Psycholoog van het jaar 2015 Marc Buelens
Mijn hoofd tolde wel even toen ik vernam dat ik verkozen was tot ‘psycholoog van het jaar’.
Ik hoopte vooral dat het geen flauwe grap was van mijn vroegere collega’s. Langzamerhand begreep ik waarom mij zoveel eer te beurt viel. Uiteraard niet door mijn klinische praktijk. Ik ontvang geen mensen op de sofa. Ook niet door mijn baanbrekende nieuwe theorieën over het menselijke gedrag, alhoewel de wet van Buelens niet te versmaden is. De eerste wet van Buelens luidt immers: vertrouw geen mensen die een wet naar zichzelf noemen.
Bij de toelichting blijkt dat ik deze prijs verdien omwille van ‘de indrukwekkende manier waarop hij doorheen zijn loopbaan psychologische inzichten ontwikkelde, vertaalde en voor een breed managementpubliek toegankelijk maakte.’ Daar kon ik inkomen. Ik heb wel wat geschreven en heb honderden voordrachten gegeven. En bij de uitreiking mocht ik terug blikken op mijn loopbaan. Maar over je eigen loopbaan zinvolle dingen zeggen, leek toch niet zo gemakkelijk.
Prijzen worden meestal uitgereikt voor succes. We zien succes, maar zelden het proces dat tot dit succes heeft geleid. Dat proces kennen alleen een aantal ingewijden. Succes zijn de baten. Maar wie heeft de kosten gedragen? De familie? Roofbouw op de toekomst? De collega’s? Ik denk dat je onmiddellijke niet-professionele omgeving de grootste prijs betaalt, ook in mijn geval. Je bent misschien wel fysiek thuis, maar niet mentaal. Toen mijn dochter Tine ooit de telefoon opnam en ik haar wat instructies begon te geven, reageerde ze: papa, ik ben je secretaresse niet. Je hebt weinig tijd voor buren of voor het lokale verenigingsleven. Anderzijds is het ook de familie die vaak meegeniet van de leuke aspecten van succes. Meer dan eens ben ik het raam op een bredere wereld kunnen zijn voor mijn familie. Dat was niet mogelijk geweest zonder succes.
Hoe groter het succes, hoe meer het toeval heeft meegespeeld. De toevalligheden in mijn leven zijn zeer talrijk en niet overzichtelijk. En ik ben ervan overtuigd dat verschil tussen succes en nederlaag vaak schuilt in een aantal kleine details, die je vaak niet in de hand hebt. Maar Louis Pasteur heeft toch ooit gesteld dat ‘chance’ weggelegd is voor wie goed voorbereid is. En Napoleon heeft beweerd dat het geluk aan de kant staat van de sterkste kanonnen. En de bekende golfspeler Arnold Palmer zou ooit gezegd hebben: vreemd, maar hoe meer ik oefen, hoe meer geluk ik heb. Als ik dan toch mijn eigen lof mag bezingen, dan zou ik zeggen: ik heb nooit een mooie kans laten liggen. Als je dan toch eens goede kaarten toebedeeld krijgt, dan steek je best nog een tandje bij. Toen Ann (helaas overleden in november 2011) en ikzelf ons boek ‘Zelfzorg’ schreven in 1997, kon je wel vermoeden dat de tijden rijp waren voor een Vlaams boek over evenwicht in het eigen leven. We hadden dit boek grondig voorbereid. Dat is uiteraard niet voldoende voor succes. Maar we hebben een groot deel van het boek ook eerst laten lezen door een grote groep kritische lezers. Dat doen weinige auteurs. We stonden wel in ons hemd. Hebben jullie iets tegen huismoeders? Waar zijn de voorbeelden rond grootouders? Jullie hebben vooral je eigen situatie geprojecteerd op een hele samenleving. We hebben toen het boek nog grondig bijgestuurd. Dat het nadien 27 weken in de top-tien der meest verkochte boeken stond, was met andere woorden een combinatie van hard werken, de nodige dosis geluk, maar toch ook je afdekken tegen domme fouten. De tijden waren wel degelijk rijp, daar konden we niets aan veranderen. Maar dat gold ook voor al die andere boeken die op dat moment rond zelf-ontplooiing verschenen.
Waaraan herken je nu een professionele psycholoog? Dat is een heel moeilijke vraag, want ik heb bij herhaling in diverse media gewaarschuwd dat de scheidingslijn tussen charlatanisme en verantwoord psycholoog zijn wel erg dun is. Ik gebruik voor mezelf drie criteria. Het eerste criterium is het aloude Latijnse inzicht ‘timeo virum unius libri’, ik ben beducht voor de man van slechts één boek.
Een psycholoog beheerst meer dan één model. Als hij er slechts één kent, is hij een ideoloog.
Vervolgens tracht een goede psycholoog te objectiveren. Hij zoekt naar inzichten in gedrag die ook voor anderen zichtbaar en begrijpbaar zijn. Wie lid is van een obscure sekte en duister jargon moet gebruiken om eenvoudige dingen te beschrijven, is meteen bij mij verdacht. Ben ik nu zelf wat duister? Weet dan dat ik niet hoog oploopt met NLP, Freudiaans en Jungiaanse benaderingen. De grote leiderschapsprofessor Manfred de Kets de Vries is een Freudiaan, maar hij is zo subliem ondanks zijn Freudiaans denken. De marktleider inzake persoonlijkheidsvragenlijsten, de MBTI, leunt verdacht veel aan bij de mummie van Carl Gustav Jung. Ik zelf voel echter heel weinig de drang mummies ten toon te stellen van reeds lang overleden boeiende figuren. Ze hebben hun tijd gehad; ze kunnen ons inspireren, maar hun theorieën zijn ondertussen al lang voorbijgestreefd. Maslow, Kubler-Ross. Wie dergelijke auteurs nu nog letterlijk overdraagt, is geen professioneel psycholoog. En ten slotte moet een psycholoog kunnen toepassen wat hij preekt. Therapeuten met smetvrees, bedrijfspsychologen die hun medewerkers demotiveren of stress-consultenten die razendsnel in een burnout belanden. Zeer menselijk, niet ongewoon, maar voor mij toch maar wat bizar. Want van alle professionele takken is de psychologie toch wel, samen met preventieve geneeskunde en dieetleer, die wetenschap die je in de allereerste plaats op jezelf kan toepassen.
Als psycholoog zou ik (op papier tenminste) in staat moeten kunnen zijn om te onderzoeken of ik tijdens mijn loopbaan heb toegepast wat ik zelf heb gepreekt. Aan de positieve zijde denk ik dat ik de prijs van psycholoog van het jaar heb gekregen ook omdat ik eerlijk heb geprobeerd voor mijn omgeving een coach, een mentor en respectvol collega te zijn. Dat is ten minste wat men bij herhaling tegen mij zegt. Aan de negatieve zijde, moet ik eigenlijk ‘raden’ wat men niet tegen mij zegt. En ik vermoed dat dit dan allerlei variaties zijn op het thema ‘gebrek aan moed’. Gebrek aan moed leidt tot gebrek aan duidelijkheid, gebrek aan feedback en gebrek aan heldere vernieuwende afspraken. En met deze terechte kritiek heb ik leren leven, en heel af en toe probeer ik er nog iets aan te doen ook. Maar dat is verre van eenvoudig. Gegeven deze (gelukkig voor mij veel voorkomende) zwakte, is het de facto wel erg verwonderlijk dat het begrip ‘moed’ zo weinig voorkomt in de psychologie. Ik nodig dan ook de jongere generatie psychologen uit om rond het thema ‘moed’ relevant, boeiend en bruikbaar onderzoek te verrichten. Want opvoeden, leiden, les geven, en psycholoog zijn vraagt op vele ogenblikken moed. Ik hoop dat de volgende psycholoog van het jaar dat talent in hoge mate bezit.
Em. prof. Marc Buelens