Browse Author: Elias Corneillie

Aantrekkelijkheid bij groepen: het geheel is meer dan de som van de leden.

Een tijdje terug verscheen op deze wetenschapsblog een post over het cheerleader effect, een fenomeen waarbij mensen in groep aantrekkelijker lijken dan alleen. Een nieuwe studie van Nederlandse onderzoekers heeft het voorgaand onderzoek van Walker en Vul (2014) methodologisch verscherpt en komt tot gelijkaardige bevindingen. Geen fancy naam deze keer, maar het zogeheten groepsattractiviteitseffect (GA-effect). Het grote verschil met voorgaand onderzoek? De groep en de individuen ervan werden nu apart door verschillende beoordelaars beoordeeld (in wetenschappelijk jargon: een between-subjects design), terwijl in de studie van het cheerleader-effect dezelfde beoordelaars een gezicht getoond  in groep als alleen beoordeelden (een within-subjects design). Bovendien werd het GA-effect door de Nederlandse onderzoekers in verschillende studies gerepliceerd en theoretisch verder onderbouwd.

Uitzondering op de regel

Eigenlijk volgen we in het dagelijks leven vaak de omgekeerde redenering: wanneer we groepsimpressies maken, gebruiken we eerder een ‘uitmiddelingsregel’, waarbij de evaluatie van de groep een gemiddelde vormt van de evaluaties van alle groepsleden. Op basis van deze regel zouden we eigenlijk kunnen verwachten dat de evaluatie van de aantrekkelijkheid van een groep gebaseerd is op de gemiddelde aantrekkelijkheid van elk lid. Het GA-effect vindt nu net het omgekeerde:  groepen worden attractiever gepercipieerd dan de gemiddelde aantrekkelijkheid van alle leden.  In termen van aantrekkelijkheid is de gehele groep dus meer dan de som van de leden. Het (kleine) verschil met het cheerleader effect ligt in de perceptie van het gemiddelde: bij het GA-effect wordt het gemiddelde genomen van alle individuele leden en is dit kleiner dan de aantrekkelijkheid van de volledige groep, terwijl bij het cheerleader effect individuele gezichten in groep gewoon attractiever lijken dan alleen. Vreemd genoeg vond de nieuwe studie geen evidentie voor het cheerleader effect. De verklaring is waarschijnlijk te zoeken in het verschil in onderzoeksdesign.

Selectieve aandacht

Het principe achter het GA-effect is volgens de onderzoekers te vinden bij selectieve aandacht. Mensen geven selectief meer aandacht aan de meest aantrekkelijke groepsleden, waardoor de ‘lelijkere eendjes’ minder in rekening worden gebracht bij het beoordelen van de volledige groep. Wanneer mensen in één van de experimenten bijvoorbeeld de instructie werden gegeven om meer aandacht te spenderen aan de volledige groep, verzwakte het GA-effect. Deze verzwakking treedt ook op bij kleinere groepen, daar is het effect minder sterk dan bij grote groepen van zes of meer leden. De reden is eenvoudig: wanneer men selectief meer naar de meest attractieve groepsleden kijkt, worden grotere delen van de groep uit de vergelijking gehaald bij het beoordelen van de gehele groep.  Bij kleine groepen wordt elk lid dus meer in rekening gebracht en gebruiken we eerder de uitmiddelingsregel. Het is net dergelijke theoretische onderbouw die deze studie sterker maakt in vergelijking met voorgaand onderzoek. Of je je nu ook zorgen moet maken wanneer je samen met een groep vrienden of vriendinnen op een terras zit,  laten we liever in het midden.

Auteur

Elias Corneillie is assistent en doctoraatsstudent aan de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids-, en Organisatiepsychologie van de Universiteit Gent. Zijn onderzoek focust op de automatische analyse van non-verbaal gedrag tijdens onderhandelingen en sollicitatiegesprekken.

 

De kracht van sportpsychologie

Tien gemiste strafschoppen. Het penaltyprobleem bij landskampioen Anderlecht doet vragen rijzen bij zowel supporters als journalisten, en sommige psychologen. Want elke speler die zo’n penalty moet trappen, weet technisch hoe dat moet. In topsport zijn er immers geen geheimen meer op tactisch, fysisch of technisch vlak. Video-analyses en labo’s die fysiologische metingen uitvoeren, elke professionele club of topsporter doet er aan mee. Het schoentje moet dus elders knellen: mentaal. En toch heeft niet elke club een psycholoog in zijn staf. Eigenaardig dat sportpsychologie niet meer ingeburgerd is bij sportclubs, zeker als je weet dat de sportpsycholoog er misschien voor kan zorgen dat je die paar procenten beter bent dan de tegenstander.

Van therapeutische begeleiding bij problemen…

In de beginjaren van de sportpsychologie werd de hulp van sportpsychologen vooral ingeroepen wanneer er zich ‘problemen’ voordeden. Denk maar aan de gevierde wielrenner die plots geen koers meer wint, een stervoetballer die een penalty mist of de onenigheid binnen een groep na opeenvolgend verlies. Sportpsychologische ondersteuning wekt op dat moment vaak het meest weerstand op bij atleten, want ze lijken een probleem te hebben – mentaal dan nog. Helaas is dit het idee dat nog bij veel clubs en topsporters leeft vandaag: een sportpsycholoog komt enkel om ‘problemen’ op te lossen, en die worden niet graag toegegeven. Bovendien is dat psychologisch gedoe vaak niet tastbaar zoals de fysiologische metingen in het labo, wat het scepticisme alleen maar vergroot.

Naar een focus op prestatieverbetering

Dankzij de opgang van de positieve psychologie zagen we ook een tweede trend: inzetten op prestatieverbetering. Onder invloed van onder andere de zelfdeterminatietheorie en self-efficacy theory werden sporters en hun coaches gestimuleerd om te focussen op de positieve aspecten van hun prestatie en die verder te verbeteren. Het is deze weg die sportpsychologen vandaag nog steeds het meest bewandelen: hoe kunnen we een sporter die goed presteert nóg beter maken? Psychologische begeleiding is met andere woorden ook waardevol bij topsporters en clubs die goed presteren, maar nog beter willen worden. Want net die competitiviteit typeert elke sporter: beter worden op fysisch, technisch, tactisch én psychologisch vlak.

Sportpsychologie tastbaar maken

Academici zijn er de laatste jaren verder in geslaagd om sportpsychologie tastbaarder te maken, waardoor sportpsychologen wetenschappelijk onderbouwde interventies kunnen doen. Meer en meer onderzoek in de cognitieve psychologie wijst erop dat sporters hun prestatie kunnen beïnvloeden door meer controle uit te oefenen op hun mentale processen. Zo werd in verschillende studies aangetoond dat herhaaldelijke visualisatie (mental imagery), waarbij de sporter zich een vaardigheid of prestatie inbeeldt, een gunstig effect kan hebben op zijn of haar prestatie. Heel wat sportpsychologen helpen sporters bij deze technieken, en in de praktijk werpt het vaak vruchten af voor het verbeteren van vaardigheden of overwinnen van faalangst.

Conclusie

Kortom, zowel wetenschappelijk als in de praktijk is er een lange weg afgelegd, waarbij er een shift is geweest van probleemdenken naar prestatieverbetering. Hierdoor is ook de weerstand tegenover het domein afgezwakt. Heel wat clubs en sporters werken daarom al samen met sportpsychologen. Niet onterecht, want zowel in wetenschappelijke studies als in de praktijk merken we dat prestaties van sporters kunnen verbeteren door psychologische interventies. Hopelijk zet de trend zich verder, want het wordt tijd dat de sportpsychologie nog meer in de schijnwerpers wordt gezet. De spelers en staf van Anderlecht kunnen er nog iets van opsteken.

Psycholoog van het jaar

Op dinsdag 23 april 2013 reiken de Gentse Alumni Psychologie (GAP) voor de vierde keer de prijs Story-Scientia Psycholoog van het jaar uit. Met deze onderscheiding wil GAP jaarlijks de verdiensten van een Belgische psycholoog erkennen. Een jury van ervaren psychologen uit de academische wereld en de praktijk koos op basis van een shortlist uiteindelijk voor Jef Brouwers als Psycholoog van het Jaar 2013, omwille van zijn verdiensten op vlak van coaching en begeleiding (o.a. van sporters).

Referenties

  • Aoyagi, M. W., Portenga, S. T., Poczwardowski, A., Cohen, A. B., & Statler, T. (2012). Reflections and directions: The profession of sport psychology past, present, and future. Professional Psychology: Research and Practice, 43, 32-38.
  • MacIntyre, T. (2012). What have the Romans ever done for us? The contribution of sport and exercise psychology to mainstream psychology. The Psychologist, 25 (7), 2-3.
  • Singer, R. N. and Anshel, M. H. (2008). An Overview of Interventions in Sport. In J. Dosil (Ed.), The Sport Psychologist’s Handbook: A Guide for Sport-Specific Performance Enhancement (pp. 64 – 88). John Wiley & Sons Ltd, Chichester, UK.

Auteur: Elias Corneillie

Elias Corneillie is assistent en doctoraatsstudent aan de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids-, en Organisatiepsychologie van de Universiteit Gent. Zijn onderzoek focust op de automatische analyse van non-verbaal gedrag tijdens onderhandelingen en sollicitatiegesprekken.