Browse Tag: kinderen

Fysiek straffen in de opvoeding: een actuele duiding.

“Opvoeding” is een populair gespreksonderwerp. De huidige generatie ouders hanteren vaker een beschermende opvoedingsstrategie waarbij ze de ontwikkeling van het kind zelf proberen te sturen. Deze ‘helikopterouders’ maken graag gebruik van de nieuwe technologieën om op de hoogte te blijven van het doen en laten van hun kind. Algemeen gesproken, hanteren ouders een opvoedingsstijl die voortkomt uit een combinatie van hun eigen persoonlijke opvoedingsgeschiedenis, de persoonskenmerken van het kind en socio-contextuele factoren. Over het belang van deze laatste factor valt in de opvoedingsliteratuur niet te discussiëren, maar wel over de kwaliteit. Er wordt geredetwist over wat ouders specifiek moeten doen waardoor de druk op de opvoeding vergroot. Een gekend topic binnen de opvoedingsliteratuur is het gebruik van fysieke straffen.

Actuele duiding

De actuele discussie rond ‘de pedagogische tik’ verkent gaandeweg andere wegen. Tegenstanders krijgen stilaan meer versterking door wetenschappelijke evidentie, terwijl de positie van de voorstanders nog niet volledig mag geëlimineerd worden. Juridisch is er in ons land nog geen vooruitgang in een wettelijk verbod op het fysiek straffen van kinderen. Naast Australië, Tsjechië en Italië ziet België geen reden om hun wetgeving inzake het slaan van kinderen in de privésfeer te wijzigen. Een verbod op het gebruik van fysieke straffen in het onderwijs is al actief sinds 1949. Tevens is de vraag of deze wetgeving werkelijk iets zou opbrengen. Vooraleerst deze stap ondernomen kan worden, moet het sociale debat tussen voor- en tegenstanders centraal gesteld worden.

Fysiek straffen = fysiek misbruik?

Fysiek straffen is een vorm van gedragsmatige controle die ouders gebruiken om het gedrag van het kind te sturen en het kind op zijn plaats te zetten. Uit de definitie van Gershoff blijkt dat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen “fysieke straf” en “fysiek misbruik”. Een fysieke straf houdt in dat de intentie aanwezig is om het kind pijn te doen, zonder lichamelijke blessure te veroorzaken. Bij fysiek misbruik is dit laatste wel aanwezig. Een kind dat een ander kind slaat en waarbij de opvoedingsfiguur met de open hand op het achterwerk kletst, wordt gestraft. Een kind dat door de ouders heftig wordt aangepakt met bijvoorbeeld blauwe plekken of gebroken ledematen als gevolg, is fysiek misbruikt.

Cijfers

Uit de resultaten van de grote opvoedingsenquête die de krant “Het Nieuwsblad” in 2013 afnam, bleek dat 57% van de bevraagden positief achter de stelling stond dat een pedagogische tik moet kunnen. In datzelfde jaar voerde Gershoff onderzoek uit waaruit bleek dat in totaal 85% van de Amerikaanse adolescenten een fysieke straf had meegemaakt. Dit is vrij merkwaardig omdat het begrip op zich negatief geladen is en andere ouders als ‘slecht’ worden bestempeld, te weten dat ze hun kinderen slaan.

Effecten

Een bekend onderzoek naar de negatieve uitkomsten is dat van Talwar en Lee (2011). Zij vonden opmerkelijke verschillen tussen twee scholen in West-Afrika. In de ene school, waar men de kinderen fysiek strafte, bleek dat er 12 keer meer gelogen werd dan in de school met de afwezigheid van fysieke straffen. Ook werden deze leugens langer en meer vastgehouden.

Longitudinaal onderzoek kan gebruikt worden om de gevolgen van fysieke straffen in de kindertijd te bekijken op latere leeftijd. De ‘collateral damage’, ook wel ‘zijdelingse’ of ‘onbedoelde schade’ genoemd, bestaat uit sterke en blijvende kwalijke uitkomsten op lange termijn. Tot op jongvolwassen leeftijd uit dit zich voornamelijk in meer agressie, een verminderde moraliteit, een lager welzijn, meer gedragsproblemen en een grote kans om dit zelf als ouder toe te passen in de opvoeding. Positief is dit niet. Door deze ouderlijke ironie, waarbij agressie met agressie bestreden wordt, zet dit zich voort van generatie op generatie. Verder kan het begrip ‘modellering’ uit de sociale leertheorie van Bandura meer inzicht bieden. Kinderen nemen naast normen en waarden ook gedrag over en kijken op welke manier hun ouders omgaan met problemen. Overbescherming speelt hier een remmende rol in. Kinderen krijgen niet de kans om als een ontdekkingsreiziger zichzelf en de omgeving te leren kennen. Een andere verklaring steunt op de drie basisbehoeften die door de Zelfdeterminatie Theorie wordt voorgelegd: autonomie, competentie en verbondenheid. Als gevolg van fysieke straf geraken deze niet bevredigd, treedt er behoeftefrustratie op en wordt het welzijn van het kind tegengewerkt. Er wordt geen ruimte voor het kind gecreëerd om zelf de basis te leggen aan het handelen (autonomie), zelf de uitkomst te bepalen van het gedrag (competentie) en er is belemmering in de relationele factoren (verbondenheid).

Toekomstig onderzoek

Tegenstanders van het fysiek straffen krijgen aan de hand van wetenschappelijke evidentie meer onderbouwde argumenten voor hun overtuiging. Onderzoeksresultaten leggen een basis voor de argumentatie waarom fysiek straffen beperkend is voor de ontwikkeling van het kind. Doch blijft het gebruik ervan bestaan en is het voor velen gelegitimeerd in bepaalde omstandigheden. Zo’n situatie wordt in de literatuur een ‘moderator’ genoemd. Een voorbeeld hiervan is de frequentie: wat is het verschil tussen regelmatige basis of sporadisch gebruik? Een ander voorbeeld is de intensiteit: is er een onderscheid in het straffen als gevolg van emotionele explosie of wanneer het rationeel gepland is? Deze argumentatie, gebruikt door voorstanders, heeft meer en diepgaander onderzoek nodig. Vooraleer de wenselijkheid van een pedagogische tik in de opvoeding in toekomstig onderzoek onder de loep wordt genomen, moet er eerst naar de wenselijkheid van het onderzoek zelf gekeken worden. Problematisch is dat fysieke straf een bekende ethische kwestie is die hierdoor niet gaandeweg experimenteel geactiveerd kan worden. Het is wel nodig om enerzijds een causale uitspraak te kunnen formuleren en om anderzijds de richting te kunnen bepalen.

Conclusie

Het fenomeen van fysiek straffen is een ethische kwestie die vaak over het hoofd wordt gezien of als ‘normaal’ wordt bevonden onder ouders. Door maatschappelijke en wetenschappelijke evoluties bestaat er onderbouwde evidentie voor de negatieve effecten van het gebruik van fysiek straffen bij het kind. Aanvullend onderzoek is vast en zeker nodig, ook om meer duidelijkheid te scheppen rond de situaties waarin de meerderheid van de mensen niet al te veel graten ziet in de ‘pedagogische tik’. Een overzichtelijke en resolverende conclusie is er nog niet, maar zeker is dat het gebruik van fysiek straffen geen positieve gevolgen met zich meebrengt en de groei van het kind beknot.

Geef in de reactie weer wat jouw visie op het gebruik van fysiek straffen is.

Referenties

  • Vansteenkiste M., Soenens B., (2013). H7 1.2.3. Eén aspect van extern controlerend opvoeden: Lichamelijk straffen. Vitamines van Groei
  • Kim-Spoon J., E. Haskett M., S.Longo G., Nice R., (2012). Longitudinal study of self-regulation, positive parenting, and adjustment problems among physically abused children. Child Abuse & Neglect 36, Pages 95 – 107

Auteur

Joachim Waterschoot is student 2de bachelor Psychologie aan de UGent en interesseert zich in het domein van de Ontwikkelingspsychologie. Hij houdt zich naast zijn basisopleiding Psychologie bezig met het lezen van de literatuur en probeert zo op de hoogte te blijven van het onderzoek in het veld van ‘opvoeding’.

 

Vooroordelen en racisme bij ouders en kinderen: De appel valt niet ver van de boom

Vooroordelen in al hun vormen lijken helaas aan een opmars bezig te zijn, zowel in West-Europa als daarbuiten. Verhalen over sexisme, gay-bashing, en aanslagen tegen mensen op basis van religieuze of etnische achtergrond halen meer dan geregeld de pers en wijzen erop dat er mogelijks een toenemend maatschappelijk probleem van onverdraagzaamheid is.

Hoe meer vooroordelen bij ouders, hoe meer vooroordelen bij kinderen

Om de vraag naar hoe vooroordelen zich ontwikkelen te beantwoorden hebben ontwikkelingspsychologen het verband onderzocht tussen vooroordelen bij ouders en vooroordelen bij hun kinderen. In een recente meta-analyse werd de stand van zaken van dit onderzoek opgemaakt. Tot nu toe werden over dit thema 131 studies uitgevoerd, goed voor gegevens over meer dan 45000 ouder-kind relaties. De meta-analyse brengt al deze resultaten samen, en bekijkt de effecten over de studies heen.

De conclusie van de studie was duidelijk. Er bestaat inderdaad een robuust verband tussen de vooroordelen van ouders en die van kinderen. Bovendien werd dit verband gevonden over diverse vormen van vooroordelen en verschillende manieren om vooroordelen te meten heen. Hoe meer vooroordelen bij ouders, hoe meer vooroordelen bij kinderen. De spreekwoordelijke appel lijkt dus inderdaad niet ver van de boom te vallen.

Onderzoek naar vooroordelen in Vlaanderen

Onderzoek in Vlaanderen (bijvoorbeeld Duriez, 2011; Duriez, Soenens, & Vansteenkiste, 2008; Duriez, Vansteenkiste, Soenens, & De Witte, 2007) suggereert dat ouders met een neiging tot vooroordelen bepaalde doelen meer centraal stellen in opvoeding: ze beklemtonen bijvoorbeeld vaker het belang van materialisme en financieel succes of het belang van conformisme en behoudsgezindheid. Naarmate deze doelen sterker in de opvoeding beklemtoond worden vertonen adolescenten ook een grotere neiging tot vooroordelen.

  • Wanneer materialisme beklemtoond wordt ontwikkelen adolescenten meer bepaald een ‘dog-eat-dog’ overtuiging waarbij zij het grootste deel van de koek willen en anderen als te bekampen en misprezen concurrenten zien.
  • Wanneer conformisme en conservatisme worden beklemtoond ontwikkelen adolescenten de overtuiging dat de wereld een gevaarlijke plek is waarin sommige mensen en groepen weigeren om zich conform de regels van de meerderheid te gedragen. Deze gevoelens van bedreiging kunnen zich dan manifesteren in vooroordelen.

Dit is een bevinding die tot nadenken stemt in een maatschappij waarin, als we de recente verkiezingsuitslagen mogen geloven, conservatisme aan een opmars lijkt bezig te zijn.

Referenties

  • Degner, J., & Dalege, J. (in press). The apple does not fall far from the tree, or does it? A meta-analysis of parent-child similarity in intergroup attitudes. Psychological Bulletin.
  • Duriez, B. (2011). Adolescent ethnic prejudice: Understanding the effects of parental extrinsic versus intrinsic goal promotion. Journal of Social Psychology, 151, 441-454.
  • Duriez, B., Soenens, B., & Vansteenkiste, M. (2008). The intergenerational transmission of authoritarianism: The mediating role of parental goal promotion. Journal of Research in Personality, 42, 622-642.
  • Duriez, B., Vansteenkiste, M., Soenens, B., & De Witte, H. (2007). The social costs of extrinsic relative to intrinsic goal pursuits: Their relation with social dominance and racial and ethnic prejudice. Journal of Personality, 75, 757-782.

Auteurs: Bart Soenens en Kristof Dhont

Bart Soenens is docent in de Vakgroep Ontwikkelings-, Sociale, en Persoonlijkheidspsychologie. Hij doceert inleidende vakken ontwikkelingspsychologie. Zijn onderzoek handelt voornamelijk over de ouder-kind relatie tijdens de adolescentie. Een centraal thema in zijn onderzoek is de rol van controlerend en autonomie-ondersteunend opvoeden in de persoonlijkheidsontwikkeling, motivatie, en aanpassing van kinderen en adolescenten. Hij doet ook onderzoek over identiteitsontwikkeling, hechting, vooroordelen, perfectionisme, en processen van intergenerationale transmissie.

Kristof Dhont is postdoctoraal onderzoeker bij het FWO en verbonden aan de vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de Universiteit Gent. Zijn onderzoek situeert zich in het domein van de sociale en politieke psychologie en focust op de situationele en dispositionele oorzaken van vooroordelen en racisme. Hij bestudeert onder andere de invloed van intergroepscontact en de maatschappelijke groepscontext, alsook de rol van sociaal-ideologische attitudes en cognitieve stijl.