Julie Van Gestel (stagiaire) en Tom Van Daele (onderzoeksleider) zijn verbonden aan de Expertisecel Psychologie, Technologie & Samenleving van de Thomas More-hogeschool. Eva Dumon is als wetenschappelijk medewerkster verbonden aan het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie van de Universiteit Gent.

Referenties

  • Lavis, A., & Winter, R. (2020). #Online harms or benefits? An ethnographic analysis of the positives and negatives of peer-support around self-harm on social media. The Journal of Child Psychology and Psychiatry, 61(8), 842–854. https://doi.org/10.1111/jcpp.13245
  • Biernessera, C., Sewall, C. J. R., Brent, D., Bear, T., Mair, C., & Trauth, J. (2020). Social media use and deliberate self-harm among youth: A systematized narrative review. Children and Youth Services Review, 116, 1-15. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2020.105054
  • Zelfmoord1813. (2019, Februari 10). Zelfverwonding factsheet. Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie. https://www.zelfmoord1813.be/sites/default/files/Zelfverwonding.pdf
  • Zelfmoord1813. (2016, Oktober 13). Omgaan met zelfbeschadiging: Een gids voor ouders en hulpverleners. Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie. https://www.zelfmoord1813.be/publicaties/producten/omgaan-met-zelfbeschadiging-een-gids-voor-ouders-en-hulpverleners
  • Candice, L., Odgers, & Jensen, M.R. (2020). Annual Research Review: Adolescent mental health in the digital age: facts, fears, and future directions. The Journal of Child Psychology and Psychiatry, 61(3), 336–348. https://doi.org/10.1111/jcpp.13190
  • Picardo, J., McKenzie, S.K., Collings, S., & Jenkin, G. (2020). Suicide and self-harm content on Instagram: A systematic scoping review. PLOS ONE, 15(9): e0238603. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0238603
  • Williams, J. (2020, Oktober 15). Social media and self-harm in young people: help or hindrance? The Mental Elf. https://www.nationalelfservice.net/mental-health/self-harm/social-media-self-harm/
  • Jones, P.J., Bellet, B.W., & McNally, R.J. (2020). Helping or Harming? The Effect of Trigger Warnings on Individuals With Trauma Histories. SAGE jounals, 8(5), 905-917. https://doi.org/10.1177%2F2167702620921341
 

Blokken in Coronatijden: Inzichten vanuit psychologisch onderzoek

De huidige COVID19 crisis vereist voor velen onder ons aanpassingen op verschillende gebieden. Dit betekent dat ook de studenten langzaamaan hun blok zullen starten in een uiterst specifieke context. Uniek aan deze periode zijn (a) de overgang naar afstandsonderwijs; (b) de sociale isolatie; (c) de smartphone als belangrijkste connectie met de buitenwereld en (d) een gelegenheid waarbij we onszelf gemakkelijker laten gaan op vlak van voedsel en beweging. Gelukkig is er wat psychologisch onderzoek dat kan helpen met deze specifieke uitdagingen. We (een ervaren student en een hoogleraar klinische psychologie) presenteren hier een selectie van recent onderzoek naar corona-specifieke factoren dat studenten kan helpen om een goede start te maken met de blokperiode.


Online lessen als nieuwe standaard
Één van de grootste veranderingen bij afstandsonderwijs is de verschuiving van lessen in de auditoria naar online lessen. Aandacht bij een online les houden, is een pak moeilijker dan in een auditorium. Niets houdt je tegen om weg te stappen van je computer, te multitasken of gewoon met je gedachten af te dwalen. Onderzoek toont zelfs aan dat de helft van de studenten na 5 minuten reeds stopt met de online les volgen.
Er valt echter goed nieuws te melden: Een recent onderzoek van Wilson en collega’s onderzocht het effect van het versnellen van lessen. De resultaten van dit onderzoek toonden aan dat het versnellen van de lessen met weinig kosten gepaard gaat, terwijl studenten hun aandacht beter bij de les houden en tijd uitsparen.
Twee aanvullende studies gingen de invloed na van het versnellen van lessen op een aantal aspecten, zoals het begrijpen van de leerstof, afdwalende gedachten en subjectieve evaluaties van de les en de leerervaring.
Aan het eerste experiment namen enkel psychologie studenten deel. Elke student bekeek 2 lessen, één op normale snelheid en een versnelde les. Hierbij werd geregeld doorheen de les gepeild of de gedachten van de student afgedwaald waren. Na de les werd aan de studenten gevraagd of ze de les interessant, bevorderlijk of moeilijk vonden, en hoeveel moeite het volgen van de les had gekost. Vervolgens moesten de studenten inschatten hoe goed ze zouden antwoorden op een test over de leerstof, waarna ook degelijk een test werd afgenomen. De resultaten waren verrassend. De lessen bekijken aan 1.6-1.7x de normale snelheid gaf vergelijkbare resultaten als op reguliere snelheid, dus zonder verlies aan begrip konden studenten tijd uitsparen. Bovendien was er zelfs een voordeel in termen van afdwalende gedachten. Studenten konden dus beter hun aandacht bij de les houden wanneer deze versneld was.
Het tweede experiment was vergelijkbaar, met als verschil dat studenten niet meer beperkt waren tot psychologiestudenten en dat ze slechts 1 les te zien kregen. De helft van de deelnemers volgde dus een les aan normale snelheid en de andere helft volgde een les aan versnelde snelheid. Dit tweede experiment toonde wel een klein verschil tussen beide snelheden op vlak van het begrijpen van de leerstof, waar de versnelde les iets minder (6%) begrepen werd. Op het afdwalen van gedachten en de leerervaring had het versnellen geen impact. Dus ondanks een minimaal verlies in termen van begrip, wonnen de studenten tijd en had het versnellen geen invloed op andere aspecten van de lesbeleving.
Dus indien de leerstof verder bouwt op eerdere leerstof en studenten voorkennis hebben, is het versnellen van online lessen aan te raden. Indien de studenten minder voorkennis hebben of minder geïnteresseerd zijn in het onderwerp, is er een beperkte kost in termen van begrip.

Praktische tip voor de student: Zet je lessen, zeker de minder complexe, dus gerust op snelheid 1.5! Zo kun jij veel sneller en even aandachtig door die lessen heen raken. Jezelf motiveren om 1.5u les te kijken is waarschijnlijk gemakkelijker dan voor 2u les. Bovendien kun je de uitgespaarde tijd voor andere zaken gebruiken.

Sociale isolatie tijdens de lockdown

Door het verplicht binnen blijven tijdens deze corona-crisis is het risico op sociale isolatie groter. Veel onderzoek toont reeds aan dat sociale isolatie nefast kan zijn voor de mentale gezondheid, maar hoe zit dat in relatie tot academische prestaties? Betekent isolatie meer opportuniteit om te studeren of heeft het een negatief effect op onze studies? Recent psychologisch onderzoek van Wang en collega’s onderzocht onder andere het effect van sociaal contact op academische prestaties.
Wang en collega’s hebben een 50-tal studenten van een Ivy League school gedurende 10 weken onderzocht. Dit liet toe om studenten te bestuderen binnen een veeleisende context die een hoog tempo hanteert. Deze studie was innovatief omdat de dataverzameling gebeurde door een combinatie van monitoring technieken. Er werd op die manier een brede range aan data verzameld en er was dus veel informatie beschikbaar. Enerzijds werden vragenlijsten afgenomen, alsook 3 tot 13 dagelijkse korte bevragingen op de smartphone. Deze vragenlijsten en bevragingen peilden onder andere naar stress, humeur, sociaal contact, beweging/sport en gedrag. Anderzijds werd data van de smartphones van studenten gebruikt. Dit ging om data van de microfoon, de accelerometer, de lichtsensor en de GPS/bluetooth gegevens. Op deze manier kon veel on-line informatie omtrent activiteit, conversaties, slaap en (co-)locatie verzameld worden. Dit alles resulteerde in een zeer uitgebreide dataset die een realistische weergave bood van het dagelijkse leven van de studenten.
Deze studie bekeek onder andere de effecten van sociale isolatie en sociale verbondenheid op academische prestaties, die voor ons relevant zijn. Deze studie vond meerdere relevante relaties tussen academische prestaties en sociale interactie. Specifiek werd er gevonden dat zowel de frequentie als de duur van conversaties doorheen de dag gelinkt waren aan de resultaten van studenten. Dus studenten die meer en/of langere conversaties hadden met medestudenten, haalden betere academische resultaten. Er werd daarentegen een omgekeerde relatie gevonden met activiteiten binnenshuis. Dus studenten die vaker binnen zaten en minder buiten kwamen, haalden gemiddeld lagere resultaten. Tenslotte werd een verband gevonden tussen co-locatie, of het delen van de locatie met anderen, en resultaten, waarbij studenten die zich meer op dezelfde locatie bevonden als anderen, hogere resultaten behaalden. Dus dit wijst opnieuw op de link tussen sociaal contact en academische prestaties. Er werd in de studie niet gespecificeerd of de contacten en conversaties al dan niet studiegerelateerd waren.

Praktische tip voor de student: Deze studie toont het belang aan van sociale verbondenheid, niet enkel voor onze mentale gezondheid, maar ook voor onze academische prestaties. In tijden van isolatie zoals deze corona-crisis, is het dus uiterst belangrijk om sociaal contact te proberen bewaren in de mate van het mogelijke. Gebruik die smartphone dus zeker om sociaal contact te bewaren.

Uitstelgedrag en sociale media.

Nu we het toch over de smartphone hebben. Chats, telefoontjes en videocalls. Deze lockdown duwt ons richting nieuwe manieren om sociaal contact te behouden en de smartphone is hierbij essentieel. Er is echter slechts een dunne lijn tussen smartphone-gebruik voor sociaal contact enerzijds en smartphone-gebruik als uitstelgedrag anderzijds. Maar is het gebruik van sociale media nu echt zo negatief voor de studies?
Het goede nieuws is dat onderzoek aantoont dat het gebruik van sociale media, zoals facebook, niet per definitie negatief hoeft te zijn. Dus sociale media vormt momenteel een van de handigste manieren voor sociaal contact. De grote boosdoener is volgens het onderzoek van Sternberg en collega’s wanneer sociale media gebruikt wordt als uitstelgedrag. Zij rapporteren twee studies die de relatie tussen angstgevoelens en Facebook-gebruik, zowel studiegerelateerd en als uitstelgedrag, nagaan.
De eerste studie sloot sterk aan bij de dagelijkse realiteit. In deze studie werd 3 dagen voor een belangrijk examen aan studenten gevraagd een applicatie te installeren op hun smartphone en PC. Op die manier werd bij de deelnemers alle Facebook activiteit nagegaan. Ook kregen zij geregeld berichtjes met de vraag om hun algemeen angst-niveau aan te geven. Op het einde van de dag konden studenten aangeven hoeveel tijd ze op Facebook hadden gezeten voor studie-gerelateerde zaken. Bij de vergelijking tussen verschillende metingen van de angst-niveaus vonden de onderzoekers dat hoe meer studenten Facebook gebruikten, hoe angstiger ze zich achteraf voelden. Omgekeerd was dat niet het geval, dus angstiger voelen leidde niet tot meer Facebook-gebruik.
De tweede studie had tot doel een sterker causaal verband te kunnen vaststellen. Om dit te kunnen doen, vond de studie plaats in een meer gecontroleerde labo-setting. Vooraf werd bij alle studenten het wachtwoord van hun Facebook account veranderd, zodat zij 2 dagen gedepriveerd werden. Op de dag van de studie werd aan alle deelnemers gezegd dat ze een toets zouden moeten afleggen en dat deze toets een sterke voorspeller is van zowel academisch succes als algemeen succes in het leven. De deelnemers werden in 2 groepen verdeeld die verschillende instructies kregen. Bij 1 groep werd aangedrongen om zich zo goed mogelijk voor te bereiden zodat ze beter zouden presteren. Facebook-gebruik was in deze situatie dus uitstelgedrag dat afleidde van het voorbereiden. Bij de andere groep werd gewoon vrije tijd gegeven en was Facebookgebruik dus niet noodzakelijk uitstelgedrag. Beide groepen kregen terug toegang tot hun Facebook profiel. Dit onderzoek toonde dat bij groep 1 een significante relatie bestond tussen het Facebook gebruik en toename in angst. Dit was in de tweede groep niet het geval.
Wanneer sociale media interfereert met andere doelen, zoals blokken, zorgt het voor verhoogde angstgevoelens. Angstgevoelens zijn in deze periode algemeen al vaak hoger, en extra angst en stress voor examens helpt zeker niet.

Praktische tip voor de student: gebruik je sociale media tijdens pauzes of na je blok-uren, en probeer die gsm weg te leggen tijdens de lessen en tijdens het studeren, zodat de verleiding beperkt blijft.

Voeding

Het leven in lockdown zorgt op vlakken zoals voeding en beweging eveneens voor veranderingen. Er is de afgelopen tijd veel geschreven over beweging, maar voeding is wat onderbelicht gebleven. Uit eten, naar de frituur of naar een fastfood-restaurant gaat niet meer. De take-aways draaien echter overuren en tijdens het hamsteren in maart waren de diepvriespizza’s en klaargemaakte maaltijden de eerste target en al snel uitverkocht, naast toiletpapier natuurlijk. De maatschappelijke veranderingen zorgen mogelijks dus voor een verschuiving in voedingspatroon. Daarom is het interessant om te kijken wat onderzoek zegt over voeding in relatie tot academische prestaties.
Een studie van Reuter en collega’s keek naar deze relatie bij een 600-tal universiteitsstudenten. Eerdere studies keken vooral naar jongere doelgroepen, waardoor onderzoek over voeding in relatie tot academische prestaties bij universiteitsstudenten beperkt is. In deze studie werden de studenten gevraagd om hun behaalde academische resultaten te rapporteren, alsook hun eetgewoonten. Specifiek moesten ze hun consumptie aangeven voor enkele categorieën: fruit, groenten, slaatjes, fruitsap, melk, energiedrank of frisdrank, ontbijt en fastfood. Op basis van deze gegevens werd gekeken of er bepaalde verbanden konden worden gelegd.
Uit de resultaten bleek dat de meeste studenten niet voldeden aan de richtlijnen voor gezonde voeding. Er kwamen echter enkele belangrijke bevindingen naar voren. Zo vonden de onderzoekers dat het nemen van een ontbijt samenhangt met betere academische scores. De studenten die op 5 of meer dagen per week ontbijt aten, hadden significant hogere academische scores dan de studenten die op 3 dagen of minder ontbeten. Mogelijks was dit resultaat een reflectie van het al dan niet consciëntieuze karakter van de studenten, die bijgevolg dus al vroeg wakker zijn om aan hun lesdag te beginnen. Deze bevindingen zijn in lijn met eerder onderzoek waarbij ontbijten gelinkt werd aan betere academische prestaties.
Daar tegenover vond de studie dat het eten van fastfood geassocieerd was met lagere academische prestaties. Ook dit bevestigt eerdere studies die hetzelfde aangeven. Voor de andere voedingsgroepen werden geen significante relaties gevonden.

Praktische tip voor de student: Hoewel voeding niet de bepalende factor zal worden voor het al dan niet slagen voor je examens, doe je er dus wel best aan om je ontbijt niet over te slaan en fastfood in de mate van het mogelijke te beperken.

De corona-crisis vereist van studenten heel wat aanpassingen. We selecteerden recent psychologisch onderzoek dat wat aanwijzingen geeft voor studenten om de naderende blokperiode zo goed mogelijk aan te vatten. Deze selectie is zeker nog niet zaligmakend, maar geeft toch al wat houvast naast alle bestaande studietips. Er zijn heel wat studies aangevat naar de effecten van de Corona crisis dus we verwachten dat updates en aanvullingen op onze tips slechts een kwestie van tijd zijn. Hopelijk is dit toch al een eerste hart onder de riem voor de blokkende student.

Auteurs

Prof. Ernst Koster & Pauline Stas (Universiteit Gent)

 

Tussen ruzie en verbondenheid: zeven belangrijke tips om je relatie te versterken

Elke relatie telt

Ik ben net klaar met een stomende sessie relatietherapie in Zeeland en bedacht me even het volgende: ik heb volgens collega’s een “dragende stem” (lees: ze horen mij door de muren heen spreken, wat volgens mij zwaar overdreven is) maar dan nog word ik door sommige koppels moeiteloos “overstemd”. Zo zijn er koppels die schreeuwend elkaar bijna letterlijk de kamer uitvechten en daar al dan niet mijn meubilair voor willen gebruiken. Of koppels waarbij de temperatuur spontaan 10 graden onder 0 zakt, zelfs bij zwoele temperaturen in een lokaal zonder airco. Ik zie ook minstens evenveel, wellicht zelfs meer, liefdevolle en ontzettend zorgzame koppels, koppels die zoveel onmacht voelen en moegestreden zijn omdat ze x-aantal keer in volle snelheid knalden op dezelfde muur. Continue Reading

 

Aantrekkelijkheid bij groepen: het geheel is meer dan de som van de leden.

Een tijdje terug verscheen op deze wetenschapsblog een post over het cheerleader effect, een fenomeen waarbij mensen in groep aantrekkelijker lijken dan alleen. Een nieuwe studie van Nederlandse onderzoekers heeft het voorgaand onderzoek van Walker en Vul (2014) methodologisch verscherpt en komt tot gelijkaardige bevindingen. Geen fancy naam deze keer, maar het zogeheten groepsattractiviteitseffect (GA-effect). Het grote verschil met voorgaand onderzoek? De groep en de individuen ervan werden nu apart door verschillende beoordelaars beoordeeld (in wetenschappelijk jargon: een between-subjects design), terwijl in de studie van het cheerleader-effect dezelfde beoordelaars een gezicht getoond  in groep als alleen beoordeelden (een within-subjects design). Bovendien werd het GA-effect door de Nederlandse onderzoekers in verschillende studies gerepliceerd en theoretisch verder onderbouwd.

Uitzondering op de regel

Eigenlijk volgen we in het dagelijks leven vaak de omgekeerde redenering: wanneer we groepsimpressies maken, gebruiken we eerder een ‘uitmiddelingsregel’, waarbij de evaluatie van de groep een gemiddelde vormt van de evaluaties van alle groepsleden. Op basis van deze regel zouden we eigenlijk kunnen verwachten dat de evaluatie van de aantrekkelijkheid van een groep gebaseerd is op de gemiddelde aantrekkelijkheid van elk lid. Het GA-effect vindt nu net het omgekeerde:  groepen worden attractiever gepercipieerd dan de gemiddelde aantrekkelijkheid van alle leden.  In termen van aantrekkelijkheid is de gehele groep dus meer dan de som van de leden. Het (kleine) verschil met het cheerleader effect ligt in de perceptie van het gemiddelde: bij het GA-effect wordt het gemiddelde genomen van alle individuele leden en is dit kleiner dan de aantrekkelijkheid van de volledige groep, terwijl bij het cheerleader effect individuele gezichten in groep gewoon attractiever lijken dan alleen. Vreemd genoeg vond de nieuwe studie geen evidentie voor het cheerleader effect. De verklaring is waarschijnlijk te zoeken in het verschil in onderzoeksdesign.

Selectieve aandacht

Het principe achter het GA-effect is volgens de onderzoekers te vinden bij selectieve aandacht. Mensen geven selectief meer aandacht aan de meest aantrekkelijke groepsleden, waardoor de ‘lelijkere eendjes’ minder in rekening worden gebracht bij het beoordelen van de volledige groep. Wanneer mensen in één van de experimenten bijvoorbeeld de instructie werden gegeven om meer aandacht te spenderen aan de volledige groep, verzwakte het GA-effect. Deze verzwakking treedt ook op bij kleinere groepen, daar is het effect minder sterk dan bij grote groepen van zes of meer leden. De reden is eenvoudig: wanneer men selectief meer naar de meest attractieve groepsleden kijkt, worden grotere delen van de groep uit de vergelijking gehaald bij het beoordelen van de gehele groep.  Bij kleine groepen wordt elk lid dus meer in rekening gebracht en gebruiken we eerder de uitmiddelingsregel. Het is net dergelijke theoretische onderbouw die deze studie sterker maakt in vergelijking met voorgaand onderzoek. Of je je nu ook zorgen moet maken wanneer je samen met een groep vrienden of vriendinnen op een terras zit,  laten we liever in het midden.

Auteur

Elias Corneillie is assistent en doctoraatsstudent aan de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids-, en Organisatiepsychologie van de Universiteit Gent. Zijn onderzoek focust op de automatische analyse van non-verbaal gedrag tijdens onderhandelingen en sollicitatiegesprekken.

 

Tien tips om zelf stress aan te pakken

Wereldwijd ervaren mensen meer en meer stress, ook in Vlaanderen. Op zich is stress hebben geen probleem: een zeker niveau van stress is onvermijdelijk en kan je zelfs helpen om optimaal te presteren. Langdurige, chronische stress die blijft aanslepen, kan echter wel kwaad. In zo’n situatie heb je een sterk verhoogde kans op verschillende fysieke aandoeningen, zoals hartklachten en beroertes, en ook op psychische problemen zoals depressieve klachten.

Draagkracht vs. draaglast

Word je dus langdurig met stress geconfronteerd, dan is het hoog tijd om daar wat aan te doen. Maar voor we stress aanpakken, is het natuurlijk belangrijk om te begrijpen wat het precies is. Wat is stress nu eigenlijk? Vaak wordt de vergelijking met een weegschaal gemaakt met aan de ene zijde draagkracht en aan de andere zijde draaglast. Er is sprake van stress wanneer de weegschaal uit balans is en draaglast en draagkracht niet meer in evenwicht zijn. De oplossing om stress aan te pakken, is dan ook tweeledig. We kunnen enerzijds de draaglast verlichten en anderzijds onze draagkracht verhogen.

Aan de slag

Hier zomaar mee aanvangen, ligt natuurlijk niet voor de hand. Het is dan ook weinig verwonderlijk dat initiatieven zoals cursussen stressbeheersing (psycho-educatie) populair zijn bij het brede publiek. In zo’n cursus volgen mensen in groep een aantal lessen om met hun stress om te leren gaan. Dit helpt om stapsgewijs inzicht te verwerven in het eigen stressniveau, de patronen die stress bij jou veroorzaken en de vaardigheden die je best bijspijkert om stress aan te pakken. Cursussen stressbeheersing blijken zeker op korte termijn effectief in het reduceren van stressklachten. Op lange termijn is er ook al positieve evidentie, al is die iets minder sterk.

In deze blogpost lijsten we tien technieken op uit een psycho-educatieve cursus die werd ontwikkeld door dr. Jim White. Deze technieken zijn vrij eenvoudig toepasbaar en kunnen je helpen in het omgaan met stress. Ze zullen natuurlijk niet miraculeus je stress doen verdwijnen en dienen zeker ook niet als alternatief voor professionele begeleiding of hulp. Niettemin zijn het technieken en gedachten die je mogelijk wel kunnen helpen om beter om te gaan met dagdagelijkse stress. Probeer ze dus gerust even uit en zie of ze voor jou werken.

Tien tips om stress aan te pakken

1. Pak problemen meteen aan

Krop je gevoelens niet op. Ze zullen zich alleen maar opstapelen tot je als het ware ontploft. Stellen er zich problemen, bijvoorbeeld op het werk, pak ze dan ook meteen aan.

2. Doe het rustig aan

Ga niet te gejaagd door het leven. Probeer rustiger te eten, wandelen, autorijden, … Als je vandaag niet gedaan krijgt wat je wou doen, is dat geen onoverkomelijk probleem. Morgen is er nog een dag.

3. Een ding tegelijk

Stel je iemand voor die aan het werk is terwijl hij krampachtig een telefoon tussen het schouderblad en het oor klemt, met de ene hand notities neemt en met de andere hand door papieren bladert. Tegelijkertijd probeert hij ook nog even snel te lunchen. Deze persoon is zich overduidelijk aan het overbelasten. De boodschap is dan ook simpel: probeert niet te veel ballen tegelijk in de lucht te jongleren.

4. Splits problemen op

Als je met een groot probleem wordt geconfronteerd en je weet niet hoe eraan te beginnen, probeer die op te splitsen in kleine, meer haalbare delen. Pak elk deel vervolgens een voor een aan.

5. Maak relaxatie een onderdeel van je leven

Voorzie elke dag wat tijd enkel voor jezelf. Maak een wandeling, telefoneer met een vriend of een vriendin, werk wat in de tuin, lees een boek, neem een bad, kijk een film of je favoriete serie, luister naar muziek…

6. Stel prioriteiten

Leef je een hectisch leven, dan is het belangrijk om te bepalen wat er eerst moet gebeuren en wat kan wachten. Zet je taken in een volgorde: nummer 1 moet eerst gebeuren, na de middag volgt nummer 2 … en nummer 10 kan wachten tot het einde van de week. Trek tijd uit om je lijst wel regelmatig bij te werken.

7. Doe het ergste eerst

Als je een takenlijst hebt, doe dan als eerste wat je het minst graag doet. Eens dat achter de rug is, zullen de andere taken beter haalbaar lijken. Stel je die taak echter uit, kan deze in je hoofd blijven spoken en na verloop van tijd veel erger lijken dan ze eigenlijk is. Hou dit dan ook in je achterhoofd als je prioriteiten stelt.

8. Andermans schoenen

Als je een probleem hebt, probeer je dan in te beelden hoe je zelf zou reageren, moest een vriend(in) naar jou komen met dit probleem. Welk advies zou je geven? Kan dat advies jou ook helpen?

9. Wees geen superman of –vrouw

Probeer je altijd alles te doen? Kan je elk probleem aan? Ben je altijd de beste? Waarom? Je huis en je job zullen er nog altijd zijn, ook als jij er niet meer bent. (H)erken je sterktepunten en leer leven met je fouten. Probeer zeker niet perfect te zijn, niemand is dat.

10. Neem anderen in vertrouwen

Zoek mensen op die je kan vertrouwen en laat hen weten hoe je je voelt. Zij zien misschien oplossing voor je problemen waar je zelf nog niet aan hebt gedacht. Zelfs als dat niet zo is, dan heb je toch even je hart gelucht. Dit kan je helpen om je minder geïsoleerd te voelen.

Referenties

  • ISW Limits (2006). Stressbeheersing. Leuven: ISW Limits.
  • Van Daele, T., Hermans, D., Van Audenhove, C., & Van den Bergh, O. (2012). Stress prevention through psycho-education: a meta-analytic review. Health Education & Behavior, 39(4), 474-485.
  • White, J. (2000). Treating anxiety and stress: a group psycho-educational approach using brief CBT. Chichester: Wiley.

Auteur: Tom Van Daele

Tom Van Daele (persoonlijke website) is als psycholoog en wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Daar doet hij onderzoek naar de effectiviteit van stressbeheersingscursussen en de mogelijkheden van e-mental health voor de eerste lijn in Vlaanderen.

 

Hoe technologie succesvol introduceren in een organisatie

Technologieën worden al te vaak zonder succes ingevoerd in bedrijven of organisaties. Volgens recente cijfers wordt ongeveer een kwart van alle nieuwe implementaties voortijdig afgebroken, terwijl ongeveer de helft de vooropgestelde doelstellingen (mbt timing, budget of gewenste functionaliteit) niet haalt. Bovendien zijn deze cijfers jammer genoeg vrij stabiel sinds het eerste rapport in 1994.

Illustratie: PACS-technologie in ziekenhuizen

Om te illustreren welke factoren tot succes kunnen bijdragen, gebruik ik bevindingen van onderzoeken naar de factoren die bijdragen tot de aanvaarding van een ‘Picture Archiving and Communication System’ (PACS) door ziekenhuisartsen. PACS is het systeem waarlangs artsen (digitale) radiologische beelden en verslagen kunnen opvragen en bekijken op hun computer, en vervangt de analoge manier van werken waarbij radiologische beelden bekeken worden op een negatoscoop (=lichtbak).

4 kernfactoren voor aanvaarding van technologie

  1. gepercipieerd nut van de technologie
  2. gepercipieerd gebruiksgemak van de technologie
  3. sociale normen aangaande het gebruik van de technologie
  4. objectieve factoren die het gebruik van de technologie faciliteren zoals infrastructuur, ondersteuning, enz.

Dit zijn dan ook de factoren waar een ziekenhuis mee rekening moet houden, en deze kunnen op verschillende tijdstippen in het implementatieproces aangepakt worden door de organisatie. Ik deel dit op in 3 fasen: pre-implementatie, implementatie, en post-implementatie.

Pre-implementatie: Voor de introductie van de technologie

Opdracht 1: het vervullen van de randvoorwaarden

Voorwaarden op het vlak van de organisatie hebben vooral met infrastructuur te maken, zeker in het geval van PACS: een snel netwerk met voldoende bandbreedte, en voldoende opslagcapaciteit. Op het vlak van de gebruiker betekent dit een computer die minstens voldoet aan de minimale voorwaarden om vlot met de nieuwe technologie te kunnen werken. Andere randvoorwaarden zijn dan het voorzien van training en het opzetten van support-team.

Opdracht 2: het creëren van een positief klimaat ten aanzien van de technologie

In deze fase moeten de eindgebruikers geïnformeerd worden over de technologie. Een aantal punten die hierbij kunnen of moeten aangehaald worden, zijn:

  • waarom wordt er overgeschakeld naar de nieuwe technologie
  • wat zijn de (extra) functionaliteiten
  • wat zal de impact zijn op de manier van werken
  • op welke manier wordt opleiding / training voorzien
  • wie is de contactpersoon in geval van vragen en/of problemen

Een positief klimaat kan verder gecreëerd worden door een aantal gebruikers te betrekken in deze voorbereidende fase, vanaf de start tot gebruik van de technologie volledig ingeburgerd is. In een ziekenhuis is het belangrijk dat dit artsen zijn die aanzien genieten van hun collega-artsen.

In deze fase kan het ook nuttig zijn om te peilen naar de percepties van de gebruikers ten aanzien van de technologie door middel van een aanvaardingsstudie. De resultaten van een dergelijke studie kunnen dan gebruikt om de training vorm te geven of verder te verfijnen, op maat van de gebruikers.

Implementatie: Introductie van de technologie aan de eindgebruikers

Opdracht 1: informeer gebruikers over het nut en gebruiksgemak van de technologie

De percepties over het nut en gebruiksgemak van de technologie kun je als organisatie zeer sterk beïnvloeden. Dit kun je bijvoorbeeld doen tijdens een inleidende trainingssessie of een formele informatievergadering net voor invoering van de technologie.

Opdracht 2: hou rekening met de leercurves van gebruikers en differentieer

Hou hierbij rekening met de leercurve die gebruikers zullen moeten doorlopen, en stel de technologie dan ook op een realistische manier voor. Beeldt u zich hierbij de frustratie in van een arts die – daags na de informatievergadering waarin de meest geavanceerde mogelijkheden van PACS gedemonstreerd werden – er niet in slaagt om een RX-foto te bekijken van de patiënt die voor zijn neus zit.

Opdracht 3: focus eerst op de basistaken

De klemtoon moet dus in de eerste plaats liggen op de basistaken en hoe deze het best kunnen uitgevoerd worden. De basistaken zijn dan deze taken die de gebruiker dagdagelijks zal moeten uitvoeren, en die ook mogelijk waren met het bestaande systeem of de ‘oude’ manier van werken. In vervolgsessies kunnen dan gradueel de meer geavanceerde functies aangeleerd en/of toegelicht worden.

Post-implementatie: Na de invoering van de technologie

Opdracht 1: moedig het gebruik van de technologie sterk aan

In deze fase is het vooral belangrijk om meteen na de invoering van de technologie het gebruik ervan sterk aan te moedigen en te monitoren. Voorzie ook opleiding voor gebruikers die zich verder willen bekwamen in de meer geavanceerde functies van de technologie, en biedt ondersteuning voor gebruikers met vragen en/of problemen.

Opdracht 2: stuur percepties van gebruikers tav de technologie bij

Onderzoek toont aan dat vooral kort na de introductie van een technologie een organisatie de percepties van de gebruikers kan bijsturen. Om deze percepties te peilen kan opnieuw een aanvaardingsstudie uitgevoerd worden. Dit is zeker aan te raden indien een implementatie niet loopt zoals verwacht.

Conclusie

Gebruikers staan zelden te springen om hun manier van werken te veranderen, maar door

  1. de randvoorwaarden (infrastructuur, opleiding, support) te vervullen
  2. de gebruikers te betrekken in het volledige proces, en regelmatig hun attitudes te peilen
  3. rekening te houden met de leercurve die alle gebruikers moeten doorlopen en te differentiëren tussen de gebruikers (mbt training en support)

kan je als organisatie de kans op succes maximaliseren.

Referenties

  • Lapointe, L., & Rivard, S. (2005). A multilevel model of resistance to information technology implementation. Mis Quarterly, 29(3), 461-491.
  • Pynoo, B., Devolder, P., Duyck, W., van Braak, J., Sijnave, B., & Duyck, P. (2012). Do hospital physicians attitudes change during PACS implementation? A cross-sectional acceptance study. International Journal of Medical Informatics, 81(2), 88-97.
  • Pynoo, B., Devolder, P., Voet, T., Sijnave, B., Gemmel, P., Duyck, W., et al. (in press). Assessing hospital physicians’ acceptance of clinical information systems: A review of the relevant literature. Psychologica Belgica.

Auteur: Bram Pynoo

Dr. Bram Pynoo is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de vakgroep Onderwijskunde van de Universiteit Gent. Hij is experimenteel psycholoog en onderzocht in zijn doctoraat welke factoren bijdragen tot de aanvaarding en gebruik van informatietechnologieën door professionals met een grote mate van autonomie tijdens het uitvoeren van hun job, met name artsen en leerkrachten.

 

Beter slapen zonder pillen: 10 tips uit de psychologie

Elf procent van de Belgen heeft het afgelopen jaar vaak slaap- of kalmeermiddelen gebruikt. Dat blijkt uit een onderzoek van TestAankoop bij meer dan 3.000 mensen. Slaapproblemen en ingrijpende levensgebeurtenissen zijn meestal de aanleiding om te starten met medicatie. Mensenkennis.be deed beroep op een hoofdstuk van de American Psychological Association om enkele psychologische tips voor een betere slaapkwaliteit mee te geven. Hoe kunnen we beter slapen zonder pillen?

Psychologische therapie werkt beter dan medicatie tegen slapeloosheid

Medicatie wordt vaak gezien als een ‘quick win’, een snelle een gemakkelijke oplossing voor slaapproblemen. Wetenschappelijk onderzoek toont echter aan dat psychologische therapie (nl., cognitieve gedragstherapie) meer effectief is tegen slapeloosheid en meer langdurige positieve effecten heeft dan een vaak gebruikte slaappil, Ambien. De mensen die cognitieve gedragstherapie volgden, kregen dagelijkse oefeningen om stresserende gedachten te herkennen en veranderen. Technieken die ze aangeleerd kregen waren bv. het uitstellen van bedtijd, of opstaan om te lezen als ze niet in slaap konden vallen na 20 minuten. Deze technieken bleken dus effectiever tegen slapeloosheid dan medicatie.

Cognitieve gedragstherapie heeft een succesgraad van 70-80% om mensen te helpen die last hebben van chronische slapeloosheid. Een derde van de mensen die deze therapie volgen bereiken terug normale slaap, en bij de meesten verminderen hun symptomen met 50% en slapen ze 45-60 extra minuten per nacht.

Beter slapen zonder pillen: 10 concrete tips

  1.  Probeer steeds op hetzelfde uur te gaan slapen.
  2.  Probeer een constant aantal uren te slapen (bv. steeds 8 uur per nacht).
  3.  Drink of eet geen caffeïne 4 tot 6 uur voor je gaat slapen en minimaliseer het gebruik ervan overdag.
  4. Vermijd alcohol en zware maaltijden voor je gaat slapen.
  5. Rook niet, zeker niet vlak voor je gaat slapen of wanneer je ’s nachts wakker bent.
  6. Probeer regelmatig wat te bewegen/sporten (maar niet vlak voor je gaat slapen).
  7. Vermijd lawaai, licht, en overdreven warme en koude temperaturen in de slaapkamer.
  8. Probeer wakker te worden zonder een alarmklok.
  9. Als je toch een alarmklok gebruikt, gebruik niet de ‘snooze’ functie maar sta onmiddellijk op.
  10. Werk niet tot vlak voor je gaat slapen, of doe dan ook geen andere belastende mentale activiteiten. Constant ‘online’ zijn (Twitter, Facebook, e-mail) behoort dus ook tot deze categorie van activiteiten.

Hoewel veel van deze tips misschien evident lijken, zijn ze wel degelijk effectief. Bovendien zijn er toch enkele verrassingen. Zo zal ik bv. mijn snooze-gewoonte moeten herzien vanaf nu. Dit deelt je slaap op in deeltjes die minder verkwikkend zijn. Bovendien verkort snoozing je REM-slaap.

Extra weetjes

  • Sommige medicijnen voor hoge bloeddruk, astma, of depressie kunnen slaapproblemen veroorzaken als bijwerking.
  • De behoefte aan slaap vermindert niet met de leeftijd (dus die mythe blijkt niet te kloppen). De mogelijkheid om 6 tot 8 uur aan een stuk te slapen kan wel verminderen met de leeftijd.
  • Als je met een slaapprobleem zit dat steeds terugkeert of al langer dan enkele weken duurt, is het een goed idee om te gaan praten met een dokter of een psycholoog.

Referenties

  • Artikel ‘Een Belg op de negen gebruikt slaap- of kalmeermiddelen’: deredactie.be.
  • Website American Psychological Association: APA.

Auteur: Michiel Crommelinck

Michiel Crommelinck is doctoraatsstudent in de Bedrijfspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW) en is verbonden aan de VIGOR Innovation Research Group. Zijn onderzoek focust zich op de rol van feedback in creativiteit, innovatie en ondernemerschap. Als onderdeel van zijn doctoraat deed hij zes maanden onderzoek in de VS (Rice University). Hij is tevens initiatiefnemer van Get Recruited (jobbeurs), medeoprichter van de Gentse Alumni Psychologie (GAP) en deze blog, Mensenkennis.be.