Browse Tag: onderzoek

“Jong van geest blijven”: kan dat? Een studie over het verbeteren van geheugen bij senioren

Het is iets dat ons allemaal vroeg of laat overkomt: onze geheugencapaciteit vermindert naarmate we ouder worden. Het is een onderdeel van het normale verouderingsproces en gaat vooral samen met veranderingen in het korte termijn geheugen. Het korte termijn geheugen maakt het mogelijk om nieuwe informatie te verwerken en kort te onthouden. Deze invloed van veroudering op korte termijn geheugen kan zich bijvoorbeeld uiten als meer vergetelheid op oudere leeftijd.


Kan je er iets aan doen?
Het korte antwoord is ja. Cognitieve training en elektrische hersenstimulatie zijn technieken die frequent gebruikt worden om het geheugen te versterken. Cognitieve training omvat het systematisch aanbieden van taken die gebruik maken van het korte termijn geheugen. Elektrische hersenstimulatie gaat over het toedienen van zwakke stroomsignalen op het hoofd. Deze signalen bereiken de hersenen en kunnen zo op een veilige manier de hersenactiviteit beïnvloeden. Eerdere studies toonden reeds aan dat deze technieken een positief effect kunnen hebben op het korte termijn geheugen.


Een badmuts met elektroden
Een studie aan de Universiteit van Trento (Italië) onderzocht het effect van cognitieve training en elektrische hersenstimulatie op het korte termijn geheugen bij senioren. De studie bestond uit vier fases. In de eerste fase ontrafelden onderzoekers de geheimen van het geheugen bij senioren door gedragstaken en elektro-encefalografie (EEG) te gebruiken, waarbij de hersenactiviteit werd gemeten met een soort ‘badmuts’ vol elektroden. In de tweede fase kregen de senioren een mentale training, vergezeld van elektrische hersenstimulatie op specifieke regio’s die cruciaal zijn voor het korte termijn geheugen. De uitdaging werd opgevoerd naarmate de prestaties verbeterden, en de deelnemers werden verdeeld in groepen die wel of geen stimulatie ontvingen gedurende vijf intensieve sessies van ongeveer één uur, verspreid over opeenvolgende dagen. De derde fase was net als de eerste fase gericht op het analyseren van het korte termijn geheugen. In de laatste fase, ongeveer twee maanden later, voerden senioren dezelfde taken opnieuw uit en konden de onderzoekers zo onthullen of de mix van stimulatie en training een blijvende impact had op het geheugen.

Werkt het of niet?
Cognitieve training had een positief effect op de geheugencapaciteit van senioren. Of men nu elektrische stimulatie ontving of niet, men presteerde beter op geheugentaken na de tweede fase. Of de elektrische stimulatie het geheugen bevorderde, hing af van de persoon. Senioren die in de eerste fase een beter korte termijn geheugen hadden, haalden meer voordeel uit de elektrische stimulatie. Interessant genoeg, bleek hersenactiviteit ook te veranderen na de stimulatiefase. Deze bevindingen tonen aan dat cognitieve training en stimulatie dus wel degelijk een invloed hebben op het korte termijn geheugen.

Een vitale toekomst voor senioren
Met ongeveer 20% van de Vlaamse bevolking die 65 jaar of ouder is, en mensen die steeds langer blijven werken, is het korte termijn geheugen een cruciaal hulpmiddel in het dagelijks leven. Of het nu gaat om eenvoudige taken zoals het onthouden van boodschappenlijstjes of complexere zaken zoals financiën en gezondheidsinformatie, we vertrouwen voortdurend op ons korte termijn geheugen. Daarom is het niet alleen belangrijk om het effect van veroudering op het geheugen te begrijpen, maar ook om te onderzoeken hoe we gezond ouder worden kunnen bevorderen. Kortom, de sleutel tot een vitale toekomst zit hem in het effectief ondersteunen van ons geheugen.

Auteur
Lisa Moreel studeerde af als experimenteel psycholoog aan de Universiteit Gent. Ze won in 2023 de Best Internship Award aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen voor het onderzoek dat ze uitvoerde tijdens haar stage aan de Universiteit van Trento.


Referenties
Assecondi, S., Villa-Sánchez, B., & Shapiro, K. (2022). Event-Related Potentials as Markers of Efficacy for Combined Working Memory Training and Transcranial Direct Current Stimulation Regimens: A Proof-of-Concept Study. Frontiers in Systems Neuroscience, 16. https://doi.org/10.3389/fnsys.2022.837979


Attention, Perception & Aging Lab (APA), Center for Mind/Brain Sciences – CIMeC, University of Trento. https://r1.unitn.it/apa/en/

 

Is politiek rechts ook “woke” geworden?

Gevraagd naar zijn mening over het Europese migratiepact, maakte Bart De Wever (N-VA) zich onlangs in de Terzake studio druk over de “nefaste gevolgen van migratie op het sociale weefsel in België” (1). Zo vond de politicus onder andere dat door migratie “culturele denkbeelden geïmporteerd worden waar de mensen zich niet in herkennen”, en ter illustratie van deze stelling voerde hij aan dat “België plotseling terug geconfronteerd wordt met homofobie – een zaak waarvan we dachten dat die achter ons lag” (1).

Dat net de N-VA voorzitter zich zorgen maakt over het lot van de lgbtqia+ gemeenschap in België is een opmerkelijke démarche, temeer omdat hij enkele jaren geleden nog een vurige tegenstander was van het dragen van regenboogshirts door het stadspersoneel aan de Antwerpse loketten (2). Bovendien staat De Wever aan het hoofd van een partij die op zijn minst een ietwat dubieuze houding ten opzichte van homoseksualiteit kan aangewreven worden. Zo zijn er getuigenissen van ex-leden over homofobe gedragingen en uitlatingen binnen de N-VA (3-5), neemt de partij in ethische dossiers omtrent homoseksualiteit consequent conservatieve standpunten in (6), en recentelijk nog blokkeerde de N-VA fractie de invoering van een regenboogzebrapad in Schilde (7).

De evolutie van Dewinter

Ook in het discours van die andere (uiterst) rechtse partij, het Vlaams Belang, waait dezer dagen een nieuwe wind over deze kwesties. In het (niet eens zo verre) verleden schilderde Antwerps boegbeeld Filip Dewinter homoseksualiteit nog af als een “modeverschijnsel” (8), sprak hij zich uit tegen het homohuwelijk (8), nam hij deel aan een mars die een verbod op de Gay Pride parade eiste (9), en stelde hij homoseksualiteit voor als belangrijkste ‘oorzaak’ van HIV (10). Maar anno 2023 slaat de Vlaams Belanger een heel andere toon aan. Zo beweert hij “geëvolueerd” te zijn, en luidt zijn huidige standpunt dat “de staat zich niet met seksualiteit moet moeien” – zelfs met het homohuwelijk schijnt hij geen probleem meer te hebben (7).
En recent nog onderstreepte Dewinter zijn steun voor de homorechten door op Twitter (X) een wereldkaart te publiceren met een overzicht van alle landen waar homoseksualiteit gecriminaliseerd wordt (11). Niet geheel onverwacht merkte de politicus hierbij op dat zowat alle landen waar homo’s de doodstraf kunnen krijgen “Islam-landen” zijn (sic).

Homo – en femo-nationalisme als rechtse stok

Dit noopt tot de vraag: gaat het hier om oprechte gevallen van inkeer en berouw, of is er meer aan de hand? Mogelijks kan recent onderzoek van James Johnson en collega’s (12) duidelijkheid scheppen. In hun studie, die recent aanvaard werd voor publicatie door het vakblad Psychology of Violence, bekeken de onderzoekers de reacties van rechts-nationalistische zielen door de loep van het femo- en homo-nationalisme. Deze theorie stelt dat hedendaagse westerse nationalistische actoren de neiging hebben om zich onterecht progressief voor te doen op het vlak van vrouwen- en homorechten om zo xenofobe ideeën te propageren (13). Met andere woorden, rechtse partijen zouden dus bezorgdheid “veinzen” voor onderdrukte groepen zoals vrouwen en homo’s, en die aanwenden om politieke tegenstanders (e.g., niet-Europese migranten, moslims) aan te vallen en hen een negatieve houding ten opzichte van vrouwen en homo’s te kunnen verwijten. Kort samengevat, de huidige trend van rechtse sympathie voor onderdrukte groepen zou grotendeels onoprecht zijn en enkel de eigen politieke agenda dienen.

Om femo-nationalisme empirisch te onderzoeken, legden Johnson en zijn team aan hun (Europese) participanten een beschrijving voor van een vermeend geval van seksuele agressie. In een fictief krantenartikel lazen de participanten dat een jonge mannelijke universiteitsstudent betrokken was geweest bij een vermeende aanranding van een jonge vrouwelijke universiteitsstudente. Beide partijen gaven hun versie van de feiten: de man hield vol dat het om seks met instemming ging, terwijl de vrouw aanvoerde dat ze duidelijk te kennen had gegeven dat ze niet verder wilde gaan, maar dat de man tegen haar wil toch had doorgezet.

Sympathie voor het slachtoffer als dekmantel voor vooroordelen

Cruciaal detail: in deze studie manipuleerden de onderzoekers de etniciteit van de vermeende dader. De ene groep participanten kreeg te horen dat de dader een zwarte man was, terwijl de andere groep vernam dat de dader een witte man was. Ook peilden Johnson en collega’s naar rechtse, nationalistische denkbeelden bij hun participanten. Zij lieten hen namelijk een vragenlijst invullen die peilde naar witte raciale identificatie, i.e., de mate waarin de participanten trots waren op hun witte raciale achtergrond.

Ten eerste bleek uit de studie dat “de mens achter het slachtoffer zien” en aandacht hebben voor haar mensenrechten (i.e., “humanisatie” in het vakjargon) een sterke rol speelde in het hele verhaal. Hoe meer participanten het slachtoffer humaniseerden, hoe meer zij geneigd waren om in te stemmen met een mogelijke universitaire schorsing van de dader en het ondernemen van gerechtelijke stappen.

Belangrijker echter, is dat dit zogenoemde humanisatie effect context-afhankelijk was bij rechtse mensen, i.e., zij die buitensporig trots waren op hun witte raciale achtergrond, in dezelfde mate als dat typisch het geval is bij aanhangers van rechtse en uiterst rechtse partijen). Uit de studie bleek namelijk ook dat bij deze groep humanisatie van het slachtoffer enkel een voorkeur voor strengere bestraffing voorspelde wanneer de vermeende dader zwart was. Wanneer de dader wit was, werd er echter geen link gevonden tussen humanisatie en een sterkere roep om bestraffing.

Meten met twee gewichten

Maar waarom leidt aandacht hebben voor de rechten van een slachtoffer in de ene situatie wel, en in de andere situatie niet tot een negatieve houding ten opzichte van de dader bij rechtse mensen? De onderzoekers verklaarden deze ogenschijnlijke paradox door erop te wijzen dat de steun voor het slachtoffer mogelijks onoprecht was, en enkel werd aangewend wanneer het de participanten uitkwam. Wanneer het om een politieke tegenstander ging (een zwarte man), dan pleitten rechtse participanten voor een streng optreden tegen de vermeende dader en rapporteerden zij een grotere steun voor de rechten van de vrouw als motivatie voor die strenge aanpak. Was de dader een witte man, dan waren rechtse participanten heel wat minder begaan met de rechten van het slachtoffer en gebruikten zij humanisatie van het slachtoffer ook niet als “excuus” om een strenge aanpak van de dader te rechtvaardigen.

Op het eerste gezicht stroken de resultaten van het onderzoek van Johnson en collega’s dus met de uitgangspunten van het femo-nationalisme: rechtse participanten vertonen enkel een grote bezorgdheid om vrouwenrechten wanneer het hen goed uitkomt, i.e., wanneer zij die als een spreekwoordelijke ‘stok’ kunnen gebruiken om een politieke tegenstander te ‘slaan’.

Hierbij moeten we nog vermelden dat er tot op heden nog geen vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd werd waarbij het slachtoffer een homoseksuele (versus een heteroseksuele) man was. Zonder eenduidige data over de reacties van rechtse mensen op de negatieve behandeling van deze onderdrukte groep kunnen we dus geen uitspraken doen of ook homo-nationalisme effectief leeft in rechtse kringen, en blijft het momenteel bijgevolg gissen naar de intenties van De Wever, Dewinter en politiek gelijkgezinden. In de jaren na de verkiezingen van 2024 zal ongetwijfeld duidelijk worden of de nieuwbakken bezorgdheid van (extreem-) rechtse politici over lgbtqia+ rechten getuigt van voortschrijdend inzicht – of zelfs “wokeness” (!), dan wel een beredeneerde en goed verborgen manifestatie van homo-nationalisme is.

Auteur
Kim Dierckx werkt als doctor-assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen; Universiteit Gent) en is als onderzoeker ook verbonden aan het interdisciplinaire Centrum voor de Sociale Studie van Migratie en Vluchten (CESSMIR). In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.

James Johnson, PhD, is als sociaal psycholoog verbonden aan de Weber Group, en woont en werkt in Fiji. Zijn onderzoek spitst zich toe op in interpersoonlijke conflicten en alle vormen van stereotypen tussen groepen en binnen groepen.

Bronnen

(1) VRT news (2023, december 23). https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2023/12/23/podcast-de-afspraak-op-vrijdag-met-bart-de-wever-isolde-van-d/
(2) De Standaard (2013, februari 4). De Wever: ‘Ik vrees dat ik nog anderhalf jaar door hel moet’. https://www.standaard.be/cnt/dmf20130204_025
(3) Gazet van Antwerpen (2011, augustus 22). “Homohaat en Roze Leeuwen binnen N-VA” https://www.gva.be/cnt/aid1071649
(4) Het Laatste Nieuws (2022, augustus 22). Gemeenteraadslid stapt uit Jong N-VA: “Contacten met notoire homohaters waren voor mij de druppel”. https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20220822_94063105
(5) Knack (2020, december 3). ‘Ook in Vlaanderen moeten we waakzaam zijn voor homofobie’. https://www.knack.be/nieuws/ook-in-vlaanderen-moeten-we-waakzaam-zijn-voor-homofobie/
(6) De Morgen (2019, maart 19). N-VA is ethisch conservatiever dan de rest: “Alle partijen stappen mee in Gay Pride, maar dat is vooral marketing”. https://www.demorgen.be/nieuws/n-va-is-ethisch-conservatiever-dan-de-rest-alle-partijen-stappen-mee-in-gay-pride-maar-dat-is-vooral-marketing~b84a6006/
(7) De Standaard (2023, december 30). Wel of geen regenboogpad in Schilde? Klein symbool ontketent een hoop ophef. https://www.standaard.be/cnt/dmf20231229_96721471
(8) De Zondag (2019, september 1). De opmerkelijke verrijzenis van Filip Dewinter, boegbeeld van Vlaams Belang: “Ik heb fouten gemaakt. Maar ik excuseer mij voor niets.” https://www.dezondag.be/actua/filipdewinter/
(9) Blokbuster (2021, maart 13). Het Vlaams Belang is een verzamelplaats van homofobie. https://www.blokbuster.be/?p=14096
(10) YouTube (2011, januari 9). https://www.youtube.com/watch?v=U7fOEvs8c4M&ab_channel=forcaFlandria
(11) Twitter (2021, Maart 21). https://twitter.com/FDW_VB/status/1373662358808240130
(12) Johnson, J.D., Malamuth, N., Huppin, M., Pacillli, M.G., Dierckx, K., & Pagliaro, S. (2023). Strongly Identified White Europeans’ Humanization of the Complainant Predicts Elevated Punishment for a Black but not White University Student Accused of Sexual Assault. Accepted for publication in Psychology of Violence.
(13) Farris, S. R. (2017). In the name of women’s rights. Duke University Press.


 

Je depressie de baas? Cognitieve training vermindert hervalrisico

Robuust herstellen van depressie is een belangrijke uitdaging. Recente bevindingen tonen aan dat cognitieve training een interessante strategie is om het risico op het heroptreden van een depressie te reduceren. Maar wat weten we juist over dergelijke vorm van training en waarom zou zoiets interessant kunnen zijn als je in het verleden een depressie hebt meegemaakt?

Kwetsbaarheid voor (heroptredende) depressie: De rol van verstoorde cognitieve processen
Bij ‘depressie’ denkt men typisch aan de aanwezigheid van een aanhoudende negatieve stemming en/of het verlies van interesse in zaken die eerder als positief ervaren werden. Een relatief onderbelicht – maar daarvoor niet minder belangrijk – aspect van depressie is dat dit vaak gepaard gaat met heel wat cognitieve moeilijkheden. Zo wijzen overzichtsartikelen op de aanwezigheid van significante verstoringen in executieve functies bij depressie, waaronder verstoorde aandacht- en werkgeheugenprocessen (1). Deze staan het nastreven van dagelijkse doelen en activiteiten in de weg. Dit uit zich mogelijks in ervaren moeilijkheden om de aandacht bij gesprekken of andere taken te houden. Je bent bijvoorbeeld niet langer in staat om een gesprek of tv-programma te volgen, of een boek te lezen. Je hoofd voelt daarbovenop ‘vol’ negatieve gedachten, waarbij je er niet in slaagt om je aandacht hiervan los te koppelen. Het spreekt voor zich dat dit alles in sterke mate bijdraagt tot een negatieve stemming.

Ondanks de beschikbaarheid van effectieve psychologische en medicamenteuze behandelingen voor depressie, blijven heel wat mensen na het opklaren van een depressieve episode kampen met gelijkaardige klachten (2). Bovendien vormen deze bij uitstek een bron van hinder in het dagelijkse leven (3). Cognitieve klachten staan namelijk het (her)opnemen van activiteiten op verschillende levensdomeinen in de weg (bijv. op de werkvloer), of maken deze bijzonder uitdagend. Daarnaast verhogen ze de kans op het vastlopen in gepieker. Zo vormen cognitieve klachten een belangrijke voorspeller voor het heroptreden van depressie (4). Daarbovenop nemen deze klachten vaak toe naarmate men meer depressieve episoden heeft meegemaakt (5), wat een toenemende kwetsbaarheid voor depressie inhoudt. Een belangrijke vraag is dus wat je zelf kunt ondernemen om bij (gedeeltelijk) herstel van een depressie die cognitieve kwetsbaarheid aan te pakken? Een recent ontwikkelde en uiterst beloftevolle optie is ‘mentale fitness’ (werkgeheugentraining).


Train je brein en voorkom herval in depressie
Recent onderzoek toont namelijk aan dat aandacht- en werkgeheugenprocessen getraind kunnen worden aan de hand van gerichte computertaken. Het herhaaldelijk uitvoeren van dergelijke taken heeft bijvoorbeeld een gunstig effect op cognitief functioneren, depressief gepieker en depressieve klachten (6). Een belangrijke vraag is echter of dergelijke training tevens de kans op het heroptreden van een depressie kan verkleinen?

Om deze vraag te beantwoorden, hebben we in een recente klinische studie (7) 92 individuen die in het verleden een depressie meegemaakt hebben, toegewezen tot twee weken werkgeheugentraining of een alternatieve minder intensieve trainingstaak (controlegroep). Vervolgens werd het functioneren van deze individuen over een periode van één jaar online gemonitord. Op het einde van dat jaar evalueerden we of er tijdens die periode een nieuwe depressieve episode was opgetreden. Individuen die de werkgeheugentraining uitvoerden, vertoonden één jaar na de training gemiddeld een hoger niveau van cognitief functioneren (zoals gemeten a.d.h.v. een cognitieve taak) dan individuen uit de controlegroep. Daarbovenop was de kans op het optreden van een depressieve episode doorheen dat jaar significant lager. Zo observeerden we slechts 25.58% herval na voltooiing van de werkgeheugentraining, terwijl 47.50% van de individuen die tot de controlegroep behoorden een nieuwe depressieve episode meemaakten. De effectgrootte van deze interventie was bovendien gelijkaardig aan deze van andere gangbare preventieve interventies (waaronder voortgezet gebruik van antidepressiva).

Bovenstaande bevindingen wijzen op het potentieel van werkgeheugentraining als preventieve interventie voor depressie (6-7), waarbij dit type interventie omwille van de lage onderhoudskost en grote inzetbaarheid, mede door de online toegankelijkheid, relatief eenvoudig ingeschakeld zou kunnen worden binnen het bestaande behandelaanbod. Tegelijkertijd dienen verschillende vragen nog beantwoord te worden vooraleer werkgeheugentraining geïmplementeerd kan worden in de klinische praktijk. Hiertoe zijn we steeds op zoek naar kandidaten die in het verleden een depressie hebben meegemaakt en graag de werkgeheugentraining zouden uitvoeren.


Voor meer informatie omtrent lopende studies, kan je contact opnemen via volgend adres: cogtraining2@UGent.be. Zo kan jij binnenkort mogelijks ook gebruik maken van de werkgeheugentraining en help je meteen ook de wetenschap vooruit zodat we samen kunnen komen tot een betere preventie van depressie!


Auteur
Kristof Hoorelbeke werkt als docent aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van UGent en is daarnaast tevens klinisch werkzaam als gedragstherapeut.

Contactgegevens
Prof. dr. Kristof Hoorelbeke
Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, UGent
Henri-Dunantlaan 2, 9000 Gent
Kristof.Hoorelbeke@UGent.be

Ben jij geïnteresseerd in eventuele deelname aan lopend onderzoek? Aarzel niet en contacteer ons vrijblijvend voor meer informatie via: cogtraining2@UGent.be


Referenties

  1. Rock, P.L., Roiser, J.P., Riedel, W.J. & Blackwell, A.D. (2014). Cognitive impairment in depression: A systematic review and meta-analysis. Psychological Medicine, 44, 2029-2040. doi: 10.1017/S0033291713002535
  2. Semkovska, M., Quinlivan, L., O’Grady, T., Johnson, R., Collins, A., O’Connor, J., Knittle, H., Ahern, E., & Gload, T. (2019). Cognitive function following a major depressive episode: A systematic review and meta-analysis. The Lancet Psychiatry, 6, 851-861. doi: 10.1016/S2215-0366(19)30291-3
  3. Knight, M.J., Air, T., & Baune, B.T. (2018). The role of cognitive impairment in psychosocial functioning in remitted depression. Journal of Affective Disorders, 235, 129-134. doi: 10.1016/j.jad.2018.04.051
  4. Demeyer, I., De Lissnyder, E., Koster, E. H. W., & De Raedt, R. (2012). Rumination mediates the relationship between impaired cognitive control for emotional information and depressive symptoms: A prospective study in remitted depressed adults. Behaviour Research and Therapy, 50, 292-297. doi: 10.1016/j.brat.2012.02.012
  5. Vanderhasselt, M-A., & De Raedt, R. (2009). Impairments in cognitive control persist during remission from depression and are related to the number of past episodes: An event related potentials study. Biological Psychology, 81, 169-176. doi: 10.1016/j.biopsycho.2009.03.009
  6. Hoorelbeke, K., & Koster, E. H. (2017). Internet-delivered cognitive control training as a preventive intervention for remitted depressed patients: Evidence from a double-blind randomized controlled trial study. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 85, 135-146. doi: 10.1037/ccp0000128
  7. Hoorelbeke, K., Van den Bergh, N., De Raedt, R., Wichers, M., & Koster, E. H. W. (2021). Preventing recurrence of depression: Long-term effects of a randomized controlled trial on cognitive control training for remitted depressed patients. Clinical Psychological Science, 9, 615-633. doi: 10.1177/2167702620979775
 

De impact van de COVID-19 pandemie op volwassenen met autisme

De COVID-19-pandemie en de bijbehorende maatregelen beïnvloeden ons allemaal. Onze dagelijkse routines en sociaal leven zoals we die kenden werden ons plots afgenomen. Daar kregen we een heleboel onzekerheid (“wat mag nog wel en wat niet meer?” “hoe lang gaat dit nog duren?”) en zorgen (bijvoorbeeld over de gezondheid van onszelf en anderen) voor terug. Een stressvolle situatie waarin men vaak juist structuur en sociale steun het hardst nodig heeft. Mocht je het moeilijker hebben gevonden om door dit alles je mentale gezondheid op peil te houden, dan ben je niet alleen. Verschillende onderzoeken hebben de negatieve impact van de pandemie op de mentale gezondheid in de algemene bevolking al aangetoond. Maar hoe zit het met mensen met autisme, die van nature al meer behoefte hebben aan structuur?


Mensen met autisme: een kwetsbare groep?
Er waren drie redenen waarom wij, onderzoekers van de onderzoeksgroep EXPLORA, verwachtten dat mensen met autisme de pandemie wellicht op een unieke manier ervaren. (1) Mensen met autisme hebben meer moeite met het omgaan met stressvolle gebeurtenissen dan mensen zonder autisme. (2) Daar bovenop heeft de pandemie een invloed op de twee kerndomeinen van symptomen van autisme. Enerzijds ervaren mensen met autisme moeilijkheden met sociale interactie en communicatie, zo hebben ze bijvoorbeeld moeite om sociale interacties te initiëren of beantwoorden en met het behouden van vriendschappen. Anderzijds tonen mensen met autisme beperkte, repetitieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten, zoals het inflexibel vasthouden aan routines en extreme onrust bij kleine veranderingen. (3) Ten slotte hebben mensen met autisme normaal gezien al een verhoogde kans op mentale gezondheidsproblemen zoals een angststoornis of depressie. Om deze redenen hebben wij in de eerste weken van de pandemie een vragenlijststudie opgezet om het effect van de pandemie op het dagelijks leven en het psychisch welzijn van volwassenen met autisme te onderzoeken. In totaal hebben 1044 volwassenen (613 met autisme) uit verschillende landen (België, Nederland, Verenigd Koninkrijk) de vragenlijst ingevuld.

Mentale gezondheid en veranderde routines
Ongeveer driekwart van de deelnemers met én zonder autisme rapporteerde een stijging in angst en depressie gerelateerde symptomen als gevolg van de pandemie. De stijging in angst- en depressiesymptomen en de impact daarvan op het dagelijks leven was echter groter bij volwassenen met autisme. Deze grotere stijging is zorgwekkend te noemen, aangezien mensen met autisme gewoonlijk al meer angst- en depressiesymptomen rapporteren, en zij normaal gezien al moeite hebben om toegang te krijgen tot zorg. Daarnaast is een aanzienlijk deel van de volwassenen met autisme (gedeeltelijk of helemaal) de begeleiding die zij normaal ontvingen (tijdelijk) kwijtgeraakt vanwege overbelasting van het zorgsysteem. Verder kwam naar voren dat volwassenen met autisme in vergelijking met volwassenen zonder autisme zich tijdens de pandemie meer zorgen maken over hun eigen veiligheid, hun huisdieren, hun werk, en het verkrijgen van medicatie en eten. De zorg rond het verkrijgen van eten lijkt gelinkt te zijn aan het verreweg meest genoemde stress-gerelateerde onderwerp onder volwassenen met autisme: boodschappen doen. Boodschappen doen werd beschreven als stressvol door met name de verstoring in routines. Denk bijvoorbeeld aan de rij waarin men moest staan om naar binnen te mogen, en de social distancing-regel die bijvoorbeeld frustratie oproept wanneer niet iedereen zich eraan houdt.

Verlies van sociaal contact ook moeilijk voor volwassenen met autisme
De pandemie had gemiddeld genomen een grotere invloed op het sociale leven van volwassenen zonder autisme en bijgevolg voelden zij zich door de pandemie meer sociaal geïsoleerd dan voorheen dan volwassenen met autisme. Deze resultaten kunnen wellicht worden verklaard door eerder onderzoek dat aantoont dat volwassenen met autisme gewoonlijk al meer te maken hebben met eenzaamheid en sociaal isolement dan volwassenen zonder autisme, waardoor de verandering in hun sociale leven als gevolg van de pandemie minder uitgesproken is. Want ook voor volwassenen met autisme bleek het kwijtraken van de toegang tot hun (kleinere) sociale vangnet in deze stressvolle tijd een grote last. Eén van de meest genoemde moeilijkheden was namelijk voor zowel volwassenen zonder als met autisme het verlies van sociaal contact.

Verlies van dagelijkse routines veroorzaakt stress
Gemiddeld genomen ervaren volwassenen met autisme meer stress door het veranderen van hun dagelijkse routines als gevolg van de pandemie dan volwassenen zonder autisme. In een open vraag die naging welke pandemie-gerelateerde veranderingen het moeilijkst waren, werd duidelijk dat het hierbij ook gaat om angst voor de veranderingen die in de toekomst zullen plaatsvinden zodra we langzaam weer de overgang naar het ‘normale leven’ maken. Momenteel bevinden we ons, zeven maanden na het onderzoek, in die ‘toekomst’, en nu de maatregelen na een versoepeling weer verscherpt zijn, kunnen we niet anders dan ons met een ongerust hart afvragen hoe het nu gaat met de mensen die onze vragenlijst destijds hebben ingevuld. De overgang naar het ‘normale leven’, dat al zoveel angst opriep, blijkt immers niet rechtlijnig te zijn.

Buddies en solidariteit
De impact van de pandemie op onze routines en ons sociale leven, en dus ook op die van volwassenen met autisme, is onvermijdelijk. Gewaarborgde toegang tot zorg die zich onder meer focust op bijvoorbeeld het onderhouden van een sociaal netwerk en het creëren van alternatieve routines, zou de klap echter mogelijk kunnen verzachten. Bij het aanbieden van ondersteuning op afstand dient men bij voorkeur verschillende communicatiemedia aan te bieden, aangezien sommige volwassenen met autisme angst ervaren bij (video)bellen en liever via chat of e-mail zouden communiceren. De stress die volwassenen met autisme ervaren bij het boodschappen doen zou verlicht kunnen worden door bijvoorbeeld een buddy-systeem te introduceren, waarbij een ander boodschappen doet voor de volwassene met autisme, of door autisme-vriendelijke winkeltijden te introduceren. Tot slot is het ook belangrijk om stil te staan bij de pandemie-gerelateerde veranderingen die als positief zijn ervaren. Van deze positieve ervaringen zouden we namelijk kunnen leren om zo de wereld een beetje autismevriendelijker te maken, ook na de pandemie. Zo bleek dat mensen met autisme de verminderde sensorische en sociale overbelasting tijdens de pandemie waarderen. Buiten is het op het moment bijvoorbeeld een stuk rustiger, en mensen staan niet meer onverwachts voor je deur. Ook benoemden ze dat mensen zonder autisme nu ook eens hebben kunnen ervaren hoe het is om jezelf voor je eigen welzijn sociaal te moeten afsluiten – iets wat veel mensen met autisme vóór de pandemie soms ook noodgedwongen moesten doen om tot rust te komen en niet overprikkeld te raken. Deze ervaring zou kunnen zorgen voor meer begrip en sociale solidariteit, en laten we dit nu net hard nodig hebben in deze tijd.

Auteurs
Danna Oomen, dr. Annabel Nijhof en prof. dr. Roeljan Wiersema zijn als onderzoekers verbonden aan de onderzoeksgroep EXPLORA (Experimenteel Psychologisch Onderzoek Rond Autisme), Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschapen, Universiteit Gent.

Pre-print
Deze blogpost is gebaseerd op een pre-print manuscript. Dat is een eerste versie van een manuscript dat nog geen ‘peer-review’ heeft ondergaan. De volledige pre-print vind je hier

Referenties

  1. Cao W, Fang Z, Hou G, Han M, Xu X, Dong J, et al. The psychological impact of the COVID-19 epidemic on college students in China. Psychiatry Res. 2020 May 1;287.
  2. Cooke JE, Eirich R, Racine N, Madigan S. Prevalence of posttraumatic and general psychological stress during COVID-19: A rapid review and meta-analysis. Vol. 292, Psychiatry Research. Elsevier Ireland Ltd; 2020. p. 113347.
  3. Gonçalves AP, Zuanazzi AC, Salvador AP, Jaloto A, Pianowski G, Carvalho L de F. Preliminary findings on the associations between mental health indicators and social isolation during the COVID-19 pandemic. Arch Psychiatry Psychother. 2020 Jun 1;22(2):10–9.
  4. Smith L, Jacob L, Yakkundi A, McDermott D, Armstrong NC, Barnett Y, et al. Correlates of symptoms of anxiety and depression and mental wellbeing associated with COVID-19: a cross-sectional study of UK-based respondents. Psychiatry Res. 2020 Sep 1;291:113138.
  5. Tull MT, Edmonds KA, Scamaldo KM, Richmond JR, Rose JP, Gratz KL. Psychological Outcomes Associated with Stay-at-Home Orders and the Perceived Impact of COVID-19 on Daily Life. Psychiatry Res. 2020 Jul 1;289.
  6. Wang C, Pan R, Wan X, Tan Y, Xu L, Ho CS, et al. Immediate psychological responses and associated factors during the initial stage of the 2019 coronavirus disease (COVID-19) epidemic among the general population in China. Int J Environ Res Public Health. 2020 Mar 1;17(5).
  7. Zhang SX, Wang Y, Rauch A, Wei F. Unprecedented disruption of lives and work: Health, distress and life satisfaction of working adults in China one month into the COVID-19 outbreak. Psychiatry Res. 2020 Jun 1;288:112958.
  8. Gillott A, Standen PJ. Levels of anxiety and sources of stress in adults with autism. J Intellect Disabil. 2007 Dec;11(4):359–70.
  9. Robertson AE, Stanfield AC, Watt J, Barry F, Day M, Cormack M, et al. The experience and impact of anxiety in autistic adults: A thematic analysis. Res Autism Spectr Disord. 2018 Feb 1;46:8–18.
  10. Kirsch AC, Huebner ARS, Mehta SQ, Howie FR, Weaver AL, Myers SM, et al. Association of Comorbid Mood and Anxiety Disorders with Autism Spectrum Disorder. JAMA Pediatr. 2020 Jan 1;174(1):63–70.
  11. Lever AG, Geurts HM. Psychiatric Co-occurring Symptoms and Disorders in Young, Middle-Aged, and Older Adults with Autism Spectrum Disorder. J Autism Dev Disord. 2016 Jun 1;46(6):1916–30.
  12. Camm-Crosbie L, Bradley L, Shaw R, Baron-Cohen S, Cassidy S. ‘People like me don’t get support’: Autistic adults’ experiences of support and treatment for mental health difficulties, self-injury and suicidality. Autism. 2019 Aug 1;23(6):1431–41.
  13. Maddox BB, Gaus VL. Community Mental Health Services for Autistic Adults: Good News and Bad News. Autism in Adulthood. 2019 Mar 11;1(1):15–9.
  14. Orsmond GI, Shattuck PT, Cooper BP, Sterzing PR, Anderson KA. Social participation among young adults with an autism spectrum disorder. J Autism Dev Disord. 2013 Nov;43(11):2710–9.
  15. van Asselt-Goverts AE, Embregts PJCM, Hendriks AHC, Wegman KM, Teunisse JP. Do Social Networks Differ? Comparison of the Social Networks of People with Intellectual Disabilities, People with Autism Spectrum Disorders and Other People Living in the Community. J Autism Dev Disord. 2015 May 1;45(5):1191–203.
 

Wat zijn de effecten van de lockdown en wat leren we eruit voor een volgende piek? Een blik door een interdisciplinaire bril

In de eerste fase van de corona-epidemie telde er maar één ding: “flatten the curve”. Alle aandacht was erop gericht om het aantal coronaslachtoffers te beperken en een overbelasting van de gezondheidszorg te vermijden, zodat alle slachtoffers de nodige zorg konden krijgen. Wereldwijd legden overheden dan ook doortastende maatregelen op. In België werd er gekozen voor een algemene lockdown en slaagden we erin deze eerste golf binnen de perken te houden. Nu de storm enigszins gaan liggen is, breekt er een tijd voor reflectie aan. Wat brengt zo’n lockdown teweeg in een maatschappij en wat kunnen we in het vervolg beter doen? De effecten ervan zijn te vinden op verschillende niveaus.

Het fysiek en mentaal welzijn: In welke mate beïnvloedde de lockdown het fysiek welzijn direct (bv. meer of minder lichaamsbeweging) of indirect (bv. uitstel van medische consultaties of behandelingen versus minder verkeersslachtoffers). In welke mate beïnvloedde de intensiteit en de duurtijd van de lockdown het psychisch welbevinden, bijvoorbeeld op vlak van vereenzaming en isolatie of van werk gerelateerde stress? Hoe beïnvloeden lichamelijke en psychologische problemen elkaar? Welke effecten hadden de maatregelen op de structuur en de kwaliteit van de zorgverlening?

Het economische niveau: Wat is de economische impact van de gevolgde strategie en in welke mate leidt deze impact indirect tot lichamelijke en psychologische gevolgen.

Het sociologische niveau: Wat zijn de effecten op het vertrouwen in de overheid en op de sociale structuren? Welke impact zullen de veranderingen hebben op het onderling vertrouwen, de kwaliteit van de sociale interacties en bereidheid tot spontane samenwerking?

Het ethische niveau: In welke mate leidde de gevolgde strategie tot het vervagen en overschrijden van ethische grenzen, of net tot het scherpstellen van ethische normen?

Het ecologische niveau: In welke mate heeft de lockdown en de pandemie in het algemeen een invloed op onze milieu-impact en wat kunnen we hieruit leren over hoe een post-coronatijdperk eruit kan zien.

Economen, psychologen, sociologen en epidemiologen hebben elk hun eigen inzichten over wat beter had gekund. Maar als iedereen deze vragen enkele vanuit zijn of haar eigen expertise benadert, kunnen nooit alle nuances worden gevat. De variëteit aan domeinen waarop deze vragen betrekking hebben, toont aan dat er nood is aan een holistische benadering. Om een dergelijk complex systeem vol van interacties en feedbackmechanismen te bestuderen, vormen modellen een krachtige tool. Het bouwen van een dergelijk holistisch model vergt interdisciplinaire samenwerking en onderzoek dat verschillende wetenschappelijke silo’s overstijgt. Dat dit geen evidentie is, werd onlangs nog beklemtoond door filosoof Jean-Paul Van Bendegem in zijn opinievideo op Knack.be over het historische spanningsveld tussen humane en natuurwetenschappen. Los van de historische achtergrond is een ander heikel punt dat dit type onderzoek eigenlijk relatief weinig wordt gestimuleerd. Voeg daar nog aan toe dat interdisciplinair samenwerken een proces is dat wederzijdse openheid vereist, respect en flexibiliteit, en gezamenlijk zoeken en leren: het is een proces van lange adem. Dit impliceert dat dit type onderzoek schaars is.

Gegeven de acute nood om de Coronacrisis vanuit een interdisciplinair perspectief te bekijken besloten een aantal denkers – afkomstig uit de psychologie, de bio-ingenieurswetenschappen, de geneeskunde, de economie en de politieke en sociale wetenschappen van de UGent – toch een poging te wagen. Ze verenigden hun krachten om bovenstaande uitdaging aan te gaan.

Met deze holistische benadering beogen we een inperking van het gezichtsveld tot één van de niveaus te doorbreken.  Daar waar vele wiskundige modellen zich beperken tot het simuleren van de verspreiding van het virus, ambiëren we met dit project een benadering die zich richt op het bredere ecosysteem. Met andere woorden, naast het bepalen van de impact van maatregelen op de infectiegraad en de belasting van de gezondheidssector, wil dit model ook in kaart brengen wat de impact is op verschillende economische sectoren, op het psychologische welzijn (bijvoorbeeld via de welzijnsbarometer), op andere niet-COVID gezondheidsaspecten, op politieke en sociale structuren, op ethische regelgeving en op het milieu. Op die manier ontstaat een holistisch model dat moet toelaten om maximaal te leren uit de ervaringen in de eerste piek en te bepalen welke strategie globaal – dus over alle verschillende niveaus heen – de minst schadelijke zal zijn bij een volgende opstoot van de pandemie.

Een holistische benadering is belangrijk omdat er in een eenzijdige aanpak een belangrijk risico schuilt: we boeken positieve resultaten op één dimensie (gezondheid) maar verliezen uit het oog welke nadelen zich op andere dimensies aanbieden (bv. hogere werkloosheid, meer depressies, …). De Wereldgezondheidsorganisatie stelt dat gezondheid veel meer is dan de afwezigheid van ziekte. Dat is ook hier het geval: we willen burgers die niet alleen gezond maar ook gelukkig en veerkrachtig zijn, die goed in hun vel zitten, zich geen zorgen moeten maken over morgen en gewapend zijn om uitdagingen in de toekomst met vastberadenheid aan te gaan.

Dit is een zeer ambitieus doel, maar complexe problemen vragen complexe oplossingen. Met zo mogelijk nog grotere en complexere problemen voor de deur (zoals klimaatverandering en droogte), wordt interdisciplinair en holistisch denken bovendien absoluut noodzakelijk. Een dergelijke aanpak van de huidige crisis kan dus een raamwerk bieden voor toekomstige crisissen, denk maar aan het afschakelplan bij droogte of stroomtekort en maatregelen om klimaatverandering in te dijken.

Diverse UGent onderzoekers onderschrijven deze opinie
Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen
Ingmar Nopens: ingmar.nopens@ugent.be
Jenna Vergeynst: jenna.vergeynst@ugent.be
Tijs Alleman
Michael Ghijs
Elena Torfs
Jan Baetens

Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Koen Schoors
Gert Peersman

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Lieven Annemans
Louise Poppe
Melanie Beeckman

Faculteit Politieke en Sociale wetenschappen
Piet Bracke

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen
Mattias Desmet
Reitske Meganck
Alexis Dewaele
Geert Crombez
Annick De Paepe
Maarten Vansteenkiste

 

Hoe nauwgezet volgt de Vlaming de coronamaatregelen? En waarom?

We worden vandaag geconfronteerd met de coronacrisis, die iedereen in de samenleving voor uitdagingen stelt. De regering nam belangrijke maatregelen om de verspreiding van het virus in te perken. Maar hoe gemotiveerd zijn we om deze maatregelen vol te houden? UGent onderzoekers lanceerden een online vragenlijst, die onder andere peilt naar onze motivatie om de maatregelen te volgen.

Hoe goed volgen we de maatregelen?

De online vragenlijst werd gelanceerd op donderdag 19 maart. Sindsdien vulden meer dan 4000 deelnemers de vragenlijst in. Ongeveer drie kwart van hen zijn vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 42 jaar. Deelnemers geven aan in welke mate ze de vier maatregelen volgen die de regering heeft opgelegd: zoveel mogelijk de handen wassen, fysieke afstand bewaren, je beperken tot essentiële verplaatsingen, en contact met de buitenwereld vermijden. Bijna 80% van deelnemers beweert dat ze zich (bijna) altijd aan alle maatregelen houden. Slechts een vijfde van de deelnemers volgt dus niet alle maatregelen even secuur op. Ook bij hen zijn er weinigen die de maatregelen helemaal niet opvolgen. Oudere deelnemers blijken nauwgezetter te zijn en zich significant meer aan de voorschriften te houden. Ze doen vooral meer aan ‘social distancing’.

Handen wassen blijkt moeilijker dan verwacht

In het algemeen geven deelnemers aan dat het zich beperken tot essentiële verplaatsingen het beste lukt. Verrassend genoeg wordt het wassen van handen, misschien wel de meest eenvoudige en voor de hand liggende maatregel, iets minder nageleefd. Vrouwen wassen hun handen wel iets meer dan mannen. Hoewel het advies om de handen te wassen in absolute zin wel goed wordt opgevolgd, is het misschien minder duidelijk wat het betekent om ‘zoveel mogelijk’ de handen te wassen? Is dat drie, vijf, of tien keer per dag? Doen we dat best op vaste ogenblikken of telkens als we naar buiten zijn geweest? Moet je dat dan ook doen als je niet in de openbare ruimte maar in je eigen tuin bent gegaan? Terwijl een maatregel zoals ‘contact vermijden’ onze dagelijkse routines echt doorbreekt en erg duidelijk is (maximum 1.5 meter), geldt dit iets minder voor het wassen van handen. We deden het vroeger al en het is ook minder duidelijk hoe vaak en wanneer je precies je handen moet wassen.

Sinds donderdag 19 maart werd het volgen van de maatregelen dagelijks in kaart gebracht. Zoals de figuur toont worden de maatregelen goed opgevolgd, maar is er toch een schommelend patroon over de verschillende dagen. Toch is de trend globaal licht positief sinds het begin van de metingen: we worden nog nauwgezetter in het volgen van de maatregelen. Dit is positief nieuws want met de verlenging van de maatregelen zullen we ze nog lang moeten volhouden.

Vrijwillig gemotiveerd of ‘Moetivatie’ ?

Wat verklaart waarom we in groten getale deze opgelegde maatregelen opvolgen, terwijl ze toch een grote inbreuk vormen op onze dagelijkse routines en persoonlijke beslissingsruimte? In de studie worden verschillende types motivatie bevraagd. Deelnemers geven aan dat ze zich vooral vrijwillig schikken naar de maatregelen. Opgelegde maatregelen en toch vrijwillig gemotiveerd zijn? Hoewel het een paradox lijkt, is het dat niet. Deelnemers houden zich vrijwillig aan de maatregelen omdat ze overtuigd zijn van de noodzaak en zinvolheid. Ze beseffen bijvoorbeeld dat ze anders het virus helpen verspreiden en risicogroepen in de problemen brengen. Omdat onze gezondheid in het gedrang is en omdat we met deze maatregelen anderen kunnen helpen zien mensen erg gemakkelijk de relevantie en het persoonlijke belang van de maatregelen.

De drastische maatregelen van de overheid zijn dus voor de meeste mensen perfect legitiem. Vanuit dit besef voelen ze niet aan als een beknotting van onze autonomie maar als een keuze die goed aansluit bij waarden die voor bijna alle mensen van groot belang zijn: gezondheid en altruïsme.

Toch geldt dit niet voor iedereen. Sommigen ervaren externe druk om zich aan de maatregelen te houden. Hun drijfveer om zich aan de maatregelen te houden is vrees voor kritiek of een boete. Het volgen van de maatregelen voelt aan als een verplichting. Vooral alleenstaanden vertonen meer ‘moetivatie’. Het inperken van sociaal contact valt hen vermoedelijk zwaarder in vergelijking met zij die met andere gezinsleden samenwonen. Ze kunnen ook minder afwisselen met anderen (zoals een partner) om taken op te nemen (zoals inkopen doen), waardoor de maatregelen voor hen logischerwijze iets meer als een keurslijf aanvoelen. Het is echter belangrijk om aan te stippen dat ook alleenstaanden in absolute zin de maatregelen goed volgen en globaal vrijwillig ervoor gemotiveerd zijn.

“Het is uitstekend dat de bevolking sterk vrijwillig gemotiveerd is. Deze vrijwillige motivatie voorspelt dat we de maatregelen zullen blijven opvolgen.” (Maarten Vansteenkiste)

Dozijnen studies in de motivatieliteratuur tonen aan dat vrijwillig gemotiveerde leerlingen, werknemers en sporters hun inspanningen langer volhouden. Ze bijten door, zelfs op moeilijke momenten. De jongere generaties kunnen hierbij zich spiegelen aan oudere generaties. De meer vrijwillige motivatie die oudere generaties typeert verklaart immers waarom zij zich meer houden aan de maatregelen.

Ook de evolutie in onze motivatie sinds het begin van de metingen is positief te noemen. Zoals blijkt uit de figuur is onze overtuiging om deze op te volgen het meest uitgesproken type motivatie. Deze vrijwillige motivatie schommelt nauwelijks over de verschillende dagen en blijft stabiel op een hoog peil staan. Moetivatie komt beduidend minder voor en vertoont zelfs een licht dalende trend naarmate de crisis langer duurt. Dit is een gunstige evolutie, want – misschien in tegenstelling tot wat we vaak denken – is externe druk niet de beste motivator om burgers aan te zetten tot duurzame gedragsverandering.

Zelf deelnemen?

Wil jij ook jouw steentje bijdragen aan dit onderzoek? Vul dan deze vragenlijst in. De vragenlijst is volledig anoniem en wordt geschat op 10 minuten. Er wordt gepeild naar je motivatie om de maatregelen te volgen, maar ook naar je mentale gezondheid tijdens de coronacrisis. Alvast bedankt voor je tijd!

Contact

Deze vragenlijst gaat uit van de onderzoeksgroep Ontwikkelingspsychologie van de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de UGent: Maarten Vansteenkiste (0485 50 25 62), Bart Soenens (0491 05 87 69), Branko Vermote, Sofie Morbée, Joachim Waterschoot.

 

Een roze T-shirt of niet? Homo of lesbisch bij de Vlaamse overheid.

De Vlaamse overheid investeert al geruime tijd in een inclusieve werkomgeving met aandacht voor minderheidsgroepen. Daartoe zetten ze de voorbije jaren in op het uitgebreid bevragen van hun werknemers. Recent verzamelden medewerkers van de dienst Diversiteitsbeleid van de Vlaamse overheid gegevens bij meer dan 4.000 werknemers, waarvan 265 zich identificeerden als homo of lesbisch. Onderzoekers van de UGent gingen met deze data aan de slag en besteedden daarbij bijzondere aandacht aan ‘zichtbaarheidsmanagement’: strategieën die holebi’s hanteren om hun seksuele oriëntatie kenbaar te maken (door bv. iets te zeggen over je partner of door te verwijzen naar de gay bar die je vorig weekend bezocht). Hoe open of gesloten zijn ze? Dat was de centrale vraag.

De Vlaamse overheid: een holebivriendelijke werkgever?
De meeste deelnemers aan het onderzoek omschrijven diverse diensten binnen de Vlaamse overheid als een holebi-vriendelijke werkomgeving. Ze geven hun werkomgeving daarbij gemiddeld een score van vier op vijf. Vier op vijf van alle deelnemers geeft ook aan dat ze holebi’s op het werk kennen. Toch tonen sommige gegevens ook aan dat homonegativiteit in bepaalde uitingsvormen vrij courant is: zestig procent geeft aan wel eens grapjes te horen over holebi’s en transgenders op het werk, 28% was getuige van het gebruik van scheldwoorden zoals janet of flikker. Eén op vijf van de deelnemers zegt dat er wel eens wordt geroddeld over holebi collega’s. Ongeveer één op tien van de deelnemers verwijst naar seksueel ongepaste opmerkingen. Verbale intimidatie en fysiek geweld zijn gelukkig eerder zeldzaam (respectievelijk 4% en 0,3%). Onze steekproef was wel niet representatief. Deelnemers boden zich immers vrijwillig aan. Dat maakt dat er bijvoorbeeld meer hoger opgeleiden deelnamen dan lager opgeleiden.

Het belang van rolmodellen of de kracht van het getal?
De studie toont aan dat ‘rolmodellen’ een positieve impact kunnen uitoefenen op holebi werknemers. Zij die holebi collega’s hebben zijn immers meer open over hun seksuele oriëntatie op de werkvloer. Toch is er misschien ook een andere verklaring: size matters? Grotere aantallen van seksuele minderheden op het werk zorgen voor sterkere sociale netwerken, meer sociale steun en sterken individuen in het maken van specifieke persoonlijke keuzes. Verder zien we dat werknemers die in het verleden getuige waren van homonegatieve incidenten, vaker een onderscheid maken tussen privé en werk. Zij zijn wel open over hun seksuele oriëntatie in een vertrouwde maar niet in een professionele omgeving. Verrassend: zij die zelf ooit geconfronteerd werden met homonegativiteit (bv. seksueel ongepaste mopjes of scheldwoorden), bleken meer open te zijn over hun seksuele oriëntatie. Dit toont aan dat openheid ook een zekere kwetsbaarheid met zich meebrengt: als anderen je kunnen herkennen als holebi dan verhoog je ook de kans dat je het mikpunt wordt van homonegativiteit.

Spelen de kenmerken van de job een rol?
De kenmerken van de job kunnen een gevoel van veiligheid geven. Iemand met een vast contract heeft bijvoorbeeld minder te verliezen in vergelijking met iemand met een tijdelijke aanstelling. Voor hen met een vast contract zou het veilig moeten zijn om zich als holebi kenbaar te maken. Het omgekeerde zou gelden voor iemand met een hoge functie (bv. hoger kader of management): zij hebben veel te verliezen op vlak van loon, prestige en autoriteit en nemen dus best niet al te veel risico’s. Deze studie toont echter aan dat geen van beide kenmerken samenging met zichtbaarheidsmanagement van holebi werknemers.

Besluit
Binnen een relatief holebivriendelijke werkomgeving zijn er specifieke factoren (zichtbaarheid van andere holebi’s, homonegatieve ervaringen) die samengaan met zichtbaarheidsmanagement bij holebi’s. Toekomstige studies moeten ook aandacht besteden aan oorzaak-gevolg relaties en streven naar een meer representatief beeld binnen overheden. Ook in andere werkomgevingen, waar men minder inspanningen levert om diversiteit te waarderen en mogelijk te maken, is er nood aan meer kennis.

Bron
Dewaele, A., Van Houtte, M., Buysse, A., Lyubayeva, A.,Trippas, M., and Baeken, A. (2019). What Predicts Visibility Management at Work? A Study of Gay, Lesbian, and Bisexual Flemish Government Employees. Psychologica Belgica, 59, 1, 78–95.

 

Meer van hetzelfde alstublieft! Het emotionele leven van de multitasker.

Mogelijk herken je jezelf in het volgende scenario: je bent een document aan het voorbereiden op je computer en in de rechter onderhoek van het scherm zie je een melding binnen komen. Het is een e-mail die je meteen wil beantwoorden zodat hij niet op het ellenlange to-do-lijstje komt, maar toch maar eerst dat document afwerken. Je richt je aandacht terug op de tekst, maar niet veel later voel je de trilling van je smartphone: het is een Whatsapp-bericht van je huisgenoot. Nog voor je de kans had te antwoorden dat er nog brood in de vriezer zit komt de volgende melding reeds binnen. Je agenda deze keer: de volgende vergadering gaat beginnen. Het document zal nog even moeten wachten… Continue Reading

 

Slaap er een nachtje over… en je haalt tien op tien! Een studie over de rol van slaap in geheugenconsolidatie.

Je kent het wellicht wel, een nachtje doorstuderen voor je examen. Nog één dag te gaan en het is D-day. Het laatste hoofdstuk ken je nog niet helemaal vanbuiten – het zou maar eens net over dat ene hoofdstuk gaan. Het is nu 22:35. Slik. Paniek. Koffie. The show must go on. “The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.” (Robert Frost)

Maar is het eigenlijk wel een goed idee om je slaap te laten voor een extra herhaling van de leerstof? Volgens een studie die recent verscheen in het toonaangevende tijdschrift Current Biology, kan je toch beter in je bed kruipen, slapen, en… misschien ook nog vragen aan moeder- of vaderlief of ze de kern van de leerstof komen influisteren terwijl je (bijna) in dromenland zit – dit is geen grap.

Continue Reading

 

Zijn rechtse mensen gelukkiger?

Wat maakt mensen gelukkig? Sociale wetenschappers zoeken al decennia naar de basis van geluk en levenstevredenheid. Eén opzienbarende factor in het lijstje van mogelijke bronnen van geluk zijn ideologische overtuigingen. Een overzichtsstudie op basis van 74 studies waar in totaal meer dan 70.000 mensen deelnamen, toonde aan dat het algemene verband tussen ideologie en geluk echter relatief zwak is, met een kleine gelukbonus aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Met andere woorden, mensen met een rechtse ideologische voorkeur zijn net iets gelukkiger dan hun linkse tegenhangers.

Continue Reading