Geen beloning zonder pijn? Hoe verschillende doelen een impact hebben op angst voor pijn en vermijdingsgedrag

We krijgen allemaal wel eens te maken met pijn. Gelukkig duurt pijn meestal maar even, en kunnen we snel onze dagelijkse activiteiten terug hervatten. Soms houdt pijn echter langdurig aan, waardoor het een negatieve impact heeft op ons dagelijks leven. We spreken dan van chronische pijn.

Vermijdingsgedrag kan pijn verergeren

Traditioneel zien onderzoekers pijn als een puur biomedisch verschijnsel: er is lichamelijke schade en die schade leidt tot het ervaren van pijn. Dit verklaart echter niet waarom pijn soms ook na genezing blijft aanhouden. Er is dus meer aan de hand: zowel biologische, sociale en psychologische factoren spelen een rol.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit ‘het vreesvermijdingsmodel’. Het model beschrijft twee mogelijke responsen wanneer iemand pijn ervaart. In het ene geval gaat het individu de activiteit die tot pijn leidde opzoeken, en heeft pijn weinig impact op het dagelijkse leven. In het andere geval ervaart men de pijn als erg bedreigend, krijgt men angst voor de activiteit die aan de oorzaak lag van de pijn evenals voor een verdere toename van de pijn. Dat leidt dan weer tot vermijdingsgedrag. Hoewel het vermijden van pijnlijke activiteiten op korte termijn een goede zaak is omdat het lichaam de ruimte krijgt om te herstellen, kan het op lange termijn leiden tot een verergering van pijn. Dit zien we vaak bij mensen die last hebben van chronische pijn.

Wat is de invloed van motivatie en doelcompetitie?

Ook motivatie kan een belangrijke rol spelen. Mensen hebben in één welbepaalde context vaak verschillende doelen voor ogen. Bijvoorbeeld, een patiënt met chronische pijn wil zijn pijn onder controle houden, maar wil tegelijkertijd ook veel tijd met vrienden spenderen, veel geld verdienen en er goed uitzien. Wanneer we verschillende doelen tegelijkertijd beogen, kan het nastreven van het ene doel het andere doel bevorderen (‘doel-facilitatie’) of het net tegenwerken (‘doel-interferentie’). Een voorbeeld van doel-facilitatie is dat wanneer je vaak gaat sporten met vrienden, het een uitstekende gelegenheid is om je relaties te onderhouden alsook er gespierd (en dus ‘goed’) uit te zien. Een voorbeeld van doel-interferentie is wanneer een patiënt met chronische pijn wel wil gaan werken om geld te verdienen, maar het werk fysiek uitdagend is en hij of zij daardoor meer pijn zal krijgen. De patiënt kan dus niet beide doelen bereiken. Maar al te vaak zien we dat het vermijden van pijn de bovenhand haalt, en de andere activiteit—in dit geval het werk—(tijdelijk) stopgezet wordt.

De impact van doelcompetitie op vrees en vermijdingsgedrag

Doel-interfentie gaat vaak samen met negatieve ervaringen en een afname van het algemeen welzijn. De aandacht richten op andere levensdoelen dan het vermijden van pijn kan echter ook succesvol zijn om pijn te behandelen. We ontwikkelden een reeks experimenten om dit grondig te bestuderen.

In een eerste experiment gingen sommige pijnlijke bewegingen gepaard met een beloning (loterijtickets waarbij deelnemers een prijs konden winnen). Door de beloning ging men minder vermijdingsgedrag stellen, maar de angst voor de pijn verminderde niet. In een tweede experiment  gaven deelnemers hun voorkeur voor pijnvermijding of het krijgen van de beloning aan. Hoewel alle deelnemers, ongeacht hun voorkeur, minder vermijdingsgedrag stelden wanneer er een beloning aan vast hing, was de beloning minder effectief bij deelnemers die pijnvermijding belangrijker vinden dan het krijgen van een beloning.

In een ander experiment maakten deelnemers bewegingen die gepaard gingen met twee positieve uitkomsten (veiligheid en een beloning), twee negatieve uitkomsten (pijn en verlies van beloning), of een positieve en negatieve uitkomst (veiligheid en verlies van beloning; pijn en beloning). Soms moesten deelnemers ook kiezen tussen mogelijke uitkomsten. Wanneer deelnemers de keuze hebben tussen twee negatieve uitkomsten (meer pijn, hun beloning verliezen) dan geeft dat aanleiding tot meer angst en hebben ze ook meer moeite om een beslissing te nemen dan wanneer er minstens één positieve uitkomst (bv. beloning krijgen) betrokken is.

Conclusie

Met deze studies kunnen we betere behandelingen ontwikkelen voor patiënten die lijden aan chronische pijn. Door de doelen die patiënten belangrijk vinden, en vervolgens ook doel-interferentie in kaart te brengen, kan de behandeling zich bijvoorbeeld richten op het verhogen van het belang van activiteiten waarmee pijn interfereert, zoals tijd doorbrengen met familie of vrienden of een hobby uitoefenen, om de levenskwaliteit van mensen te bevorderen. Toch blijven er ook nog vele vragen: wanneer, voor wie, en waarom werkt het focussen op een gelijktijdige beloning? Hoe beslissen pijnpatiënten om al dan niet een activiteit te vermijden? Welke impact heeft doelcompetitie op pijngevoeligheid?

Auteur

Dr. Nathalie Claes is klinisch psycholoog en onderzoeker aan de onderzoeksgroep Gezondheidspsychologie aan de KU Leuven en aan de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent.