Financiële onzekerheid en mentaal welzijn: een stand-van-zaken
Door Ernst Koster en Pauline Stas.
De exacte economische impact van de Corona-crisis en de lockdown periode is momenteel nog onduidelijk. Economen zijn het er echter over eens dat deze crisis een langdurige negatieve impact op de economie zal hebben. Naast een impact is op macro-economisch niveau, zijn er ook direct voelbare effecten voor ieders portemonnee. Specifiek, zullen werkonzekerheid, financiële problemen en armoede toenemen in de komende periode. Vanuit psychologisch en sociologisch onderzoek weten we dat financiële onzekerheid en armoede een grote impact hebben op welzijn. Dit omvat zowel negatieve effecten op fysieke gezondheid als een toename van psychische problemen. Vaak wordt gedacht dat armoede veroorzaakt wordt door vaststaande persoonlijkheidskenmerken. Psychologisch onderzoek toont echter aan dat financiële onzekerheid verschillende dynamische processen teweegbrengt die armoede in stand houden. Wij bespreken de stand van zaken in het onderzoek naar deze laatste processen omdat hierin heel wat suggesties vervat zitten die interessant zijn bij het omgaan met armoede en financiële stress.
Effect van armoede en financiële onzekerheid op welzijn
Door de coronacrisis is er een duidelijke stijging in failliesementen en werkeloosheid wat een belangrijke aanleiding is voor meer financiële onzekerheid en armoede. Bestaande overzichtsartikelen leren ons dat het effect van werkloosheid op zowel fysieke als mentale gezondheid niet te onderschatten valt. In het algemeen tonen studies aan dat mensen die werkloos zijn een significant slechtere mentale gezondheid hebben, met tot twee keer meer klinische symptomen dan de werkende populatie (Brown et al., 2003; McKee-Ryan, Song, Wanberg, & Kinicki, 2005; Paul, & Moser, 2009). Het meeste onderzoek in deze context spitst zich toe op depressie, waarvoor een minstens dubbel zo groot risico gevonden wordt bij werklozen (Paul & Moser, 2009), met een extra verhoogd risico voor werkloze mensen boven de 50 jaar (Herbig, Glaser & Angerer, 2012). Voor angststoornissen worden in onderzoek vergelijkbare bevindingen gerapporteerd, waarbij er in de populatie van werklozen opnieuw een sterk verhoogde prevalentie van angststoornissen waargenomen wordt(Paul & Moser, 2009; Limm et al., 2012).
Naast deze verontrustende gegevens, blijkt bovendien dat het suïciderisico stijgt bij werkloosheid. Dit werd duidelijk geïllustreerd op maatschappelijk niveau tijdens de wereldwijde economische crisis die begon in 1929, alsook tijdens de Europese crisis van 2008, waarbij in beide gevallen een sterke stijging was in het aantal suicides (Stuckler, Meissner, Fishback, Basu, & McKlee, 2012; Barr, Taylor-Robinson, Scott-Samuel, & McKee, 2012; De Volgi, Marmot, & Stuckler, 2013; Economou, Madianos, Theleritis, Peppou, & Stefanis, 2011). Op individueel niveau tonen talrijke studies aan dat werkloosheid gepaard gaat met een verhoogd risico op suïcidaal en parasuïcidaal gedrag (bijvoorbeeld automutilatie) (Platt & Hawton, 2000; Chen et al., 2010; Classen & Dunn, 2011).
Daarenboven, toont onderzoek dat het effect van werkloosheid niet beperkt is tot mentaal welzijn, maar eveneens samen kan gaan met een slechtere fysieke gezondheid. Zo toont onderzoek bijvoorbeeld aan dat bij mensen die werkloos kwamen te staan, een stijging ontstond in rapportage van hoge bloeddruk, artritis en diabetes, alsook een algemene slechte gezondheid (Strully, 2009). De mortaliteitsgegevens i.v.m. werkloosheid laten aan duidelijkheid weinig te wensen over. Meta-analyses tonen een stijging in risico op sterfte van 63% tot wel 73% bij werkloosheid in vergelijking met werkende populaties (Roelfs, Shor, Davidson, & Schwartz, 2011). Opmerkelijk gegeven hierbij is dat deze stijging voornamelijk in de eerste 5 jaar van werkloosheid geobserveerd wordt, waarna het risico lijkt te stabiliseren.
Werkloosheid kan dus een oorzaak en stimulator zijn van slechtere mentale en fysieke gezondheid. Heel wat onderzoek toont natuurlijk ook aan dat een slechtere mentale of fysieke gezondheid een impact heeft op werkloos worden (Strully, 2009; Wanberg, 2012), in die zin dat een slechtere gezondheid het risico op werkloosheid verhoogt. Er bestaat dus als het ware een soort wederkerigheid tussen zwakke gezondheid en werkloosheid. Deze vicieuze cirkel kan best doorbroken worden door op zowel gezondheid als werkloosheid in te spelen.
Werkloosheid of armoede veranderen lijkt misschien niet meteen een evidente zaak. Heel wat mensen wijten armoede vaak aan statische of onveranderbare kenmerken van ofwel de omgeving of het individu. Er zijn inderdaad wat factoren onderzocht die eerdere statisch of vrij moeilijk veranderbaar zijn. Recent werd er meer onderzoek gedaan naar factoren binnen de context van werkloosheid en armoede die dynamischer, of veranderbaar, zijn. Onderzoek leert ons namelijk dat bepaalde processen specifiek bij werkloosheid of armoede in werking treden, waardoor deze armoede net onderhouden wordt. Deze factoren bieden handvaten in deze Corona-crisis om de zelfonderhoudende tendensen binnen werkloosheid te doorbreken. Hieronder zullen we enkele van de voornaamste psychologische processen bespreken. Hoewel deze vaak samenhangen en elkaar onderling kunnen beïnvloeden, zullen ze hieronder afzonderlijk gepresenteerd worden teneinde een duidelijker beeld te schetsen.
Aandacht
Een eerste factor die een belangrijke rol speelt in de context van werkloosheid en armoede, is aandacht. Wanneer mensen in een situatie van financiële onzekerheid terechtkomen, treedt er een aandachtsbias op waarbij dringende noden op de voorgrond komen te staan (Shah, Mullainathan, & Shafir, 2012). Bij een acuut probleem zoals financiële stress wordt vaak alle aandacht getrokken naar dit acuut probleem, waardoor het nog meer stress genereert (Haushofer, & Fehr, 2014). Bovendien zullen mensen zich veel zorgen maken rond dit probleem, gezien de dringendheid en het ervaren belang ervan. Dit alles maakt het moeilijker om oplossingsgericht te denken (Dugas, Letarte, Rhéaume, Freeston, & Ladouceur, 1995). Het piekeren en continu hierover moeten nadenken bij alle relevante beslissingen, kunnen mentaal uitputtend zijn waardoor mensen minder energie hebben om actief met het probleem aan de slag te gaan. Hierbij ontstaat een problematische situatie waarbij men enerzijds veel stress ervaart door financiële druk, facturen en deurwaarders en anderzijds weinig mogelijkheden ziet om uit deze situatie te geraken, waardoor men het probleem en de daarbij horende negatieve emoties tracht uit de weg te gaan. Deze sequens zorgt er vaak net voor dat problemen zich juist gaan opstapelen.
Problemen die samengaan met een mate van financiële schaarste, zullen dus de aandacht opeisen. Hierdoor komen andere zaken op de achtergrond te liggen. Zo toont onderzoek bijvoorbeeld aan dat personen in dergelijke situaties vaker vergeten hun medicatie in te nemen, minder geregeld hun huis onderhouden, en minder aandacht hebben voor hun kinderen (Shafir, 2017). Dit brengt ons tot de volgende factor die van belang is in het in stand houden van werkloosheid en armoede, namelijk het maken van beslissingen.
Beslissingen maken
Bij het maken van beslissingen wordt telkens een afweging gemaakt tussen verschillende opties en de gevolgen op zowel korte als lange termijn. Gezien de aandachtsbias van personen voor dringende problemen en het heden, komen problemen die minder economisch gerelateerd zijn of die verder in de toekomst plaatsvinden meer op de achtergrond te staan. De nodige beslissingen op korte termijn worden dus opgemerkt en aangepakt, maar het perspectief op langer termijn raakt wat verloren. Het is namelijk zo dat mensen in een situatie van financiële schaarste meer de tendens vertonen om zaken te negeren die op korte termijn minder dringend lijken te zijn, maar die eigenlijk relevant zijn op lange termijn (Haushofer, & Fehr, 2014; Lawrance, 1991; Pender, 1996). Een illustratie hiervan is het frequent aangaan van flitskredieten, of zogenaamde mini-leningen. Mensen in financieel moeilijke situaties zijn meer geneigd deze aan te gaan, ondanks dat ze gepaard gaan met een heel hoge rente (Cook, & Sadeghein, 2018). Op korte termijn zijn deze leningen nuttig om dringende problemen op te lossen, maar op langere termijn kunnen ze veel bijkomende zorgen en problemen veroorzaken en de financiële schaarste verergeren. Zo hebben Shah en collega’s bijvoorbeeld een experiment uitgevoerd waarbij proefpersonen ofwel rijk ofwel arm werden gemaakt (2012). Hieruit bleek dat proefpersonen uit de armoede-groep meer leningen aangingen ondanks de hoge rente en daardoor dus verder in de armoede raakten. Dit experiment is een mooi laboratorium voorbeeld van hoe de korte termijn gevolgen voor mensen in armoede op de voorgrond treden en dat de lange termijn gevolgen daarbij niet genoeg in rekening worden genomen. Bovendien illustreert dit dat de mechanismen bij het maken van beslissingen, niet gebonden zijn aan het individu, maar rechtstreeks uitgelokt worden door de context van armoede.
Een tweede aspect dat een aanzienlijke rol speelt bij het maken van beslissingen in situaties van financiële schaarste is de tendens om al dan niet risico’s te nemen. Meerdere experimentele studies tonen aan dat mensen in situaties van armoede meer risico-averse beslissingen zullen maken (Haushofer, & Fehr, 2014). Ze zullen dus, met andere woorden, risico vermijden. In het algemeen is het zo dat mensen economische risico’s eerder zullen vermijden (Andersen, Harrison, Lau, & Rutström, 2008) 2008), maar dit wordt dus versterkt in situaties van financiële schaarste.
Zo toonden Carvalho, Prina en Sydnor (2016) aan dat proefpersonen die al dan niet een spaarrekening kregen toegewezen verschilden in het nemen van risico’s. De mensen die een spaarrekening kregen namen meer risico. Bovendien suggereert later onderzoek dat dit verschil te maken heeft met verschillen op vlak van financiële stabiliteit op lange termijn, in plaats van korte termijn veranderingen in de huidige financiële situatie (Carvalho, Meier, & Wang, 2016).
Deze tendens om risico te vermijden kan begrepen worden aan de hand van wat eerder gezegd werd over de focus op korte termijn tegenover lange termijn. Risico nemen gaat namelijk doorgaans samen met mogelijke voordelen op lange termijn ondanks risico op korte termijn. Dus indien de focus op korte termijn ligt, zullen de lange termijn voordelen minder in rekening worden gebracht. Hierdoor is het risico minder aantrekkelijk.
Executieve functies
De context van financiële schaarste heeft ook een effect op executieve functies, meer specifiek op cognitieve controle. Executieve functies zijn een verzameling van meerdere cognitieve processen. Hieronder vallen onder andere probleemoplossend denken, plannen, het richten van aandacht, het weerstaan aan afleiding, cognitieve flexibiliteit, en redeneren (Chan, Shum, Toulopoulou, & Chen, 2008). Cognitieve controle gaat over de denkprocessen die cruciaal zijn voor flexibel en doelgericht gedrag (Mackie, Van Dam, & Fan, 2013).
Wanneer mensen werkloos worden of in een situatie van armoede terecht komen, worden zij doorgaans geconfronteerd met heel wat nieuwe problemen en zorgen. Deze zorgen eisen een groot deel van de cognitieve capaciteit op. Hierdoor wordt de totale capaciteit zodanig gereduceerd, dat andere taken waarbij onze executieve functies nodig zijn, niet meer even goed kunnen worden uitgevoerd.
Om dit te illustreren, bespreken we hieronder kort twee aanvullende onderzoeken.
Mani en collega’s voerden onderzoek uit waarbij participanten geconfronteerd werden met hypothetische situaties (2013). De participanten werden willekeurig geselecteerd in een winkelcentrum. Hun inkomen werd gevraagd, zodat de resultaten van participanten met een hoog en laag inkomen vergeleken konden worden. Participanten moesten een keuze maken tussen verschillende mogelijkheden om een financieel vraagstuk op te lossen. Dit kon bijvoorbeeld gaan over het al dan niet herstellen van de auto, gegeven een bepaalde prijs. Hierbij waren sommige situaties moeilijker dan andere, waarbij de kost dus verschilde. Na de uiteenzetting van het vraagstuk, moesten de participanten twee cognitieve taken afleggen die cognitieve controle en fluïde intelligentie meten. Fluïde intelligentie omvat de vaardigheid om te probleemoplossend te denken en te redeneren bij niet-aangeleerde, nieuwe taken. Daarna moesten ze het antwoord op het financieel vraagstuk geven. Door de situatie eerst voor te stellen, konden zorgen ontlokt worden. De resultaten bevestigen wat we eerder vermeldden over het effect van armoede op cognitieve controle. Voor participanten die bij de hogere inkomensgroep had de moeilijkheidsgraad van het vraagstuk geen effect op performantie. Bij de groep met een lager inkomen hadden de moeilijke vraagstukken een effect op de prestatie op de cognitieve taken. Dit effect was bovendien vrij groot, vergelijkbaar aan het effect van een slapeloze nacht. Mani en collega’s suggereren dat de financiële vraagstukken bij de groep met een laag inkomen ervoor zorgen dat hun financiële zorgen op de voorgrond komen en dus een aanzienlijk deel van de cognitieve capaciteit innemen, waardoor andere cognitieve prestaties achteruit gaan. Dit experiment is meerdere malen herhaald met verschillende variaties om een aantal alternatieve verklaringen uit te sluiten. Deze experimenten leidden tot dezelfde conclusies.
Daarnaast voerden Mani en collega’s een veldexperiment uit (2013) om deze bevindingen in een meer natuurlijke context te onderzoeken. Ze namen bij suikerrietboeren opnieuw vergelijkbare cognitieve testen af voor en na de oogst. De suikerrietboeren hadden meer financiële druk voor de oogst dan erna en verkeerden toen dus in een toestand van financiële schaarste. Hierdoor kon de invloed van een armoede-context op cognitieve vaardigheden bij eenzelfde persoon getest worden.De boeren presteerden significant slechter voor de oogst dan na de oogst. Hieruit bleek opnieuw dat financiële schaarste een cognitieve last veroorzaakt waardoor cognitieve prestaties op andere taken afneemt. Het gaat hier dus opnieuw niet om vaststaande persoonskenmerken, maar om een zuiver effect van schaarste op denkprocessen.
Verlangen
Door armoede worden veel producten en goederen onbereikbaar. Mensen dienen zich continu leuke dingen te ontzeggen en er enkel verlangend naar uit te kijken. Wanneer er vervolgens wel wat financiële middelen zijn, is het zeer verleidelijk om na zo’n periode van deprivatie eindelijk “leuke” producten te kunnen kopen. Zelfs al zijn deze producten niet de meest verstandige aanschaf op lange termijn. Net zoals veel mensen tijdens de lockdown verlangend uitkeken naar sociaal contact of om terug op restaurant te gaan, zorgt armoede ervoor dat er veel verlangen is naar producten die men niet heeft. Onderzoek ondersteunt het idee dat zichzelf beperken op vlak van uitgaven, leidt tot meer uitgaven op latere momenten, om zichzelf als het ware te verwennen (Mukhopadhyay, & Johar, 2009).
Welke praktische stappen kunnen worden genomen op basis van deze gegevens?
De vraag is nu natuurlijk wat deze gegevens ons kunnen leren voor de praktijk. Deze studies hebben volgens ons een aantal relevante consequenties waar binnen het beleid rekening mee gehouden kan worden.
Ten eerste dienen we te stoppen met armoede te benaderen als een verwijtbaar gegeven. Uiteraard nemen mensen soms onverstandige keuzes, maar er heerst een duidelijk stigma omtrent armoede als een teken van luiheid, domheid, profiteren etc (Fiske, 2010; Kerbo, 1976). Deze ideeën zijn niet enkel grotendeels incorrect, ze dragen ook bij aan een verhoogd niveau van individueel falen en schaamte wat op zijn beurt dan weer een impact heeft op denkprocessen (bijv. piekeren), beslissingen en kan leiden tot hopeloosheid omtrent de mogelijkheden om de situatie te veranderen (Hall, Zhao, & Shafir, 2014).
Ten tweede dient er voldoende besef te zijn dat mensen in condities van armoede vaak geconfronteerd worden met een grote cognitieve belasting door de zorgen omtrent armoede. Dit gaat slecht samen met (moeilijke) administratieve procedures zoals bij het aanvragen voor beurzen, uitkeringen en dergelijke meer. Hierbij is het bieden van ondersteuning en heldere uitleg essentieel.
Ten derde vallen mensen in condities van armoede gemakkelijk ten prooi aan korte termijn denken waarbij, als het water aan de lippen staat, het interessant lijkt om korte termijn leningen aan te gaan. Op dit vlak dient er voldoende informatie, en soms bescherming, te zijn in verband met dergelijke problematische financiële activiteiten. Zeker met de toegankelijkheid van online leningen, online kansspelen en dergelijke meer, is de verleiding en de stap richting diepere schulden en financiële problemen nog groter.
Zeker in een periode waarbij meer mensen geconfronteerd zullen worden met werkonzekerheid, financiële druk en armoede is het een goed moment om als maatschappij onze visie op armoede wat bij te sturen. Het stigma dat armoede omringt draagt voor een belangrijk deel bij tot schaamte en schuld waardoor mensen gemakkelijker de hoop opgeven, onverstandige beslissingen pakken en afglijden met psychische en gezondheidsproblemen tot gevolg. Dit draagt bij tot invaliderend individueel lijden, maar ook tot een enorme maatschappelijk kostenplaatje. We dienen te beseffen dat op een verstandige manier investeren in armoedebestrijding met voldoende coaching en mildheid op langere termijn voordelen zal hebben voor alle betrokken.
Referenties
Andersen, S., Harrison, G. W., Lau, M. I., & Rutström, E. E. (2008). Eliciting Risk and Time Preferences. Econometrica, 76(3), 583–618. doi:10.1111/j.1468-0262.2008.00848.x
Barr, B., Taylor-Robinson, D., Scott-Samuel, A., McKee, M., & Stuckler, D. (2012). Suicides associated with the 2008-10 economic recession in England: time trend analysis. BMJ, 345(aug13 2), e5142–e5142. doi:10.1136/bmj.e5142
Brown, D. W., Balluz, L. S., Ford, E. S., Giles, W. H., Strine, T. W., Moriarty, D. G., … Mokdad, A. H. (2003). Associations Between Short- and Long-Term Unemployment and Frequent Mental Distress Among a National Sample of Men and Women. Journal of Occupational and Environmental Medicine, 45(11), 1159–1166. doi:10.1097/01.jom.0000094994.09655.0f
Carvalho, L. S., Prina, S., & Sydnor, J. (2016). The effect of saving on risk attitudes and intertemporal choices. Journal of Development Economics, 120, 41–52. doi:10.1016/j.jdeveco.2016.01.001
Carvalho, L. S., Meier, S., & Wang, S. W. (2016). Poverty and Economic Decision-Making: Evidence from Changes in Financial Resources at Payday. American Economic Review, 106(2), 260–284. doi:10.1257/aer.20140481
Chan, R., Shum, D., Toulopoulou, T., & Chen, E. (2008). Assessment of executive functions: Review of instruments and identification of critical issues. Archives of Clinical Neuropsychology, 23(2), 201–216. doi:10.1016/j.acn.2007.08.010
Chen, V. C.-H., Chou, J.-Y., Lai, T.-J., & Lee, C. T.-C. (2009). Suicide and unemployment rate in Taiwan, a population-based study, 1978–2006. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 45(4), 447–452. doi:10.1007/s00127-009-0083-8
Classen, T. J., & Dunn, R. A. (2011). The effect of job loss and unemployment duration on suicide risk in the United States: a new look using mass-layoffs and unemployment duration. Health Economics, 21(3), 338–350. doi:10.1002/hec.1719
Cook, L. A., & Sadeghein, R. (2018). Effects of Perceived Scarcity on Financial Decision Making. Journal of Public Policy & Marketing, 37(1), 68–87. doi:10.1509/jppm.16.157
De Vogli, R., Marmot, M., & Stuckler, D. (2012). Excess suicides and attempted suicides in Italy attributable to the great recession. Journal of Epidemiology and Community Health, 67(4), 378.1–379. doi:10.1136/jech-2012-201607
Dugas, M. J., Letarte, H., Rhéaume, J., Freeston, M. H., & Ladouceur, R. (1995). Worry and problem solving: Evidence of a specific relationship. Cognitive Therapy and Research, 19(1), 109–120. doi:10.1007/bf02229679
Economou, M., Madianos, M., Theleritis, C., Peppou, L. E., & Stefanis, C. N. (2011). Increased suicidality amid economic crisis in Greece. The Lancet, 378(9801), 1459. doi:10.1016/s0140-6736(11)61638-3
Fiske, S. T. (2010). Envy up, scorn down: How comparison divides us. American Psychologist, 65(8), 698–706. doi:10.1037/0003-066x.65.8.698
Hall, C. C., Zhao, J., & Shafir, E. (2013). Self-Affirmation Among the Poor. Psychological Science, 25(2), 619–625. doi:10.1177/0956797613510949
Haushofer, J., & Fehr, E. (2014). On the psychology of poverty. Science, 344(6186), 862–867. doi:10.1126/science.1232491
Herbig, B., Glaser, J., & Angerer, P. (2012). Alt, krank, arbeitslos, chancenlos? Bundesgesundheitsblatt – Gesundheitsforschung – Gesundheitsschutz, 55(8), 970–979. doi:10.1007/s00103-012-1514-3
Hintsanen, M., Lipsanen, J., Pulkki-Råback, L., Kivimäki, M., Hintsa, T., & Keltikangas-Järvinen, L. (2009). EAS temperaments as predictors of unemployment in young adults: A 9-year follow-up of the Cardiovascular Risk in Young Finns Study. Journal of Research in Personality, 43(4), 618–623. doi:10.1016/j.jrp.2009.03.013
Karau, S. J., & Kelly, J. R. (1992). The effects of time scarcity and time abundance on group performance quality and interaction process. Journal of Experimental Social Psychology, 28(6), 542–571. doi:10.1016/0022-1031(92)90045-l
Kerbo, H. R. (1976). The stigma of welfare and a passive poor. Sociology and social research, 60(2), 173-187.
Kokko, K., Bergman, L. R., & Pulkkinen, L. (2003). Child personality characteristics and selection into long-term unemployment in Finnish and Swedish longitudinal samples. International Journal of Behavioral Development, 27(2), 134–144. doi:10.1080/01650250244000137
Lawrance, E. C. (1991). Poverty and the Rate of Time Preference: Evidence from Panel Data. Journal of Political Economy, 99(1), 54–77. doi:10.1086/261740
Limm, H., Heinmüller, M., Liel, K., Seeger, K., Gündel, H., Kimil, A., & Angerer, P. (2012). Factors associated with differences in perceived health among German long-term unemployed. BMC Public Health, 12(1). doi:10.1186/1471-2458-12-485
Lynn, R., Hampson, S., & Magee, M. (1984). Home background, intelligence, personality and education as predictors of unemployment in young people. Personality and Individual Differences, 5(5), 549–557. https://doi.org/10.1016/0191-8869(84)90029-1
Lynn, R., & Zietsman, G. (2013). The relation between intelligence and unemployment at the individual and national level. The Journal of Social, Political, and Economic Studies, 38(2), 141-147
Mackie, M.-A., Van Dam, N. T., & Fan, J. (2013). Cognitive control and attentional functions. Brain and Cognition, 82(3), 301–312. doi:10.1016/j.bandc.2013.05.004
Mani, A., Mullainathan, S., Shafir, E., & Zhao, J. (2013). Poverty Impedes Cognitive Function. Science, 341(6149), 976–980. doi:10.1126/science.1238041
McKee-Ryan, F., Song, Z., Wanberg, C. R., & Kinicki, A. J. (2005). Psychological and Physical Well-Being During Unemployment: A Meta-Analytic Study. Journal of Applied Psychology, 90(1), 53–76. doi:10.1037/0021-9010.90.1.53
Mukhopadhyay, A., & Johar, G. V. (2009). Indulgence as self-reward for prior shopping restraint: A justification-based mechanism. Journal of Consumer Psychology, 19(3), 334-345. doi:10.1016/j.jcps.2009.02.016
Paul, K. I., & Moser, K. (2009). Unemployment impairs mental health: Meta-analyses. Journal of Vocational Behavior, 74(3), 264–282. doi:10.1016/j.jvb.2009.01.001
Pender, J. L. (1996). Discount rates and credit markets: Theory and evidence from rural india. Journal of Development Economics, 50(2), 257–296. doi:10.1016/s0304-3878(96)00400-2
Platt, S., & Hawton, K. (n.d.). Suicidal Behaviour and the Labour Market. The International Handbook of Suicide and Attempted Suicide, 309–384. doi:10.1002/9780470698976.ch20
Roelfs, D. J., Shor, E., Davidson, K. W., & Schwartz, J. E. (2011). Losing life and livelihood: A systematic review and meta-analysis of unemployment and all-cause mortality. Social Science & Medicine, 72(6), 840–854. doi:10.1016/j.socscimed.2011.01.005
Shafir, E. (2017). Decisions in poverty contexts. Current Opinion in Psychology, 18, 131–136. doi:10.1016/j.copsyc.2017.08.026
Shah, A. K., Mullainathan, S., & Shafir, E. (2012). Some Consequences of Having Too Little. Science, 338(6107), 682–685. doi:10.1126/science.1222426
Shah, A. K., Zhao, J., Mullainathan, S., & Shafir, E. (2018). Money in the Mental Lives of the Poor. Social Cognition, 36(1), 4–19. doi:10.1521/soco.2018.36.1.4
Strully, K. W. (2009). Job Loss and Health in the U.S. Labor Market. Demography, 46(2), 221–246. doi:10.1353/dem.0.0050
Stuckler, D., Meissner, C., Fishback, P., Basu, S., & McKee, M. (2011). Banking crises and mortality during the Great Depression: evidence from US urban populations, 1929–1937. Journal of Epidemiology and Community Health, 66(5), 410–419. doi:10.1136/jech.2010.121376
Toppen, J. T. (1971). Underemployment: Economic or Psychological? Psychological Reports, 28(1), 111–122. doi:10.2466/pr0.1971.28.1.111
Uysal, S. D., & Pohlmeier, W. (2011). Unemployment duration and personality. Journal of Economic Psychology, 32(6), 980–992. doi:10.1016/j.joep.2011.03.008
Viinikainen, J., & Kokko, K. (2012). Personality traits and unemployment: Evidence from longitudinal data. Journal of Economic Psychology, 33(6), 1204–1222. doi:10.1016/j.joep.2012.09.001
Wanberg, C. R. (2012). The Individual Experience of Unemployment. Annual Review of Psychology, 63(1), 369–396. doi:10.1146/annurev-psych-120710-100500