Seksuele minderheden en stigma: masters of impression management?

Onszelf beter voordoen dan we zijn, we doen het allemaal. Er is geen beter bewaard publiek geheim dat tegelijkertijd zo natuurlijk is aan onszelf. Ettelijke liters inkt vloeiden reeds over de mogelijke nefaste invloeden van gepolijste facebookprofielen die ons een werkelijkheid voorspiegelen die eigenlijk niet bestaat: perfecte levens waar we altijd knap zijn, uitbundig lachen, fancy restaurants bezoeken en de mooiste vakantiekiekjes presenteren.

In de wetenschappelijke literatuur heeft men het over “Impression management” waarvan we de origine reeds in 1959 terugvinden bij de Canadese socioloog Erving Goffman (1959). In zijn boek “The Presentation of Self in Everyday Life” benadrukt hij de rol van zelfpresentatie als een manier van het individu om zichzelf te plaatsen binnen de sociale orde en sociale interacties te faciliteren. In een gesprek met een ander, passen we ons uiterlijk en manieren aan aan de context. De samenleving is immers niet homogeen. We moeten ons adapteren aan verschillende sociale contexten.

Impression management kan in het bijzonder voor gestigmatiseerde groepen een aantal voordelen opleveren. Wanneer je je minderheidskenmerk kan verbergen, levert dat misschien voordelen op in specifieke situaties zoals op een sollicitatiegesprek. Dat is natuurlijk nogal moeilijk als je een Marokkaanse jongen bent of als je een fysieke en zichtbare handicap hebt. Voor holebi’s behoort het verbergen van hun seksuele oriëntatie wel tot de mogelijkheden. Dat heeft zo zijn voor- en nadelen.

Coming out en zichtbaarheidsmanagement

We zijn ondertussen allemaal wel vertrouwd met het concept “coming out”: het kenbaar maken van een homo- of biseksuele oriëntatie aan de buitenwereld.  Het concept heeft echter zijn beperkingen. Ten eerste lijkt het alsof een coming out een éénmalig gegeven is: na de publieke bekentenis is iedereen voor eeuwig en altijd ingelicht over je seksuele oriëntatie. Dat is natuurlijk niet het geval. Telkens wanneer je nieuwe mensen ontmoet of toetreedt tot nieuwe sociale kringen (een nieuwe job, opleiding, op reis,…) moeten holebi’s opnieuw voor zichzelf de keuze maken om al dan niet zichzelf te outen. Daarnaast wordt coming out vaak begrepen als een doelbewuste actie: in een gesprek maakt men duidelijk dat men holebi is. Ook dat is niet altijd het geval. Er zijn immers heel wat impliciete, onbewuste of symbolische manieren om jezelf als holebi kenbaar te maken. Denk maar aan het dragen van het (destijds in Antwerpen veel besproken) regenboog T-shirt achter het loket. Ook het stellen van gender-nonconform gedrag (zich als jongen “verwijfd” of als meisje erg mannelijk gedragen) kan een manier zijn om zichzelf kenbaar te maken. Het wordt in ieder geval ook door anderen zo herkend: verwijfde jongens worden vaak gepercipieerd als homo, mannelijke vrouwen als lesbienne. Een homotiener getuigt in een diepte-interview: “Bij mij valt dat nogal hard op hé (lacht). Bijvoorbeeld hier, mijn handtas. Die is wel voor mannen, maar toch. (lacht). Dat is wel gemakkelijk dat ’t opvalt. Dan moet ik het niet zeggen hé, dan weten ze ’t ineens.”  Het cliché is hier dan ook geen verwijt maar net een dankbaar instrument.

Om aan de beperkingen van het concept “coming out” tegemoet te komen, gebruiken we vandaag eerder het concept zichtbaarheidsmanagement: het continue proces waarbij holebi’s zorgvuldige beslissingen maken over het al dan niet zichtbaar maken van hun seksuele oriëntatie in een verscheidenheid van sociale situaties. Omgaan met deze openheid kan dan samengaan met het (minder) ervaren van mentale stress voortvloeiend uit het ervaren van stigma. Holebi’s doen het immers niet zo goed op vlak van mentaal welbevinden en dat geldt in het bijzonder voor holebi-jongeren: ze scoren hoog op het ervaren van depressieve gevoelens en worstelen vaker dan heterojongeren met zelfmoordgedachten. Daarbij zijn ze ook vaak geneigd om zelf negatief te denken over homo- en biseksualiteit (i.e. geïnternaliseerde homonegativiteit): ze schamen zich erover of zien vooral de negatieve kanten ervan in. Sinds de start van de moderne holebi-emancipatiebeweging aan het eind van vorige eeuw, is coming out altijd gedefinieerd als een belangrijke mijlpaal in het leven van holebi’s. Hoe meer open, hoe meer met zichzelf in het reine en hoe gelukkiger. Maar is dat ook zo? Meer open zijn kan immers ook leiden tot meer ervaringen van discriminatie en vooroordelen. Wat zijn de voor- en nadelen die samengaan met openheid? Dat hebben we onderzocht.

Meer discriminatie, minder openheid, meer stress

2378 holebi’s vulden een uitgebreide vragenlijst in. We gingen daarbij in het bijzonder na of er een verband was tussen zichtbaarheidsmanagement (al dan niet open zijn in een diversiteit aan situaties) en het ervaren van mentale stress. Dit bleek in sterke mate het geval: minder openheid ging samen met meer geïnternaliseerde homonegativiteit. Meer discriminatie ervaren ging samen met minder openheid. Dat laatste ging dan weer samen met meer mentale stress. Deze relaties vonden we zowel bij homo- en biseksuele mannen als bij lesbische en biseksuele vrouwen terug. Lesbische en biseksuele vrouwen rapporteerden wel meer dan mannen reacties op gender-nonconform gedrag (i.e. dat ze zich te mannelijk gedragen) en hadden ook meer mentale stress.

De manier waarop holebi’s zichzelf presenteren aan de buitenwereld doet er dus wel degelijk toe. Het kan zelfs een manier zijn om met minderheidsstress om te gaan: discriminatie vermijden door jezelf onzichtbaar te maken maar daarvoor wel een hoge tol betalen: het ervaren van meer mentale spanningen. Het toont ook de veerkracht aan van individuen om op een actieve manier met hun sociale wereld om te gaan. Bepaalde gedragingen, symbolen, kledingsstijl,… kunnen actief ingezet word om een duidelijk signaal te geven aan de buitenwereld en om interne spanningen te kanaliseren. Het is dus niet altijd een “doen alsof” maar eerder het spelen van een bepaalde rol en daarmee zelf actief vorm geven aan sociale interacties. Holebi’s zijn dus niet uitsluitend slachtoffers van de heersende stereotiepen, soms zetten ze die ook gewoon naar hun hand.

Referenties

  • Dewaele, A., Van Houtte, M., Cox, N., & Vincke, J. (2013). From Coming Out to Visibility Management—A New Perspective on Coping With Minority Stressors in LGB Youth in Flanders. Journal of homosexuality, 60(5), 685-710.
  • Dewaele, A., Van Houtte, M., & Vincke, J. (2014). Visibility and Coping with Minority Stress: A Gender-Specific Analysis Among Lesbians, Gay Men, and Bisexuals in Flanders. Archives of sexual behavior, 43(8), 1601-1614.
  • Erving, G. (1959). The presentation of self in everyday life. Garden City, NY: Anchor.

Auteur: Alexis Dewaele

Alexis Dewaele behaalde een master in de psychologie en een doctoraat in de sociologie. Gedurende acht jaar werkte hij voor het Steunpunt Gelijkekansenbeleid (Universiteit Antwerpen – Universiteit Hasselt) waar hij onderzoek deed naar de maatschappelijke context van seksuele minderheden in Vlaanderen. Momenteel werkt hij als coördinator van PSYNC, het consortium klinische psychologie van de Universiteit Gent. Zijn meest centrale onderzoeksthema’s zijn (seksuele) identiteit, sociale netwerken, minderheidsstress, mentaal welbevinden en seksuele gezondheid.