Browse Tag: racisme

Waarom de veroordeling van Schild & Vrienden niet alleen voor Vlaams Belang een vroeg paascadeau is

Na 6 jaar viel deze week het doek in het proces rond Schild & Vrienden (S&V). De Gentse correctionele rechtbank bevond 6 van de 7 beklaagden schuldig aan “het aanzetten tot racisme” en legde hen allen navenante straffen op [1]. Vooral voor S&V leider Dries Van Langenhove viel het vonnis zwaar uit: hij kreeg één jaar effectieve celstraf en 16.000 euro boete voor zijn aandeel in het verspreiden van “racistische en negationistische memes” [2]. De rechtbank motiveerde haar oordeel door te vermelden dat Van Langenhove met zijn gedrag “een bedreiging voor een vreedzame samenleving vormt” en “een vijandige sfeer in de samenleving schept die bijdraagt tot nog meer tweespalt, conflicten en geweld.” [3].

Een vroeg paascadeau voor Vlaams Belang?

Zoals dat al eens gaat in ons Belgische medialandschap, stonden de sociale media en opiniebijdrages in de kranten de dag erna bol van de, wel ja, opinies over het vonnis. Naast de te verwachten lof uit linkse hoek en afkeuring uit rechtse kringen [4-5], kwamen er ook een tweetal kritische argumenten ter sprake die toch enige extra aandacht verdienen. Ten eerste viel te horen dat haatspraak, hoe verwerpelijk ook, nog steeds onder de vrijheid van meningsuiting valt, en die is absoluut [6-7]. Ten tweede voerden sommigen aan dat de rechters met hun strenge straffen alleen maar meer aversie opwekken voor de rechtsstaat en tegelijkertijd de beklaagden (en hun politieke verwanten) in een positief daglicht stellen. Zo noemde De Standaard columnist Ruben Mooijman het vonnis een “geschenk voor Vlaams Belang” en zag hij een rechtstreeks verband tussen de uitspraak en de populariteit voor de partij [8]. Kort samengevat: sceptici van het S&V vonnis vinden het streng bestraffen van hate speech niet alleen een beknotting van “de vrijheid van meningsuiting”, ze halen ook aan dat het een averechts effect creëert, namelijk sympathie voor zij die de haat prediken en hun ideologische verwanten – en, daaruit voorvloeiende, politieke beloningen.

De Rohingya als case-study

Maar wat zegt de wetenschap nu eigenlijk over het tolereren van hate speech? In een studie die recent verscheen in het vakblad Sex Roles [9] gingen dr. James Johnson en zijn team van internationale collega’s de effecten van hate speech na met een eenvoudig experiment. Dit experiment verliep in twee fasen. In een eerste fase lieten de onderzoekers Indische participanten een kort tekstje lezen waarin de Rohingya voorgesteld werden, een moslimminderheid die in het Aziatische land Myanmar gewelddadig onderdrukt wordt. Het verslag bevatte een aantal droge feiten over de Rohingya, bijvoorbeeld dat sommigen hun toevlucht tegen politieke vervolging in India zoeken, dat zij vaak in armere delen van steden leven en dat ze daar vaak slecht betaalde jobs uitoefenen. Vervolgens stelden de onderzoekers de helft van hun participanten bloot aan hate speech. Deze ‘hate speech groep’ las een publieke verklaring van een lokaal politicus die aanvoerde dat “de Rohingya moeten teruggestuurd worden naar Myanmar omdat zij India illegaal binnengekomen waren en een bedreiging vormden voor de nationale veiligheid”.

In een tweede fase kregen beide groepen – zowel de hate speech als de “controle” (niet-blootgestelde) groep – een politieverslag voorgeschoteld, waarin een jonge vrouw aangifte deed van verkrachting. Cruciaal detail: opnieuw werden de participanten at random verdeeld, zodat zowel in de hate speech als in de controle groep een helft van de deelnemers te horen kreeg dat het slachtoffer een Rohingya vrouw was, terwijl aan de andere helft van de deelnemers verteld werd dat zij een Indische vrouw was.

Wat bleek nu? Participanten die eerst blootgesteld waren geweest aan hate speech, dichtten de Rohingya vrouw meer schuld toe aan de verkrachting (“ze heeft het zelf gezocht”; de zogenaamde rape myth), en waren meer geneigd om begrip te vertonen voor de verkrachting, dan participanten uit de controle groep. In de condities waar de vrouw de Indische nationaliteit had, vonden de onderzoekers dit “hate speech effect” niet terug.

Een klimaat van intolerantie

Uiteraard moeten we een aantal kanttekeningen maken bij dit onderzoek. Ten eerste focuste het op de Indische context, waar gender-based violence frequenter voorkomt dan bij ons, en waar rape myths breder gedragen worden, zowel door mannen als door vrouwen. Ten tweede verliep de blootstelling artificieel: participanten lazen de statements, en hoorden die niet van een echte spreker op het nieuws of op een publieke bijeenkomst. Bovendien was de blootstelling aan hate speech ook slechts eenmalig. Deze laatste twee “beperkingen” kan je echter ook anders interpreteren: de nefaste hate speech effecten traden zelfs op onder zulke “fake” omstandigheden. Mogelijks zijn de echte effecten van hate speech dus nog veel verregaander, wanneer de blootstelling frequent is en zich situeert in het alledaagse leven. Niet geheel onverwacht concludeerden de onderzoekers dan ook dat (zelfs een minimale) blootstelling aan hate speech een “maatschappelijk klimaat van intolerantie” kan creëren, waarbinnen het schenden van de mensenrechten van benadeelde groepen wordt gedoogd.

De echte winst van veroordeling

Een laatste verontrustende vaststelling, benadrukten de onderzoekers, is dat zelfs vrouwen deze gevoeligheid voor hate speech vertoonden. Anders gezegd, er waren geen gender effecten, ondanks het feit dat het slachtoffer in kwestie ook een vrouw was. Mogelijks schuilt daarin nog het sterkste argument voor een veroordeling van hate speech. Dat een strenge straf de aanhangers van extreemrechtse theorieën niet zal overtuigen dat hate speech niet door de beugel kan, is plausibel. Het onderzoek van Johnson en co lijkt echter te suggereren dat de èchte winst van een veroordeling meer naar de andere kant van het ideologische spectrum moet gezocht worden: het inperken van hate speech zou immers hardvochtige of apathische reacties op het lijden van minderheden kunnen helpen voorkomen bij vele andere, niet-rechtse mensen, en zelfs bij “collega” benadeelde groepen (e.g., vrouwen).

Kortom, er vallen twee relevante lessen te trekken. Ten eerste lijkt het onderzoek van Johnson en collega’s te suggereren dat de memes die Van Langenhove en co online deelden mogelijks toch niet zo onschuldig zijn als de beklaagden zelf willen laten uitschijnen. Of een harder maatschappelijk klimaat de prijs is die we willen betalen voor de “absolute” vrijheid van meningsuiting, is voer voor discussie. En, daaraan gekoppeld, de perverse effecten van hate speech lijken hun ideologische doelpubliek ver voorbij te schieten, en kunnen zelfs hardvochtigheid opwekken bij zij die haatpredikers doorgaans afkeuren. In beide opzichten mag de signaalwaarde van het S&V vonnis dus toch niet onderschat worden.

__________________________________________________________________________________

Auteur

Kim Dierckx werkt als doctor-assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen; Universiteit Gent) en is als onderzoeker ook verbonden aan het interdisciplinaire Centrum voor de Sociale Studie van Migratie en Vluchten (CESSMIR). In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.

Referenties

[1] https://www.rechtbanken-tribunaux.be/nl/nieuws/vonnis-oprichter-en-zes-leden-schild-en-vrienden-schuldig-bevonden

[2] De Morgen, 12 maart 2024. https://www.demorgen.be/snelnieuws/live-proces-schild-vrienden-vlaams-belang-blijft-achter-veroordeelde-medewerkers-staan-elon-musk-deelt-bericht-over-vonnis-op-x~bcdd4cac/

[3] De Standaard, 12 maart 2024. https://www.standaard.be/cnt/dmf20240312_92493736

[4] De Standaard, 12 maart 2024. https://www.standaard.be/cnt/dmf20240312_95638081

[5] Het Laatste Nieuws, 12 maart 2024. https://www.hln.be/binnenland/elon-musk-reageert-op-veroordeling-van-langenhove-maar-wordt-direct-op-zijn-plaats-gezet-zo-eenvoudig-is-dat~a02a1f90/

[6] VRT News, 09 september 2018. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/09/09/waardige-reacties-op-onwaardige-uitingen/

[7] Het Nieuwsblad, 14 maart 2024. https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20240313_93516170

[8] De Standaard, 13 maart 2014. https://www.standaard.be/cnt/dmf20240312_97521068

[9] Johnson, J., Sattler, D. N., Roberts, G., & Dierckx, K. (2024). Sexual Assault of a Rohingya Woman: Anti-Rohingya Statements Embolden Those High in Sexism to Report Anti-Victim and Pro-Perpetrator Reactions. Sex Roles, 1-12. https://doi.org/10.1007/s11199-024-01464-3

 

Waarom zwarte senatoren niet per se pro immigratie zijn

Dit is het levensverhaal van Toni, inwoner van het Italiaanse Spirano en directeur van een klein IT-bedrijfje. In 1993 trok Toni de lokale politiek in en werd gemeenteraadslid in zijn dorp voor de Lega Nord, de beruchte Italiaanse uiterst-rechtse anti-immigratie partij. Partijleider Matteo Salvini zelf droeg hem meer dan een decennium later aan om de harde lijn van de partij inzake migratie te mee te helpen uitzetten, en voerde hem in 2014 ook op als senator. Sindsdien kom je hem regelmatig tegen op partijbijeenkomsten met een grote affiche met daarop “STOP DE INVASIE”. O ja, belangrijk detail: senator Toni is zwart, en zelf afkomstig uit Nigeria [1].

Neen tegen de kinderen van buitenlanders
De volledige naam van Toni is namelijk Toni Chike Iwobi; en hij werd geboren op 26 april 1955 in het Nigeriaanse Gusau. In de jaren 70 trok hij naar Italië om er te studeren, maar bleef er uiteindelijk hangen. Hij richtte er een bedrijf op, stichtte er een gezin, en verwierf uiteindelijk ook de Italiaanse nationaliteit. En, last but not least, sinds 1993 is hij dus een uithangbord voor de Lega Nord en zelf ook niet vies van krasse uitspraken over migratie [2]. Enkele jaren geleden kreeg hij het aan de stok met voetballer Mario Balotelli – zelf zwart en Italiaan. Die laatste nam het Iwobi kwalijk dat hij tegen wetsvoorstellen had gestemd die het voor in Italië geboren kinderen van buitenlandse ouders makkelijker zouden maken om de Italiaanse nationaliteit te verwerven. “Waarom zouden de kinderen van buitenlanders zomaar Italiaan mogen worden? Dat is helemaal niet eerlijk”, had Iwobi opgeworpen [3].


Incorporatie en afkeer voor migratie
Het zal vreemd klinken, maar senator Iwobi is niet de enige Europeaan met een migratieachtergrond die er zo over denkt. In de migratieliteratuur duikt enkele jaren geleden het “incorporation effect” op. Deze term verwijst naar de vaststelling dat wanneer immigranten de nationaliteit van hun nieuwe thuisland verwerven – en met andere woorden “genaturaliseerd” worden – zij de neiging vertonen om hun politieke overtuigingen in overeenstemming te brengen met de nationale meerderheidsgroep [4-5]. In landen waar (extreem-)rechts in het zadel zit – zoals het geval is in het Italië van senator Iwobi – houdt dat dus onder meer een afkeer voor illegale immigratie en een negatieve kijk op de multiculturele samenleving in.


It’s the procedure, stupid!
Alhoewel dit zogenaamde “incorporation effect” gerepliceerd werd in meerdere landen en relatief goed gedocumenteerd is, hebben wetenschappers nog geen sluitende psychologische verklaring gevonden voor dit bizarre verschijnsel. Wat zet mensen aan om negatief te denken en te handelen tegen het belang in van een groep waar zij tot voor kort nog “officieel” deel van uitmaakten? Recent onderzoek van ons lab suggereert dat één van de drijfveren van dit gedrag wel eens de naturalisatieprocedure zelf zou kunnen zijn. We bevroegen namelijk een grote groep recent genaturaliseerde burgers in Zwitserland. Ter info, het Zwitserse naturalisatieproces is één van de langste en strengste in Europa, en deze procedure wordt dan ook geacht symbool te staan voor de op zijn zachtst gezegd sceptische houding van het Zwitserse volk. Dat maakt Zwitserland dus, vanuit sociaalpsychologisch perspectief, een context die bij uitstek geschikt is om het “incorporation effect” verder te onderzoeken. Uit onze bevraging bleek dat, hoe fairder onze respondenten de naturalisatieprocedure percipieerden, hoe meer zij geneigd waren er een negatieve kijk op immigratie op na te houden (e.g., meer steun voor restrictieve wetten, etc.) – en dus, hoe meer zij het “incorporation effect” vertoonden [6].

Om deze op het eerste gezicht bevreemdende bevinding te verklaren, moeten we teruggrijpen naar een wat in de wetenschappelijke literatuur bekendstaat als het “fair process effect”. Dit heeft betrekking op de observatie dat wanneer mensen een beslissing evalueren, zij hierbij evenzeer de beslissingsprocedure in rekening nemen als de uitkomst. Wanneer we namelijk het gevoel hebben dat beslissingen op een eerlijk manier tot stand komen, zijn we veel meer geneigd om de uitkomst van de beslissing te accepteren – zelfs als die in ons nadeel is. Bovendien zal wie zich fair behandeld voelt door een autoriteit, niet alleen de banden aanhalen met die autoriteit zelf, maar ook met de groep waar de autoriteit symbool voor staat [7-8]. Toegepast op de naturalisatiecontext – waar de beslissende autoriteiten de overheid, of “het gastland”, representeren – kunnen we dus verwachten dat de perceptie van een faire naturalisatieprocedure positief afstraalt op het gastland. Of, in psychologie jargon, de perceptie van een faire naturalisatieprocedure verhoogt de “identificatie” met het gastland.


De één zijn brood…
Dat is allemaal goed en wel, maar er is dus ook een keerzijde aan de medaille. Want, zo toont de sociale psychologie aan, betrokkenheid en verbondenheid met één groep gaat nu eenmaal vaak ten koste van hoe men staat ten opzichte van andere groepen waar men geen deel van is [9]. Met andere woorden, bij onze genaturaliseerde Zwitserse burgers ging die identificatie met het gastland deels gepaard met een verminderde betrokkenheid bij de sociale groep waar ze sinds de naturalisatie (officieel) geen deel meer van uitmaakten, namelijk het bevolkingssegment van niet-genaturaliseerde immigranten. En die verminderde betrokkenheid verklaarde dus deels hun verharde kijk op migratie.

Wil dit dan zeggen dat faire naturalisatieprocedures in se slecht zijn en moeten vermeden worden? Helemaal niet. We mogen tenslotte niet vergeten dat er eveneens een positieve noot aan ons verhaal zit, namelijk dat door zulke procedures de banden tussen het gastland (i.e., de “traditionele” inwoners) en de “nieuwe” burgers worden aangehaald. Alleen tonen onze resultaten spijtig genoeg aan dat faire procedures, gecombineerd met een enge kijk op migratie, ook tot minder mooie resultaten kan leiden. Zo kunnen ze ook de relaties tussen genaturaliseerde burgers en etnisch-culturele minderheidsgroepen verzuren.

Auteur
Kim Dierckx is als assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) verbonden aan de Universiteit Gent. In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.


Referenties
[1] Toni Iwobi, The Black Face of Italy’s Far-Right. (2018, March 8) The Guardian. Retrieved from https://today.rtl.lu/news/world/1147144.html
[2] https://www.knack.be/nieuws/wereld/maak-kennis-met-toni-iwobi-de-italiaanse-anti-immigratie-immigrant/
[3] https://www.bbc.com/news/world-europe-43315686
[4] Kolbe, M., & Crepaz, M. M. (2016). The Power of Citizenship: How immigrant Incorporation Affects Attitudes Towards Social Benefits. Comparative Politics, 49(1), 105-123. https://doi.org/10.5129/001041516819582937
[5] Just, A., & Anderson, C. J. (2015). Dual Allegiances? Immigrants’ Attitudes toward Immigration. The Journal of Politics, 77(1), 188-201. https://doi.org/10.1086/678388
[6] Dierckx, K., Politi, E., Valcke, B., Van Assche, J., & Van Hiel, A. (2022). The “ironic” fair process effect: A perceived fair naturalization procedure spurs anti-immigration attitudes through increased host national identification among naturalized citizens. Group Processes & Intergroup Relations, 25(2), 379-398. https://doi.org/10.1177/1368430220975480
[7] De Cremer, D., & Van Knippenberg, D. (2002). How Do Leaders Promote Cooperation? The Effects of Charisma and Procedural Fairness. Journal of Applied Psychology, 87(5), 858-866. https://doi.org/10.1037//0021-9010.87.5.858
[8] Lind, E. A., & Tyler, T. R. (1988). The Social Psychology of Procedural Justice. New York, NY: Plenum. https://doi.org/10.1007/978-1-4613-3087-5_2
[9] Tajfel, H., & Turner, J. (1979). An Integrative Theory of Intergroup Conflict. In: W. Austin and S. Worchel (Eds.), The Social Psychology of Intergroup Relations (pp. 33-47). Montery, CA: Brookes-Cole.

 

Hoe snel passen we onze diepste voorkeuren aan? Kunnen we ook over Gandhi negatief denken?

We leven in een tijdperk waarin de media ons constant bombarderen met nieuwe informatie. Die informatie strookt niet altijd met onze eigen meningen en voorkeuren. Bart De Pauw doet ons vooral lachen, maar het voorbije jaar hoorden we ook heel wat minder positieve zaken over onze geliefde mediamaker. We worden vrolijk van de liedjes van rapper Boef maar we horen ook over zijn gedragingen ten opzichte van vrouwen waar we het niet mee eens zijn. Wat doet dergelijke informatie met onze spontane gevoelens en voorkeuren? Passen we ze moeiteloos aan of blijven we bij onze eerste mening? Continue Reading

 

Was dát racisme? Hoe een opiniestuk racisme kan uitlokken.

‘Ach ja, die afrikaantjes’.

Op zaterdag 7 juni werd een ludiek bedoeld artikel gepubliceerd door De Morgen waarin sportjournalist Hans Vandeweghe zijn gedachten over het WK voetbal met de lezers kon delen.  Resultaat ? Uitspraken over Afrikanen werden geïnterpreteerd als racisme en het land stond in rep en roer. Er werd geopperd dat dringend stappen moeten genomen worden om dergelijke onzin te weren uit de media. Gerechtvaardigd ?

Attitudes

Onderzoek binnen de leerpsychologie toont aan dat mensen hun voorkeuren of attitudes  vormen op basis van voorafgaande ervaringen, situaties,… Attitudes kunnen echter ook worden beïnvloed door informatie die men leest. In ‘persuasion’-onderzoek wordt nagegaan op welke wijze overtuigende boodschappen kunnen leiden tot veranderingen in attitudes.  Zo kan het lezen van een positieve boodschap over een bepaald product onder sommige omstandigheden leiden tot een grotere voorkeur voor dit product.

Het meten van attitudes en attitude- veranderingen kan op verschillende manieren gebeuren. Er bestaan expliciete maten, waarmee men letterlijk bevraagd wat je attitude is (denk bijvoorbeeld aan telefonische vragenlijsten) en er bestaan impliciete maten. Deze impliciete maten  doen beroep op specifieke taken en proberen na te gaan in welke mate men automatische associaties legt ten opzichte van het attitude object.

Een belangrijk onderzoeksdomein binnen deze context is die van racisme. Studies tonen aan dat expliciet racisme, namelijk racisme gemeten aan de hand van expliciete vragen sterk kan afwijken van impliciet racisme of racisme gemeten via impliciete taken.  Zo is er de impliciete associatie taak (IAT, Greenwald, McGhee & Schwarz, 1998) waarin mensen tegelijkertijd en zo snel mogelijk:

  1. woorden moeten categoriseren als ‘positief’ of ‘negatief ‘en
  2. foto’s van blanken en zwarten categoriseren als ‘blank’ of ‘zwart’.

Tijdens het uitvoeren van de taak moet dezelfde knop worden gebruik voor het categoriseren van bijvoorbeeld blanke foto’s en positieve woorden en een andere knop voor zwarte foto’s en negatieve woorden. Wat blijkt is dat blanke mensen algemeen sneller zijn wanneer ze deze categorisatie moeten uitvoeren dan wanneer blank en negatief en zwart en positief aan dezelfde knop zijn toegewezen. Dit wordt beschouwd als een maat van de mate waarin men automatisch bepaalde linken legt (bijvoorbeeld dus de link tussen zwarten en slecht). Onderzoek met dit soort taken toont aan dat mensen een impliciete voorkeur hebben voor de eigen groep, zelfs wanneer men dit niet wenst of wanneer men zelf denkt dat dit niet het geval is. Uit onderzoek blijkt echter dat iemands gedrag sterker beïnvloed wordt door impliciet racisme dan door expliciet racisme. Bijvoorbeeld, impliciet gemeten vooroordelen kunnen beter voorspellen hoe iemand zich gedraagt in interactie met personen van andere herkomst.

Impliciet racisme

Maar hoe wordt impliciet racisme dan gevormd en hoe kan dit worden veranderd?

Lange tijd werd verondersteld dat impliciete attitudes voortkomen uit linken of associaties die in de hersenen zijn opgeslagen en dat deze associaties gevormd worden door vele voorgaande ervaringen. Zo leert men bijvoorbeeld al zeer  snel de link tussen de eigen groep en een goed gevoel. Omdat deze associaties geleidelijk aan gevormd worden zouden ze moeilijk te veranderen zijn. Recent onderzoek toont echter aan dat impliciete attitudes echter soms ook heel snel kunnen worden aangepast. Zo kan het lezen van korte overtuigende boodschappen reeds leiden tot veranderingen in impliciete attitudes ten opzichte van roken, reclameproducten, … (Smith & De Houwer, 2010).

Recente theorieën veronderstellen dat informatie die wordt aangeboden kan worden opgeslagen onder de vorm van proposities of stellingen (bv. ‘Blanken zijn goed’) in plaats van via associaties. Het lezen van deze stellingen zou dan kunnen leiden tot het automatisch opslaan van deze kennis. Hoe en wanneer deze kennis ook onze impliciete attitudes zal bepalen wordt momenteel onderzocht. Maar, onderzoek toont aan dat aangeboden informatie, zeker wanneer het van een betrouwbare bron komt (zie Smith & De Houwer), kan leiden tot  onmiddellijke veranderingen in impliciete attitudes. En, hoewel het duidelijk is dat mensen correcties kunnen uitvoeren op hun expliciete attitudes en de invloed ervan op hun gedrag, is het minder zeker of dit ook het geval is voor impliciete attitudes!

Vanuit deze theorie zou het lezen van boodschappen waarin Afrikanen worden beschreven als achtergesteld iemands impliciete attitude ten opzichte van Afrikanen kunnen beïnvloeden. Het is daarbij niet eens onwaarschijnlijk dat het feit dat deze informatie eigenlijk ging over Afrikaanse voetballers niet eens wordt opgeslagen.

Conclusie

Let op met ongenuanceerde uitspraken en stereotypen. Ze zouden weleens een groter effect kunnen hebben dan bedoeld.

Referenties

  • Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. K. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: The Implicit Association. Test. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 1464–1480.
  • Smith, C. T., De Houwer, J., & Nosek, B. A. (2013). Consider the source: Persuasion of implicit evaluations is moderated by source credibility. Personality and Social Psychology Bulletin, 39, 193-205.

Auteur

Pieter Van Dessel is doctoraatstudent aan het Learning and Implicit Processes Lab van de Universiteit Gent.Zijn onderzoekt focust zich onder meer op evaluatieve processen, affectieve processen en cognitieve controle.

 

Vooroordelen en racisme bij ouders en kinderen: De appel valt niet ver van de boom

Vooroordelen in al hun vormen lijken helaas aan een opmars bezig te zijn, zowel in West-Europa als daarbuiten. Verhalen over sexisme, gay-bashing, en aanslagen tegen mensen op basis van religieuze of etnische achtergrond halen meer dan geregeld de pers en wijzen erop dat er mogelijks een toenemend maatschappelijk probleem van onverdraagzaamheid is.

Hoe meer vooroordelen bij ouders, hoe meer vooroordelen bij kinderen

Om de vraag naar hoe vooroordelen zich ontwikkelen te beantwoorden hebben ontwikkelingspsychologen het verband onderzocht tussen vooroordelen bij ouders en vooroordelen bij hun kinderen. In een recente meta-analyse werd de stand van zaken van dit onderzoek opgemaakt. Tot nu toe werden over dit thema 131 studies uitgevoerd, goed voor gegevens over meer dan 45000 ouder-kind relaties. De meta-analyse brengt al deze resultaten samen, en bekijkt de effecten over de studies heen.

De conclusie van de studie was duidelijk. Er bestaat inderdaad een robuust verband tussen de vooroordelen van ouders en die van kinderen. Bovendien werd dit verband gevonden over diverse vormen van vooroordelen en verschillende manieren om vooroordelen te meten heen. Hoe meer vooroordelen bij ouders, hoe meer vooroordelen bij kinderen. De spreekwoordelijke appel lijkt dus inderdaad niet ver van de boom te vallen.

Onderzoek naar vooroordelen in Vlaanderen

Onderzoek in Vlaanderen (bijvoorbeeld Duriez, 2011; Duriez, Soenens, & Vansteenkiste, 2008; Duriez, Vansteenkiste, Soenens, & De Witte, 2007) suggereert dat ouders met een neiging tot vooroordelen bepaalde doelen meer centraal stellen in opvoeding: ze beklemtonen bijvoorbeeld vaker het belang van materialisme en financieel succes of het belang van conformisme en behoudsgezindheid. Naarmate deze doelen sterker in de opvoeding beklemtoond worden vertonen adolescenten ook een grotere neiging tot vooroordelen.

  • Wanneer materialisme beklemtoond wordt ontwikkelen adolescenten meer bepaald een ‘dog-eat-dog’ overtuiging waarbij zij het grootste deel van de koek willen en anderen als te bekampen en misprezen concurrenten zien.
  • Wanneer conformisme en conservatisme worden beklemtoond ontwikkelen adolescenten de overtuiging dat de wereld een gevaarlijke plek is waarin sommige mensen en groepen weigeren om zich conform de regels van de meerderheid te gedragen. Deze gevoelens van bedreiging kunnen zich dan manifesteren in vooroordelen.

Dit is een bevinding die tot nadenken stemt in een maatschappij waarin, als we de recente verkiezingsuitslagen mogen geloven, conservatisme aan een opmars lijkt bezig te zijn.

Referenties

  • Degner, J., & Dalege, J. (in press). The apple does not fall far from the tree, or does it? A meta-analysis of parent-child similarity in intergroup attitudes. Psychological Bulletin.
  • Duriez, B. (2011). Adolescent ethnic prejudice: Understanding the effects of parental extrinsic versus intrinsic goal promotion. Journal of Social Psychology, 151, 441-454.
  • Duriez, B., Soenens, B., & Vansteenkiste, M. (2008). The intergenerational transmission of authoritarianism: The mediating role of parental goal promotion. Journal of Research in Personality, 42, 622-642.
  • Duriez, B., Vansteenkiste, M., Soenens, B., & De Witte, H. (2007). The social costs of extrinsic relative to intrinsic goal pursuits: Their relation with social dominance and racial and ethnic prejudice. Journal of Personality, 75, 757-782.

Auteurs: Bart Soenens en Kristof Dhont

Bart Soenens is docent in de Vakgroep Ontwikkelings-, Sociale, en Persoonlijkheidspsychologie. Hij doceert inleidende vakken ontwikkelingspsychologie. Zijn onderzoek handelt voornamelijk over de ouder-kind relatie tijdens de adolescentie. Een centraal thema in zijn onderzoek is de rol van controlerend en autonomie-ondersteunend opvoeden in de persoonlijkheidsontwikkeling, motivatie, en aanpassing van kinderen en adolescenten. Hij doet ook onderzoek over identiteitsontwikkeling, hechting, vooroordelen, perfectionisme, en processen van intergenerationale transmissie.

Kristof Dhont is postdoctoraal onderzoeker bij het FWO en verbonden aan de vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de Universiteit Gent. Zijn onderzoek situeert zich in het domein van de sociale en politieke psychologie en focust op de situationele en dispositionele oorzaken van vooroordelen en racisme. Hij bestudeert onder andere de invloed van intergroepscontact en de maatschappelijke groepscontext, alsook de rol van sociaal-ideologische attitudes en cognitieve stijl.