Pas op voor die hond! Hoe we angst leren via traumatische ervaring, sociale observatie en waarschuwingen
Angst is een basisemotie die mensen universeel herkennen en ook al bij heel jonge kinderen voorkomt. Het vertonen van angst is ook functioneel. We zijn angstig in het bijzijn van een grommende hond waardoor ons lichaam zich gaat voorbereiden om een aangepast gedrag te stellen (de ‘vecht-of-vlucht-reactie’). In een bepaalde situatie is dat ook verstandig: je rent best weg van een misschien gevaarlijke hond.
Angst kan echter ook onaangepast zijn, zoals wanneer iemand stottert en beeft wanneer hij of zij een presentatie moet geven voor een groep van mensen of wanneer iemand begint te gillen bij het zien van een spin. Angst maakt in dat geval je leven onnodig lastig. In sommige gevallen zien we het dan ook als een stoornis. Angststoornissen komen heel vaak voor: 14% tot 29% van de mensen in het Westen heeft er tijdens zijn of haar leven last van. Daarom is het voor psychologen en psychiaters belangrijk om te weten waar angst vandaan komt en hoe zij (pathologische) angst kunnen behandelen.
Waar komt angst vandaan?
Een belangrijke theorie over de oorsprong van angst is de klassieke conditioneringstheorie. Volgens deze theorie leren we angst voor een stimulus (bv. een hond) aan door deze stimulus te koppelen aan een traumatische gebeurtenis (bv. gebeten worden). Onderzoek uit 1920 toonde al aan dat een 11 maanden oude baby angstig was geworden voor een witte rat omdat telkens wanneer de baby in contact kwam met deze rat, hij een heel luid en vervelend geluid te horen kreeg.
Toch verklaart deze theorie niet alles. Immers, niet iedereen die ooit gebeten werd door een hond zal angstig worden voor honden. En mensen zijn vaak ook angstig voor iets zonder dat dit ‘iets’ gekoppeld was aan een traumatische gebeurtenis. Zo hebben heel wat mensen in het Westen schrik van slangen terwijl ze zelden of nooit met slangen in aanraking komen. Er zijn dus ook andere oorzaken van angst.
Zowel sociale observatie als verbale informatie kunnen een oorzaak van angst zijn. In één bepaald onderzoek kregen kinderen informatie over een onbekend dier dat zogezegd in een afgesloten doos zat. Soms vertelden onderzoekers de kinderen positieve dingen over het dier, soms negatieve. De kinderen uit de groep die negatieve informatie kreeg over het dier gingen de doos vermijden. Ze werden dus angstig door de verbale informatie die ze kregen. In een ander onderzoek lieten onderzoekers sommige jonge aapjes kijken naar filmpjes waar een mama aap angstig reageerde in het bijzijn van een slang. Andere aapjes kregen neutrale filmpjes te zien. Enkel die eerste groep aapjes zou later bij een test ook schrik tonen voor slangen. Angst kan je dus ook aanleren doordat je ziet dat anderen angstig zijn (sociale observatie).
Angst dooft vaak uit in een veilige context
Eén van de meest succesvolle manieren om angst af te leren is door mensen te tonen dat waar ze schrik voor hebben, niet altijd hoeft samen te gaan met iets onaangenaam. Dit noemen we ‘exposure therapie’. Een therapeut vraagt bijvoorbeeld iemand met een fobie voor honden om (mits begeleiding) verschillende keren met een hond te gaan wandelen zonder dat deze hond zich agressief gedraagt of de persoon bijt. Meestal neemt de angst geleidelijk aan af al naargelang men vaker met de hond gaat wandelen. De angst dooft als het ware uit. Desondanks keert angst echter vaak terug na verloop van tijd. Laboratorium onderzoek toont aan dat angst uitdooft omdat men zich in een context bevindt waarin men zich veilig voelt. Wanneer deze context verandert, keert de angst snel terug: men komt plots een loslopende hond tegen op straat (zonder dat deze hond agressief is) en voelt zich toch weer erg angstig. Dit staat bekend als het ‘renewal effect’: de oorspronkelijke angst-herinnering is niet vergeten, ze is enkel onderdrukt in bepaalde omstandigheden en wordt snel weer opnieuw geactiveerd wanneer deze omstandigheden veranderen.
Een grommende hond voor mensen met een hondenfobie?
Onderzoekers en therapeuten steken veel tijd en energie in het zoeken naar verschillende manieren om ongepaste angst te kunnen afleren. We weten dat angstige herinneringen niet noodzakelijk permanent zijn, maar telkens opnieuw opgeslagen moeten worden. Recent onderzoek heeft aangetoond dat we hierop kunnen inspelen en zo de angstherinnering kunnen uitwissen. Zo kunnen we er bijvoorbeeld voor zorgen dat iemand met spinnenangst deze angst afleert en ook in situaties waar de therapeut niet aanwezig is, geen schrik meer heeft voor de kleine beestjes. We slagen er momenteel zelfs in, met een combinatie van medicatie en therapie, om mensen met een spinnenfobie een grote spin over hun hand te laten lopen! Desondanks deze eerste succesvolle toepassing, is de bruikbaarheid ervan nog niet zo heel duidelijk. Werkt deze techniek bijvoorbeeld voor alle personen met een bepaalde angst? Of enkel voor sommige angsten of sommige mensen? Verder steunt deze techniek ook op de heractivatie van een angstige herinnering. Betekent dit dat we een grommende hond moeten tonen aan een persoon met een fobie voor honden? Er valt dus nog veel te ontdekken over hoe we het beste omgaan met vervelende en onnodige angsten.
Referenties
- Field, A. P., & Lawson, J. (2003). Fear information and the development of fears during childhood: effects on implicit fear responses and behavioural avoidance. Behaviour Research and Therapy, 41(11), 1277–1293. doi:10.1016/S0005-7967(03)00034-2
- Mertens, G., & De Houwer, J. (2016). The impact of a context switch and context instructions on the return of verbally conditioned fear. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 51, 10–18. doi:10.1016/j.jbtep.2015.11.001
- Michael, T., Zetsche, U., & Margraf, J. (2007). Epidemiology of anxiety disorders. Psychiatry, 6(4), 136–142. doi:10.1016/j.mppsy.2007.01.007
- Mineka, S., Davidson, M., Cook, M., & Keir, R. (1984). Observational conditioning of snake fear in rhesus monkeys. Journal of Abnormal Psychology, 93(4), 355–72. Retrieved from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/6542574
- Muris, P., & Field, A. P. (2010). The role of verbal threat information in the development of childhood fear. “Beware the Jabberwock!” Clinical Child and Family Psychology Review, 13(2), 129–150. doi:10.1007/s10567-010-0064-1
- Rachman, S. (1977). The conditioning theory of fear-acquisition: a critical examination. Behaviour Research and Therapy, 15(5), 375–387. doi:10.1016/0005-7967(77)90041-9
- Soeter, M., & Kindt, M. (2015). An Abrupt Transformation of Phobic Behavior After a Post-Retrieval Amnesic Agent. Biological Psychiatry, 78(12), 880–886. doi:10.1016/j.biopsych.2015.04.006
- Watson, B. Y. J. B., & Rayner, R. (1920). Conditioned emotional reactions. Journal of Experimental Psychology, Ill(i), 163–174.
Auteur
Dr. Gaëtan Mertens is onderzoeker aan de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent.