Gespiegelde organen, gespiegelde hersenen?
In ongeveer 1 op 10.000 mensen liggen de inwendige organen niet op hun gebruikelijke plaats met het hart aan de linkerzijde en de lever aan de rechterkant, maar zitten ze precies omgekeerd.
Tot hiertoe werd aangenomen dat de atypische orgaanlocatie van deze zeldzame groep weinig invloed had op de organisatie van hun brein, maar onderzoekers van de Universiteit Gent hebben recent aangetoond dat dit niet helemaal klopt.
Ongeveer 20% van de mensen met situs inversus heeft last van chronische luchtweginfecties. Deze combinatie wordt het syndroom van Kartagener genoemd en blijkt veroorzaakt door een genetische aandoening die de werking van trilhaartjes in het lichaam verstoort. Maar lang niet iedereen met situs inversus heeft het Kartagener syndroom en in een aanzienlijk deel van de gevallen merken mensen met situs inversus helemaal niets van hun bijzondere conditie tot die bij toeval wordt ontdekt.
Ons brein kent een asymmetrische organisatie waarbij sommige functies vooral in de linkerhersenhelft en andere vooral in de rechterhersenhelft worden opgebouwd. De taakverdeling tussen beide hersenhelften wordt functionele segregatie (scheiding) genoemd en verloopt bij de meeste mensen volgens hetzelfde stramien. In een MR-scanner voerden de deelnemers met gespiegelde organen vier eenvoudige taken uit waarvan er twee typisch door de linkerhersenhelft en twee typisch door de rechterhersenhelft worden gedomineerd. Door hun hersenactiviteit tijdens de taken te registreren konden de onderzoekers berekenen hoe sterk en in welke richting de cognitieve functies van situs inversus deelnemers en controle vrijwilligers zijn gelateraliseerd.
Uit de resultaten blijkt dat niet alleen de groep met gespiegelde organen een veel groter aantal linkshandigen vertoont dan verwacht, ook de taakverdeling van hun brein blijkt verschillend. Hoewel hun hersenorganisatie geen spiegelbeeld is van de typische situatie, blijken ze veel variabeler in de taakverdeling waarbij sommige functies in de typische hersenhelft en andere in een atypische hersenhelft zitten.
Interessant is verder dat hoe minder iemands hersenorganisatie afwijkt van de typische taakverdeling tussen beide hersenhelften hoe beter de prestaties op cognitieve tests. Dit suggereert dat onze hersenorganisatie het eindresultaat is van een optimaliseringsproces waarbij de standaard taakverdeling tussen beide hersenhelften resulteert in betere cognitieve prestaties. Onderzoek naar functionele segregatie lijkt een veelbelovende nieuwe piste om het effect van hersenorganisatie op gedrag te bestuderen.
Wil je graag reageren of bent je geïnteresseerd in deelname aan onderzoek naar hersenorganisatie? Stuur een mailtje naar prof. Guy Vingerhoets.