Browse Category: Algemene psychologie

De ironie van sociale vooruitgang

Nu diversiteit in vrijwel alle Europese samenlevingen in de lift zit [1], worden we in stijgende mate geconfronteerd met vragen over kwesties die een etnisch-culturele component bevatten. Hoe staan we tegenover onverdoofd slachten? Mogen kinderen met een migratieachtergrond de taal van hun ouders spreken op de speelplaats van hun school? Kunnen werknemers altijd en overal een hoofddoek dragen op de werkvloer? Wat te doen met standbeelden die op een pijnlijke manier herinneren aan het Europese koloniale verleden? Hoe ver kunnen of willen we gaan met het bevoordelen van individuen die tot een minderheidsgroep behoren?


Hoe sociale vrede en harmonie verzekeren?
Een belangrijke rol in zulke debatten is weggelegd voor maatschappelijke instellingen (e.g., de politieke wereld, de rechterlijke macht, lokale besturen, etc.), want vaak zijn zij het die de uiteindelijke beslissing nemen over zulke etnisch-culturele issues. Dat lijkt niet evident in een maatschappij waarin steeds meer etnisch-culturele groepen leven die elk hun eigen belangen hebben. De actualiteit leert dat één negatieve uitkomst een steekvlam van onbegrip en sociale onrust teweeg kan brengen. Denk bijvoorbeeld maar aan de golf van verontwaardiging – en bijhorende protesten – van joodse en islamitische organisaties toen de Nederlandse Tweede Kamer een verbod op onverdoofd ritueel slachten besprak op 16 juni 2011 [2].
Toch hoeft dit niet altijd zo te zijn. Uit verscheidene onderzoeken die ons lab uitvoerde bij verschillende etnisch-culturele minderheidsgroepen blijkt namelijk dat de procedures die maatschappelijke instanties hanteren wanneer zij zulke issues behandelen, een doorslaggevende rol spelen [3,4]. Wanneer minderheidsleden namelijk het gevoel hebben dat zo’n beslissingen op een eerlijke manier tot stand komen, zijn zij veel meer geneigd om de uitkomst van de beslissing te accepteren zelfs als die in hun nadeel is. Bovendien vonden we dat de perceptie van “procedureel rechtvaardige” maatschappelijke instellingen positieve gevolgen had die verder strekten dan aanvaarding van de beslissing zelf. Minderheidsleden die ervan overtuigd zijn dat maatschappelijke actoren ernaar streven om beslissingen met betrekking tot hun eigen minderheidsgroep op een eerlijke manier te nemen, gaan zich meer betrokken voelen bij het maatschappelijke leven [5], zijn meer geneigd om willekeurige anderen te vertrouwen [6], en staan positiever en gelukkiger in het leven [7]. Het toepassen van “procedurele rechtvaardigheid” door maatschappelijke instellingen lijkt dus een veelbelovende strategie om sociale vrede en harmonie te verzekeren in diverse samenlevingen.


Faire procedures, de doodsteek voor Black Lives Matter?
Dat klinkt als een goednieuwsshow. Zijn er dan echt geen nadelen verbonden aan de toepassing van procedurele rechtvaardigheid op het functioneren van onze maatschappelijke instellingen? Toch wel, zo blijkt uit ander recent onderzoek van ons lab [8]. We bevroegen meer dan 1,000 leden van benadeelde etnisch-culturele minderheidsgroepen met zeer uiteenlopende kenmerken (gaande van Belgen van Turkse en Marokkaanse afkomst, over zwarte Amerikanen tot de erg arme gekleurde Zuid-Afrikanen). Telkens weer vonden we dat, hoe meer minderheidsleden de perceptie koesterden dat de maatschappelijke instellingen in hun regio of land zich engageren om faire beslissingen te nemen ten opzichte van hun minderheidsgroep, hoe minder zij geneigd waren initiatieven te steunen die sociale verandering bevorderen (vb. mee de straat opgaan in een Black Lives Matter betoging, of een petitie tekenen die gelijke rechten eist voor de eigen minderheidsgroep).


De perceptie van sociale vooruitgang
We hadden ook een verklaring voor deze bevreemdende bevinding. Mensen zijn nu eenmaal slecht in het percipiëren van sociale vooruitgang [9]. Zo is vooruitgang vaak traag en gefragmenteerd (i.e., specifiek voor slechts één bepaalde groep, of voor één klein aspect van het maatschappelijk functioneren). Het is bijvoorbeeld niet omdat een zwarte Amerikaan president kan worden van de Verenigde Staten, dat daarom alle sociaaleconomische tegenstellingen tussen zwarte en witte Amerikanen in één klap weggevaagd zijn. Maar onze menselijke geest heeft het moeilijk met dit soort nuances [10]. Onderzoek illustreert dit heel treffend. Als mensen tijdens een experiment gevraagd werd om terug te denken aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2008, waren zij vervolgens meer geneigd zijn om de raciale toestand in de Verenigde Staten als rooskleuriger in te schatten [11]. Mensen hebben het dus moeilijk met zich mentaal een beeld te vormen van sociale verandering en dan vooral de nuances die ermee gepaard gaan.
Wij vermoedden dat gelijkaardige misvattingen over sociale verandering een rol speelden in onze eigen studie. Daarom manipuleerden we, in drie nieuwe experimenten, hoe onze participanten (allen leden van gestigmatiseerde etnisch-culturele minderheidsgroepen) aankeken tegen de maatschappelijke instellingen in hun land of regio. Specifiek lieten we één groep participanten een (fake) “wetenschappelijk artikel” lezen waaruit zogenaamd bleek dat de maatschappelijke instellingen in hun land of regio streefden naar faire procedures bij het nemen van beslissingen die relevant waren voor hun etnisch-culturele groep. De andere groep kreeg ook zo’n artikel te lezen, maar hierin werden de maatschappelijke instellingen in hun land of regio voorgesteld als niet geïnteresseerd in het toepassen van faire procedures. Vervolgens bevroegen we de mate waarin onze participanten het gevoel hadden dat zij en andere leden van hun minderheidsgroep zich hoger konden opwerken in hun leven. We peilden ook naar de bereidheid om zich te engageren voor sociale verandering. En wat bleek? De groep die het artikel over faire instellingen las, bleek achteraf minder bereid om zich sociaal te engageren dan de groep die het artikel over onfaire instellingen voorgeschoteld kreeg. De deelnemers aan de studie denken blijkbaar dat wanneer maatschappelijke instellingen fair zijn, er ook vooruitgang is op het vlak van kansen voor sociale mobiliteit. En als de kansen er op vooruit gaan, waarom zou men zich dan nog sociaal engageren voor de eigen minderheidsgroep?


Faire procedures, een stap achteruit?
Wil dit dan zeggen dat we beter het idee kunnen laten varen om sociale vrede te bewaren door faire procedures toe te passen? Helemaal niet. Procedurele rechtvaardigheid mag alleen geen “lege doos” zijn waarachter autoriteiten zich verschuilen om noodzakelijke acties uit de weg te gaan. Alleen met een gerichte combinatie van structurele interventies (bv. het creëren van extra kansen op de arbeidsmarkt) en procedurele hefbomen kunnen we de status van benadeelde etnisch-culturele minderheden echt verbeteren. En dat kan ons dan weer helpen om een meer harmonieuze multiculturele samenleving te realiseren.

Auteur
Kim Dierckx is als assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) verbonden aan de Universiteit Gent. In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.

Referenties
[1] Coleman, D. (2013, April 17). Immigration, Population and Ethnicity: The UK in International Perspective. The Migration Observatory. Retrieved from https://migrationobservatory.ox.ac.uk/resources/briefings/immigration-population-and-ethnicity-the-uk-in-international-perspective/
[2] https://nos.nl/artikel/248790-protest-tegen-verbod-ritueel-slachten
[3] Dierckx, K., Valcke, B., & Van Hiel, A. (2020). Do Minorities Perceive Procedural Fairness Merely in Terms of Ethnic Bias Suppression? Evaluation of the Concept of Fairness in Multicultural Conflicts. Journal of Ethnic and Migration Studies, 48, 3344-3364. https://doi.org/10.1080/1369183X.2020.1726733
[4] Dierckx, K, Politi, E., Valcke, B., Van Assche, J., & Van Hiel, A. (2020). The “Ironic” Fair Process Effect: .A Perceived Fair Naturalization Procedure Spurs Anti-Immigration Attitudes Through Increased National Identification Among Naturalized Citizens. Group Processes and Intergroup Relations, 25(2), 379-398. https://doi.org/10.1177/1368430220975480
[5] Valcke, B., Van Hiel, A., Onraet, E., & Dierckx, K. (2020). Procedural fairness enacted by societal actors increases social trust and social acceptance among ethnic minority members through the promotion of sense of societal belonging. Journal of Applied Social Psychology, 50(10), 573-587.
[6] Dierckx, K., Valcke, B., & Van Hiel, A. (2021). The Trickle-Down Effect of Procedural Fairness on Perceptions of Daily Discrimination: How Societal Actors Can Build Social Trust Among Minority Members. European Journal of Social Psychology, 51, 343-359. https://doi.org/10.1002/ejsp.2742
[7] Valcke, B., Van Hiel, A., Van Roey, T., Van De Putte, B., & Dierckx, K. (2020). Societal actors shape collective identities of minorities: Procedural fairness climate effects on identification, subjective well-being and psychological health. Social Justice Research, 33(4), 379-405. https://doi.org/10.1007/s11211-020-00357-6
[8] Dierckx, K., Van Hiel, A., Swart, H., & Valcke, B. (2022). The Irony of Fairness: How Procedural Fairness Climate Perceptions Can Hinder Disadvantaged Group Members’ Support for Social Change. Manuscript under review at Group Processes and Intergroup relations.
[9] Georgeac, O. A., & Rattan, A. (2021). Perceiving progress toward social equality: A model of signals and sense-making. Current Opinion in Psychology, 44, 12-17. https://doi.org/10.1016/j.copsyc.2021.08.012
[10] Greene, S. (2020). Are we there yet? Perceptions of racial progress among racial minorities. Political Science & Politics, 53(4), 685-689. https://doi.org/10.1017/s1049096520000815
[11] Lybarger, J. E., & Monteith, M. J. (2011). The effect of Obama saliency on individual-level racial bias: Silver bullet or smokescreen?. Journal of Experimental Social Psychology, 47(3), 647-652. https://doi.org/10.1016/j.jesp.2010.12.001

 

Social media gebruik in het dagelijkse leven: bron van stress of sociale steun?

Afgelopen jaren ontpopten sociale netwerking sites zich tot ware hubs van connectiviteit. Nooit eerder was het makkelijker om activiteiten van mensen op te volgen over de grenzen van landen, tijdszones en zelfs continenten heen. Al gaat dergelijke online aanwezigheid niet steeds gepaard met gunstige effecten op mentaal welzijn. Dit doet de vraag rijzen onder welke omstandigheden social media gebruik helpend kan zijn, of eerder gepaard gaat met een verminderd functioneren.

Gebruik van social media onder de loep genomen
Anno 2023 hebben ‘social media’ – zoals Facebook, Instagram of TikTok en bijhorende instant messaging diensten – een centrale plaats verworven in het dagelijks leven, en het lijkt er op dat deze daar nog even zullen blijven. In België wordt het aandeel social media gebruikers in 2023 dan ook geschat op maar liefst 10.31 miljoen (1). Daarbovenop is social media gebruik goed voor een aanzienlijk deel van onze dagelijkse schermtijd. Het zal dus niet verbazen dat afgelopen jaren heel wat onderzoek gevoerd werd naar eventueel ongewenste effecten van social media gebruik.

Zo wijzen verschillende studies op een negatieve impact van social media gebruik op psychologisch welbevinden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan geobserveerde verbanden tussen social media gebruik, en in het bijzonder het passief consumeren van informatie op social media platformen, en verhoogde depressieve-, stress- of angstklachten, of de ontwikkeling van een negatieve lichaamsbeleving (2,3,4,5). Andere studies suggereren dan weer gunstige effecten van social media gebruik, waaronder de mogelijkheid tot de uitbouw van een ondersteunend sociaal netwerk (5,6). Daarbij zijn er sterke verschillen tussen studies inzake geobserveerde effecten van social media gebruik, wat een eenduidig antwoord omtrent de relatie tussen social media gebruik en psychologisch welbevinden bemoeilijkt. Dit is mede het gevolg van een te enge focus binnen onderzoek op de vraag of er een relatie is tussen beide constructen, eerder dan hoe we deze relatie kunnen begrijpen (7). Daarbij werd tot op heden met name onderzoek gedaan naar de impact van intensiteit van (verschillende vormen van) social media gebruik, terwijl de rol van context in het verklaren van deze relatie eerder onderbelicht bleef.

ContextMatters: Contextfactoren bepalen mee de impact van social media gebruik

Ons recent onderzoek (8) ging na in welke mate social media gebruik bijdraagt tot (dis)functioneren én of contextfactoren hier een rol in spelen. Hiertoe maakten we gebruik van een bijzondere situatie, namelijk de periode van lockdown tijdens de eerste golf van de COVID-19 pandemie. Tijdens deze periode waren heel wat mensen omwille van de toen geldende fysieke distancing maatregelen aangewezen op social media om het contact met hun naasten te onderhouden. Daarnaast gebruikten heel wat mensen social media om geïnformeerd te blijven over de op dat moment geldende COVID-19 maatregelen en de mate van besmettingen.

1433 deelnemers uit het Verenigd Koninkrijk voltooiden vragenlijsten omtrent hun gebruik van social media en indicatoren van (dis)functioneren, waaronder ervaren steun, levenskwaliteit, eenzaamheid en ernst van angst-, depressieve- en stressklachten. Om zicht te krijgen op de rol van contextfactoren gingen we na in welke mate het complexe samenspel tussen deze variabelen beïnvloed werd door zaken zoals woonsituatie (bijv. of iemand al dan niet alleen woonde tijdens de lockdown), werksituatie (bijv. of iemand het huis nog mocht verlaten voor professionele redenen), alsook COVID-19 status (bijv. of men al dan niet geïnfecteerd was door COVID-19). Een andere factor die we in rekening brachten, was of men al dan niet tot een risicogroep behoorde voor het ontwikkelen van complicaties ten gevolge van COVID-19.

Onze bevindingen tonen aan dat de unieke associaties tussen gebruik van social media en (dys)functioneren verschilden naargelang COVID-19 status en woonsituatie. Daarbij bevestigen onze resultaten potentieel gunstige én ongunstige effecten van gebruik van social media, beiden met name voor individuen die niet geïnfecteerd waren met COVID-19. Zo observeerden we bijvoorbeeld dat meer intensief gebruik van social media tijdens de lockdown gepaard ging met verhoogde angst voor besmetting met COVID-19 en bijhorende negatieve gevolgen. Tevens vonden we verbanden tussen verschillende vormen van social media gebruik, depressieve klachten en ervaren stress. Tegelijkertijd ging social media gebruik echter ook gepaard met meer ervaren steun vanuit het sociale netwerk.


Social media bleek de grootste rol te spelen bij niet-geïnfecteerde individuen die alleen woonden. Uniek voor deze populatie was dat gebruik van social media om geconnecteerd te blijven direct bijdroeg tot een verhoogde levenskwaliteit. Dit wijst op de potentieel gunstige rol van social media om connecties te onderhouden met anderen wanneer er beperkte mogelijkheden zijn tot echte sociale interactie (bijv. wanneer men fysiek afstand moest houden). Binnen deze groep waren mate van sociale steun en eenzaamheid tevens sterker gerelateerd aan depressieve klachten.

Conclusie
Onze studie benadrukt dat de context waarin mensen zich bevinden van belang is om zowel de positieve als negatieve gevolgen van social media gebruik te verklaren. Zo leken in het voorbeeld van de COVID-19 pandemie een aantal van de veronderstelde gunstige effecten van social media gebruik met name voorbehouden voor wie alleen woonde (8). Het belang van context biedt een mogelijke verklaring voor eerdere inconsistente onderzoeksbevindingen, en illustreert dat social media zowel een potentiële bron van stress kan vormen, alsook dienst kan doen als een mogelijke hulpbron (9). Willen we beter zicht krijgen op hoe social media ons functioneren beïnvloedt, dan dienen we bijgevolg verder te gaan dan het louter verkennen van de rol van intensiviteit en soort social media gebruik, en meer aandacht te spenderen aan (persoonlijk) relevante contextfactoren. We hoeven die smartphone op basis van huidige literatuur dus nog niet volledig aan de kant te leggen! Wel is het goed om alvast even te reflecteren over wanneer en onder welke omstandigheden social media gebruik voor jou een steun betekent of je net stress geeft.

Auteur
Kristof Hoorelbeke werkt als docent aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van UGent. Ernst Koster is hoogleraar aan dezelfde faculteit. Beiden zijn daarnaast tevens klinisch werkzaam als gedragstherapeut.

Contactgegevens
Prof. dr. Kristof Hoorelbeke
Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, UGent
Henri-Dunantlaan 2, 9000 Gent
Kristof.Hoorelbeke@UGent.be

Referenties

  1. Statista (2022). Number of social network users in Belgium from 2018 to 2027. Retrieved from https://www.statista.com/statistics/568866
  2. Faelens, L., Hoorelbeke, K., Cambier, R., van Put, J., Van de Putte, E., De Raedt, R., & Koster, E.H.W. (2021). The relationship between Instagram use and indicators of mental health: A systematic review. Computers in Human Behavior Reports, 4, 100121. doi: 10.1016/j.chbr.2021.100121
  3. Saiphoo, A.N., & Vahedi, Z. (2019). A meta-analytic review of the relationship between social media use and body image disturbance. Computers in Human Behavior, 101, 259-275. doi: 10.1016/j.chb.2019.07.028
  4. Yoon, S., Kleinman, M., Mertz, J., & Brannick, M. (2019). Is social network site usage related to depression? A meta-analysis of facebook-depression relations. Journal of Affective Disorders, 248, 65-72. doi: 10.1016/j.jad.2019.01.026
  5. Appel, M., Marker, C., & Gnambs, T. (2020). Are social media ruining our lives? A review of meta-analytical evidence. Review of General Psychology, 24, 60-74. doi: 10.1177/1089268019880891
  6. Liu, D., Ainsworth, S.E., & Baumeister, R.F. (2016). A meta-analysis of social networking online and social capital. Review of General Psychology, 20, 369-291. doi: 10.1037/gpr0000091
  7. Kross, E., Verduyn, P., Sheppes, G., Costello, C.K., Jonides, J., & Ybarra, O. (2021). Social media and well-being: Pitfalls, progress, and next steps. Trends in Cognitive Sciences, 25, 55-66. doi: 10.1016/j.tics.2020.10.005
  8. Hoorelbeke, K., Faelens, L., De Raedt, R., & Koster, E.H.W. (2023). #ContextMatters! A network tree approach to model the link between social media use and well-being. Computers in Human Behavior Reports, 100269. doi: 10.1016/j.chbr.2023.100269
  9. Wolfers, L.N, & Utz, S. (2022). Social media use, stress, and coping. Current Opinion in Psychology, 45, 101305. doi: 10.1016/j.copsyc.2022.101305
 

Geloven mensen dat je te rijk kan zijn?

Een groep van 165 inwoners uit Olmen en omgeving won begin december het astronomische bedrag van bijna 143 miljoen euro met de Europese loterij Euromillions (1). In dit kleine Kempische dorpje moeten toch de gelukkigste mensen ter wereld wonen, zou je dan denken!
Uit reacties die de media de volgende dag sprokkelden bij de winnaars bleek echter dat de waarheid genuanceerder is. Alhoewel de meerderheid van de ondervraagden te kennen gaf dat zij inderdaad euforisch waren, waren er ook anderen die er wat minder vrolijk, ja, zelfs beteuterd bijliepen. Zo liet één vrouw optekenen dat ze met gemengde gevoelens haar prijs ontving (“Ik ben blij, maar ook niet blij’”), en een andere jonge vrouw zei zelfs onverholen dat het vooruitzicht plots miljonair te zijn haar bang maakte (“ik weet niet of ik dit wel wou”) (2).


Had je 10 miljoen…
Meer geld maakt niet gelukkiger, bleek reeds meermaals uit onderzoek (3-6). Een Zweedse studie toonde overtuigend aan dat een grotere pot geld winnen wel tot een beter leven leidt voor lotto winnaars (vergeleken met niet-winnaars), maar niet per se tot het ervaren van meer geluk (7). Nu blijkt uit recent onderzoek van ons lab dat mensen ook niet noodzakelijk verwachten gelukkiger te worden na het winnen van gigantische sommen geld (8). Het idee van onze studie ontstond eigenlijk bij een online bevraging waarin we peilden naar “hoeveel geld mensen zouden willen winnen in een loterij”, en waarbij er expliciet werd gezegd dat er geen limiet was (behalve al het geld van de wereld). Hoewel we uiteraard een grote verscheidenheid aan bedragen registreerden, waren twee opvallende trends het vermelden waard. Ten eerste kwam het “bescheiden” bedrag van 10 miljoen naar voren als het meest “optimale bedrag” – ondanks dat het hier om een open vraag ging en men dus met de meest krankzinnige bedragen kon afkomen. Ten tweede werden absurd hoge bedragen zoals een gogol (i.e., het getal 1 gevolgd door 100 nullen) slechts door enkelingen aangehaald. Tegen onze verwachtingen in bleven onze deelnemers dus opvallend bescheiden en met beide voetjes op de grond.


De homo economicus versus de homo psychologicus
Om deze contra-intuïtieve bevinding – dat mensen bij vrije keuze tussen astronomische en “bescheidenere” bedragen eerder geneigd zouden zijn om voor de laatste optie te gaan – verder uit te spitten, maakte we gebruik van verschillende onderzoeksmethoden. In een tweede studie vroegen we onze participanten, in een zogenaamd gedachtenexperiment, zich in te beelden dat ze de lotto gewonnen hadden. Vervolgens legden we hen een aantal bedragen voor die zij dan moesten beoordelen op een schaal van 1 = “ik zou er helemaal niet gelukkig van worden” tot “7 = ik zou er dolgelukkig van worden”. Ook in deze studie verwachtten de deelnemers zich het gelukkigst te zullen voelen bij het winnen van een pot van 10 miljoen GBP (participanten waren inwoners van het Verenigd Koninkrijk). Op zich zeker geen onaardig bedrag, maar een peulenschil in vergelijking met sommige van de andere bedragen die we hen voorschotelden – om een idee te geven, de hypothetische geldsommen liepen op tot 10 triljoen!
In een derde studie deelden we onze participanten at random in 5 groepen of “condities” in. In de eerste conditie moesten mensen zich inbeelden dat ze 1000 GBP hadden gewonnen in een fictieve loterij, in een tweede conditie was dat bedrag 1 miljoen, in de derde conditie 10 miljoen, in de vierde conditie 100 miljoen, en 10 triljoen in de vijfde conditie. Dus, het enige verschil tussen deze groepen was het hypothetisch gewonnen bedrag. Wat bleek? In de 10 miljoen conditie rapporteerden mensen meer verwacht geluk dan in alle andere condities, en verwacht geluk daalde zelfs opnieuw als we naar de condities keken met de hogere bedragen (100 miljoen en honderd triljoen).


In twee finale experimenten, tenslotte, deden we nog een laatste test om de “10 miljoen preferentie” na te gaan. Die bestond simpelweg uit het presenteren van alle mogelijke combinaties van paren sommen geld, en de participanten moesten dan per paar expliciet aanduiden bij welk van de twee bedragen zij verwachtten zich gelukkiger te voelen (vb. “Bij welk gewonnen bedrag zou je het gelukkigst zijn,10 miljoen of 10 triljoen?”). Het voordeel van die laatste methode is dat je daar dan statistische technieken op kan los laten die berekenen wat het “ideale bedrag” is voor jou, ofwel jouw meest geprefereerde bedrag ten opzichte van alle andere bedragen. En ook in deze studies vonden we een duidelijke gemiddelde preferentie voor een lottowinst van 10 miljoen .


Samengevat doorprikken onze resultaten dus de mythe van de “homo economicus” (geld als primaire drijfveer) en herstellen ze de “homo psychologicus” in ere (die geld met mate wil, en die zich durft te laten leiden door intuïtievere zaken, zoals de volkse wijsheid dat er zoiets bestaat als “te veel van het goede”).


One size fits all?
Echter, die laatste stelling moeten we toch een beetje nuanceren. Het klopt inderdaad dat we, over studies heen, een gemiddeld patroon vonden gekenmerkt door 10 miljoen als het “magische getal” (en dus van een soort “te veel van het goede” zienswijze onder de participanten). Echter, we vonden ook nog evidentie voor het bestaan van twee andere subgroepen. De eerste subgroep zouden we kunnen omschrijven als de “homo psychologicus beta”: deze participanten hadden inderdaad een soort “optimale” lotto winst in gedachte waarvan ze aannamen dat grotere bedragen hen minder gelukkig zouden maken, maar dit ideale bedrag lag wel aanzienlijk hoger dan bij de homo economicus (nl. een toch al wat minder bescheiden 50 miljoen GBP). De laatste subgroep, ten slotte, verwachtte schijnbaar dat hun ervaren geluk zou blijven stijgen met de hoeveelheid geld die men won. Met andere woorden, deze groep vertoonde een rechtlijnig stijgende relatie tussen ingebeelde lottowinst en verwacht geluk, en dacht dus als een volleerd “homo economicus”.


Moraal van het verhaal? Er is niet één “magic number”, maar meerdere. Dat impliceert dus ook dat de homo economicus en de homo psychologicus elkaar helemaal niet uitsluiten, het zijn gewoon overtuigingen die spelen bij verschillende segmenten van de bevolking. En ook, dat het misschien geen kwaad kan om voor jezelf eens op voorhand mentaal te simuleren dat je de lotto zou winnen wanneer je meespeelt, en waar jouw optimale bedrag dan lijkt te liggen. Achteraf gezien had dat een heel nuttige oefening kunnen zijn voor sommige van de winnaars in Olmen.

Auteurs
Tessa Haesevoets is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) en de Vakgroep Bestuurskunde en Publiek Management (Faculteit Economie en Bedrijfskunde) van de Universiteit Gent. Tijdens haar doctoraat onderzocht ze welke strategieën effectief kunnen zijn om gebroken vertrouwen terug te herstellen. Haar huidig onderzoek spitst zich toe op de veranderende lokale democratie.


Kim Dierckx is als assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) verbonden aan de Universiteit Gent. In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.

Bronnen
[1] https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2022/12/06/euromillions-belga/
[2] De Standaard (8-12-2022). ‘Miljonair of niet, ik moet nog naar het containerpark vanavond’
[3] Brickman, P., Coates, D., & Janoff-Bulman, R. (1978). Lottery winners and accident victims: Is happiness relative? Journal of Personality and Social Psychology, 36, 917– 927. https://doi.org/10.1037/0022-3514.36.8.917
[4] Nisslé, S., & Bschor, T. (2002). Winning the jackpot and depression: Money cannot buy happiness. International Journal of Psychiatry in Clinical Practice, 6, 183–186. https://doi.org/10.1080/136515002760276144
[5] Lutter, M. (2007). Book Review: Winning a lottery brings no happiness! Journal of Happiness Studies, 8, 155–160. https://doi.org/10.1007/s10902-006-9033-2
[6] Raschke, C. (2019). Unexpected windfalls, education, and mental health: Evidence from lottery winners in Germany. Applied Economics, 51, 207–218. https://doi.org/10.1080/00036846.2018.1494813
[7] De Standaard (29-08-2018). Nee, geld maakt niet gelukkig.
[8] Haesevoets, T., Dierckx, K., & van Hiel, A. (2022). Do people believe that you can have too much money? The relationship between hypothetical lottery wins and expected happiness. Judgment and Decision Making, 17(6), 1129-1254.

 

Waarom zwarte senatoren niet per se pro immigratie zijn

Dit is het levensverhaal van Toni, inwoner van het Italiaanse Spirano en directeur van een klein IT-bedrijfje. In 1993 trok Toni de lokale politiek in en werd gemeenteraadslid in zijn dorp voor de Lega Nord, de beruchte Italiaanse uiterst-rechtse anti-immigratie partij. Partijleider Matteo Salvini zelf droeg hem meer dan een decennium later aan om de harde lijn van de partij inzake migratie te mee te helpen uitzetten, en voerde hem in 2014 ook op als senator. Sindsdien kom je hem regelmatig tegen op partijbijeenkomsten met een grote affiche met daarop “STOP DE INVASIE”. O ja, belangrijk detail: senator Toni is zwart, en zelf afkomstig uit Nigeria [1].

Neen tegen de kinderen van buitenlanders
De volledige naam van Toni is namelijk Toni Chike Iwobi; en hij werd geboren op 26 april 1955 in het Nigeriaanse Gusau. In de jaren 70 trok hij naar Italië om er te studeren, maar bleef er uiteindelijk hangen. Hij richtte er een bedrijf op, stichtte er een gezin, en verwierf uiteindelijk ook de Italiaanse nationaliteit. En, last but not least, sinds 1993 is hij dus een uithangbord voor de Lega Nord en zelf ook niet vies van krasse uitspraken over migratie [2]. Enkele jaren geleden kreeg hij het aan de stok met voetballer Mario Balotelli – zelf zwart en Italiaan. Die laatste nam het Iwobi kwalijk dat hij tegen wetsvoorstellen had gestemd die het voor in Italië geboren kinderen van buitenlandse ouders makkelijker zouden maken om de Italiaanse nationaliteit te verwerven. “Waarom zouden de kinderen van buitenlanders zomaar Italiaan mogen worden? Dat is helemaal niet eerlijk”, had Iwobi opgeworpen [3].


Incorporatie en afkeer voor migratie
Het zal vreemd klinken, maar senator Iwobi is niet de enige Europeaan met een migratieachtergrond die er zo over denkt. In de migratieliteratuur duikt enkele jaren geleden het “incorporation effect” op. Deze term verwijst naar de vaststelling dat wanneer immigranten de nationaliteit van hun nieuwe thuisland verwerven – en met andere woorden “genaturaliseerd” worden – zij de neiging vertonen om hun politieke overtuigingen in overeenstemming te brengen met de nationale meerderheidsgroep [4-5]. In landen waar (extreem-)rechts in het zadel zit – zoals het geval is in het Italië van senator Iwobi – houdt dat dus onder meer een afkeer voor illegale immigratie en een negatieve kijk op de multiculturele samenleving in.


It’s the procedure, stupid!
Alhoewel dit zogenaamde “incorporation effect” gerepliceerd werd in meerdere landen en relatief goed gedocumenteerd is, hebben wetenschappers nog geen sluitende psychologische verklaring gevonden voor dit bizarre verschijnsel. Wat zet mensen aan om negatief te denken en te handelen tegen het belang in van een groep waar zij tot voor kort nog “officieel” deel van uitmaakten? Recent onderzoek van ons lab suggereert dat één van de drijfveren van dit gedrag wel eens de naturalisatieprocedure zelf zou kunnen zijn. We bevroegen namelijk een grote groep recent genaturaliseerde burgers in Zwitserland. Ter info, het Zwitserse naturalisatieproces is één van de langste en strengste in Europa, en deze procedure wordt dan ook geacht symbool te staan voor de op zijn zachtst gezegd sceptische houding van het Zwitserse volk. Dat maakt Zwitserland dus, vanuit sociaalpsychologisch perspectief, een context die bij uitstek geschikt is om het “incorporation effect” verder te onderzoeken. Uit onze bevraging bleek dat, hoe fairder onze respondenten de naturalisatieprocedure percipieerden, hoe meer zij geneigd waren er een negatieve kijk op immigratie op na te houden (e.g., meer steun voor restrictieve wetten, etc.) – en dus, hoe meer zij het “incorporation effect” vertoonden [6].

Om deze op het eerste gezicht bevreemdende bevinding te verklaren, moeten we teruggrijpen naar een wat in de wetenschappelijke literatuur bekendstaat als het “fair process effect”. Dit heeft betrekking op de observatie dat wanneer mensen een beslissing evalueren, zij hierbij evenzeer de beslissingsprocedure in rekening nemen als de uitkomst. Wanneer we namelijk het gevoel hebben dat beslissingen op een eerlijk manier tot stand komen, zijn we veel meer geneigd om de uitkomst van de beslissing te accepteren – zelfs als die in ons nadeel is. Bovendien zal wie zich fair behandeld voelt door een autoriteit, niet alleen de banden aanhalen met die autoriteit zelf, maar ook met de groep waar de autoriteit symbool voor staat [7-8]. Toegepast op de naturalisatiecontext – waar de beslissende autoriteiten de overheid, of “het gastland”, representeren – kunnen we dus verwachten dat de perceptie van een faire naturalisatieprocedure positief afstraalt op het gastland. Of, in psychologie jargon, de perceptie van een faire naturalisatieprocedure verhoogt de “identificatie” met het gastland.


De één zijn brood…
Dat is allemaal goed en wel, maar er is dus ook een keerzijde aan de medaille. Want, zo toont de sociale psychologie aan, betrokkenheid en verbondenheid met één groep gaat nu eenmaal vaak ten koste van hoe men staat ten opzichte van andere groepen waar men geen deel van is [9]. Met andere woorden, bij onze genaturaliseerde Zwitserse burgers ging die identificatie met het gastland deels gepaard met een verminderde betrokkenheid bij de sociale groep waar ze sinds de naturalisatie (officieel) geen deel meer van uitmaakten, namelijk het bevolkingssegment van niet-genaturaliseerde immigranten. En die verminderde betrokkenheid verklaarde dus deels hun verharde kijk op migratie.

Wil dit dan zeggen dat faire naturalisatieprocedures in se slecht zijn en moeten vermeden worden? Helemaal niet. We mogen tenslotte niet vergeten dat er eveneens een positieve noot aan ons verhaal zit, namelijk dat door zulke procedures de banden tussen het gastland (i.e., de “traditionele” inwoners) en de “nieuwe” burgers worden aangehaald. Alleen tonen onze resultaten spijtig genoeg aan dat faire procedures, gecombineerd met een enge kijk op migratie, ook tot minder mooie resultaten kan leiden. Zo kunnen ze ook de relaties tussen genaturaliseerde burgers en etnisch-culturele minderheidsgroepen verzuren.

Auteur
Kim Dierckx is als assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) verbonden aan de Universiteit Gent. In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.


Referenties
[1] Toni Iwobi, The Black Face of Italy’s Far-Right. (2018, March 8) The Guardian. Retrieved from https://today.rtl.lu/news/world/1147144.html
[2] https://www.knack.be/nieuws/wereld/maak-kennis-met-toni-iwobi-de-italiaanse-anti-immigratie-immigrant/
[3] https://www.bbc.com/news/world-europe-43315686
[4] Kolbe, M., & Crepaz, M. M. (2016). The Power of Citizenship: How immigrant Incorporation Affects Attitudes Towards Social Benefits. Comparative Politics, 49(1), 105-123. https://doi.org/10.5129/001041516819582937
[5] Just, A., & Anderson, C. J. (2015). Dual Allegiances? Immigrants’ Attitudes toward Immigration. The Journal of Politics, 77(1), 188-201. https://doi.org/10.1086/678388
[6] Dierckx, K., Politi, E., Valcke, B., Van Assche, J., & Van Hiel, A. (2022). The “ironic” fair process effect: A perceived fair naturalization procedure spurs anti-immigration attitudes through increased host national identification among naturalized citizens. Group Processes & Intergroup Relations, 25(2), 379-398. https://doi.org/10.1177/1368430220975480
[7] De Cremer, D., & Van Knippenberg, D. (2002). How Do Leaders Promote Cooperation? The Effects of Charisma and Procedural Fairness. Journal of Applied Psychology, 87(5), 858-866. https://doi.org/10.1037//0021-9010.87.5.858
[8] Lind, E. A., & Tyler, T. R. (1988). The Social Psychology of Procedural Justice. New York, NY: Plenum. https://doi.org/10.1007/978-1-4613-3087-5_2
[9] Tajfel, H., & Turner, J. (1979). An Integrative Theory of Intergroup Conflict. In: W. Austin and S. Worchel (Eds.), The Social Psychology of Intergroup Relations (pp. 33-47). Montery, CA: Brookes-Cole.

 

Je depressie de baas? Cognitieve training vermindert hervalrisico

Robuust herstellen van depressie is een belangrijke uitdaging. Recente bevindingen tonen aan dat cognitieve training een interessante strategie is om het risico op het heroptreden van een depressie te reduceren. Maar wat weten we juist over dergelijke vorm van training en waarom zou zoiets interessant kunnen zijn als je in het verleden een depressie hebt meegemaakt?

Kwetsbaarheid voor (heroptredende) depressie: De rol van verstoorde cognitieve processen
Bij ‘depressie’ denkt men typisch aan de aanwezigheid van een aanhoudende negatieve stemming en/of het verlies van interesse in zaken die eerder als positief ervaren werden. Een relatief onderbelicht – maar daarvoor niet minder belangrijk – aspect van depressie is dat dit vaak gepaard gaat met heel wat cognitieve moeilijkheden. Zo wijzen overzichtsartikelen op de aanwezigheid van significante verstoringen in executieve functies bij depressie, waaronder verstoorde aandacht- en werkgeheugenprocessen (1). Deze staan het nastreven van dagelijkse doelen en activiteiten in de weg. Dit uit zich mogelijks in ervaren moeilijkheden om de aandacht bij gesprekken of andere taken te houden. Je bent bijvoorbeeld niet langer in staat om een gesprek of tv-programma te volgen, of een boek te lezen. Je hoofd voelt daarbovenop ‘vol’ negatieve gedachten, waarbij je er niet in slaagt om je aandacht hiervan los te koppelen. Het spreekt voor zich dat dit alles in sterke mate bijdraagt tot een negatieve stemming.

Ondanks de beschikbaarheid van effectieve psychologische en medicamenteuze behandelingen voor depressie, blijven heel wat mensen na het opklaren van een depressieve episode kampen met gelijkaardige klachten (2). Bovendien vormen deze bij uitstek een bron van hinder in het dagelijkse leven (3). Cognitieve klachten staan namelijk het (her)opnemen van activiteiten op verschillende levensdomeinen in de weg (bijv. op de werkvloer), of maken deze bijzonder uitdagend. Daarnaast verhogen ze de kans op het vastlopen in gepieker. Zo vormen cognitieve klachten een belangrijke voorspeller voor het heroptreden van depressie (4). Daarbovenop nemen deze klachten vaak toe naarmate men meer depressieve episoden heeft meegemaakt (5), wat een toenemende kwetsbaarheid voor depressie inhoudt. Een belangrijke vraag is dus wat je zelf kunt ondernemen om bij (gedeeltelijk) herstel van een depressie die cognitieve kwetsbaarheid aan te pakken? Een recent ontwikkelde en uiterst beloftevolle optie is ‘mentale fitness’ (werkgeheugentraining).


Train je brein en voorkom herval in depressie
Recent onderzoek toont namelijk aan dat aandacht- en werkgeheugenprocessen getraind kunnen worden aan de hand van gerichte computertaken. Het herhaaldelijk uitvoeren van dergelijke taken heeft bijvoorbeeld een gunstig effect op cognitief functioneren, depressief gepieker en depressieve klachten (6). Een belangrijke vraag is echter of dergelijke training tevens de kans op het heroptreden van een depressie kan verkleinen?

Om deze vraag te beantwoorden, hebben we in een recente klinische studie (7) 92 individuen die in het verleden een depressie meegemaakt hebben, toegewezen tot twee weken werkgeheugentraining of een alternatieve minder intensieve trainingstaak (controlegroep). Vervolgens werd het functioneren van deze individuen over een periode van één jaar online gemonitord. Op het einde van dat jaar evalueerden we of er tijdens die periode een nieuwe depressieve episode was opgetreden. Individuen die de werkgeheugentraining uitvoerden, vertoonden één jaar na de training gemiddeld een hoger niveau van cognitief functioneren (zoals gemeten a.d.h.v. een cognitieve taak) dan individuen uit de controlegroep. Daarbovenop was de kans op het optreden van een depressieve episode doorheen dat jaar significant lager. Zo observeerden we slechts 25.58% herval na voltooiing van de werkgeheugentraining, terwijl 47.50% van de individuen die tot de controlegroep behoorden een nieuwe depressieve episode meemaakten. De effectgrootte van deze interventie was bovendien gelijkaardig aan deze van andere gangbare preventieve interventies (waaronder voortgezet gebruik van antidepressiva).

Bovenstaande bevindingen wijzen op het potentieel van werkgeheugentraining als preventieve interventie voor depressie (6-7), waarbij dit type interventie omwille van de lage onderhoudskost en grote inzetbaarheid, mede door de online toegankelijkheid, relatief eenvoudig ingeschakeld zou kunnen worden binnen het bestaande behandelaanbod. Tegelijkertijd dienen verschillende vragen nog beantwoord te worden vooraleer werkgeheugentraining geïmplementeerd kan worden in de klinische praktijk. Hiertoe zijn we steeds op zoek naar kandidaten die in het verleden een depressie hebben meegemaakt en graag de werkgeheugentraining zouden uitvoeren.


Voor meer informatie omtrent lopende studies, kan je contact opnemen via volgend adres: cogtraining2@UGent.be. Zo kan jij binnenkort mogelijks ook gebruik maken van de werkgeheugentraining en help je meteen ook de wetenschap vooruit zodat we samen kunnen komen tot een betere preventie van depressie!


Auteur
Kristof Hoorelbeke werkt als docent aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van UGent en is daarnaast tevens klinisch werkzaam als gedragstherapeut.

Contactgegevens
Prof. dr. Kristof Hoorelbeke
Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, UGent
Henri-Dunantlaan 2, 9000 Gent
Kristof.Hoorelbeke@UGent.be

Ben jij geïnteresseerd in eventuele deelname aan lopend onderzoek? Aarzel niet en contacteer ons vrijblijvend voor meer informatie via: cogtraining2@UGent.be


Referenties

  1. Rock, P.L., Roiser, J.P., Riedel, W.J. & Blackwell, A.D. (2014). Cognitive impairment in depression: A systematic review and meta-analysis. Psychological Medicine, 44, 2029-2040. doi: 10.1017/S0033291713002535
  2. Semkovska, M., Quinlivan, L., O’Grady, T., Johnson, R., Collins, A., O’Connor, J., Knittle, H., Ahern, E., & Gload, T. (2019). Cognitive function following a major depressive episode: A systematic review and meta-analysis. The Lancet Psychiatry, 6, 851-861. doi: 10.1016/S2215-0366(19)30291-3
  3. Knight, M.J., Air, T., & Baune, B.T. (2018). The role of cognitive impairment in psychosocial functioning in remitted depression. Journal of Affective Disorders, 235, 129-134. doi: 10.1016/j.jad.2018.04.051
  4. Demeyer, I., De Lissnyder, E., Koster, E. H. W., & De Raedt, R. (2012). Rumination mediates the relationship between impaired cognitive control for emotional information and depressive symptoms: A prospective study in remitted depressed adults. Behaviour Research and Therapy, 50, 292-297. doi: 10.1016/j.brat.2012.02.012
  5. Vanderhasselt, M-A., & De Raedt, R. (2009). Impairments in cognitive control persist during remission from depression and are related to the number of past episodes: An event related potentials study. Biological Psychology, 81, 169-176. doi: 10.1016/j.biopsycho.2009.03.009
  6. Hoorelbeke, K., & Koster, E. H. (2017). Internet-delivered cognitive control training as a preventive intervention for remitted depressed patients: Evidence from a double-blind randomized controlled trial study. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 85, 135-146. doi: 10.1037/ccp0000128
  7. Hoorelbeke, K., Van den Bergh, N., De Raedt, R., Wichers, M., & Koster, E. H. W. (2021). Preventing recurrence of depression: Long-term effects of a randomized controlled trial on cognitive control training for remitted depressed patients. Clinical Psychological Science, 9, 615-633. doi: 10.1177/2167702620979775
 

De kracht van een crisis

Heb je het gevoel dat je niet echt uitgerust maar eerder uitgeblust gestart bent aan dit nieuwe jaar? Of voelt je borstkas regelmatig gevuld met angst, alsof er onderhuids een trein vol emoties blijft razen die amper te stoppen valt? Crises zijn katalysators. Ze leggen ons bloot. We weten dan meestal niet goed wat we met deze kwetsbaarheid moeten doen en zoeken naar controle. Over onszelf en over anderen. Maar die krijgen we niet. In de plaats daarvan zijn we verkrampt bezig met overleven, heftig heen en weer schommelend, van een hyper- naar een zombietoestand, en terug. En hoe meer we van hetzelfde doen, hoe meer we van hetzelfde krijgen, met nog meer onrust als gevolg.


Er wordt ons zelden geleerd hoe we met onrust kunnen omgaan. Alsof het Leven ons niet te veel mag raken. De meesten van ons hebben ook niet geleerd om ongemak gewoon uit te zitten of erover te spreken. Eerder hoe ervan af te komen of te doen alsof het niet gebeurd is. Emoties ontsnappen aan onze controle, ze komen gewoon zomaar op. We vinden dat meestal onprettig en weten niet goed wat we moeten met het ongemak dat ze met zich meebrengen. We zoeken opnieuw controle, zetten anderen snel in hokjes maar hebben er zelf een hekel aan als wij diegenen zijn die in zo’n hokje worden weggezet. Wat als we vol vuur van mening mogen verschillen en tegelijk ook zoeken naar wat ons innig verbindt? Want we delen meer overeenkomsten dan verschillen.


Alles in het universum bestaat uit tegenpolen: warm en koud, pijn en plezier, licht en donker. Tegenpolen hebben elkaar nodig, ze houden elkaar in stand als twee uitersten op hetzelfde continuüm. Hoe zouden we weten of het goed met ons gaat als het nooit slecht met ons gaat? Hoe weten we wat we belangrijk vinden als we nooit meer ergens bang voor zouden zijn? De tegenpool van controle is dus niet loslaten maar nieuwsgierigheid, naar binnen en naar buiten. Het is de bereidheid om open te staan voor wat er is. Met een open, onderzoekende geest die met interesse reageert op onrust. Wat als we onszelf wat vaker het voordeel van de twijfel gunnen en niet meteen alles geloven wat we denken?

Met gemengde gevoelens leren omgaan
En als het gaat over het omgaan met pijn stuiten we opnieuw op een schijnbare tegenstelling: hoe beter we ons slecht durven voelen, hoe eerder we ons beter kunnen voelen. Pijn die je niet mag voelen, blijft namelijk langer hangen dan pijn die er wel mag zijn. Het gaat erom dit te kunnen ervaren zonder er volledig in op te gaan, om met gepaste aandacht niet te blijven vechten, vluchten of bevriezen, maar voelen. De oplossing is dat er vaak op dat moment geen oplossing is maar dat die vanzelf groeit, doordat we onszelf toestaan over tegenstrijdige dingen na te denken. Met gemengde gevoelens. Wat als we meer durven voelen wat er te voelen valt, ook als dat verwarrend of oncomfortabel is? Negatieve emoties houden niet op met bestaan als we ze onderdrukken. Ze vinden gewoon een andere manier om zich te uiten. En littekens zijn gevoelig maar ook sterker dan gewone huid.

Wat we accepteren, transformeert. Dat geldt voor een crisis, voor onrust, en voor onszelf. Veerkracht verwijst naar het tijdelijk verliezen van onze vorm én het herstel daarna. Naar het zo flexibel mogelijk omgaan met vaak verpletterende omstandigheden. In dat proces zit eveneens de enorme kracht van een metamorfose verborgen: wie zullen we zijn als we uit deze pijn tevoorschijn komen? Wat ons eerst achtervolgt, kan later kracht geven. Als acceptatie daarvan moeilijk is, is dat vaak omdat ons hoofd vertelt dat we de situatie niet aankunnen. Of het niet durven loslaten. De situatie kan ons echter pas loslaten als we zeggen: ‘Het is zoals het is, het raakt me enorm, maar ik kan daar nu niets aan veranderen.’ Dan pas komt er ruimte voor iets anders. Als een reservetank die we kunnen aanboren. Vooral als we denken dat we aan het einde van onze krachten zijn. En we krijgen niet wat we aankunnen maar we kunnen aan wat we krijgen. Beloofd.

Vertel jouw verhaal
En eigenlijk weten we diep vanbinnen best wel dat we goed genoeg zijn. Meer nog, we zijn de som van al onze schijnbare tegenstrijdigheden. We zijn aarzelend, rommelig, onvoorspelbaar, bang, gewoontjes, nonchalant, chaotisch, egoïstisch, twijfelend en kwetsbaar. Maar ook magisch. Moedig. Vernieuwend. Uniek. Met ruimte om te ontwikkelen. En sowieso genoeg.
Schommel dus liever even uit.
Ontspan je kaken.
Ontspan je geest.
Haal diep adem.
Wees stil.
Ga naar je binnenste binnen.
Zoek zin om je te verdiepen in je eigen verhaal.
Vanaf het begin.
Luister naar wat je jezelf te vertellen hebt.
Wat wil je?
Geef jezelf nu wat je vroeger gemist hebt.
Wees nu wie jij toen nodig had.
Deel deze ervaring met mensen die het gewicht van je verhaal kunnen dragen. Niet de critici die aan de zijlijn met de vinger wijzen als je struikelt. En elk verhaal doet ertoe. Ook dat van jou. En alles wat we tegen elkaar vertellen, drijft op een nog veel grotere stroom van woordeloze verbondenheid. Vanuit intimiteit. En een gedeelde menselijkheid. Want gedeelde verhalen tellen dubbel.

Auteursinfo
Dr. Els Heene is klinisch psycholoog en psychotherapeut, en auteur van het pas uitgebrachte boek “Binnenin beginnen: waar gebeurde verhalen over wat therapie met je doet”. Ze werkt in een klinische praktijk (Mentaal Beter) in Zeeland, en is sinds 1996 als docent en coördinator verbonden aan de Universiteit Gent.

“Binnenin beginnen: waar gebeurde verhalen over wat therapie met je doet.” Uitgeverij Manteau / Standaard Uitgeverij nv, vanaf 8 februari verkrijgbaar.

Referenties
Grant, A. (2021). Weten wat je niet weet. A.W. Bruna Uitgevers B.V, Amsterdam
Hayes, S.C., & Smith, S. (2005). Get out of your mind & into your life: the New Acceptance & Commitment Therapy. New Harbinger, Oakland.
Tallis, F. (2020). Leven. Wat de grootste psychologen ons vertellen over geluk, onbehagen en zingeving. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen.

 

Waarom valt roodkapje voor de wolf? De valkuilen van narcistische relaties

Hoe is dit kunnen gebeuren? Hoe kan iemand zo blind en goedgelovig zijn? Hoe kan iemand plots zoveel macht hebben? Voor je het weet zit je vast in een relatie met een narcist. Een verborgen narcist nog wel, die zich voordoet als een kwetsbare, charmante, tedere en ontwapenende man. Sommige criteria kunnen je extra gevoelig maken om in de narcistische ban verstrikt te geraken. Om er als een schim van jezelf uit tevoorschijn te komen.

De wolf zonder schaapskleren: achter de façade van de narcist

Narcisten kunnen enkel bewondering en geen echte authentieke liefde voelen. Hierdoor ervaren ze een grote leegte. Achter de charmante liefdevolle façade zit vaak een heel onzekere persoon, die handelt vanuit de behoefte alles te controleren. Diep van binnen voelen ze zich onbemind, vernederd en hebben ze een afschuw van zichzelf. Als overcompensatie zullen ze buitensporig naar erkenning en waardering van anderen streven.

Ze zijn enorm gevoelig voor kritiek van anderen. Elk klein meningsverschil of opmerking zal de narcist als een enorme vernedering en afwijzing ervaren. Ze voelen zich continu te kort schieten en zullen bijgevolg compenseren door de ander naar beneden te halen of de ander weg te duwen i.p.v. open te communiceren. Dit zal hun minderwaardigheidsgevoelens en gevoelens van tekortkoming en eenzaamheid uiteindelijk enkel nog versterken

Heel vaak zullen deze gevoelens ook aanleiding geven tot symptomen van depressie en angst. Om deze pijnlijke gevoelens te vermijden zullen veel narcisten zich apathisch afsluiten door solitaire verslavingsvormen (alcohol, drugs, tv, gamen), dwangmatig compulsief gedrag of het najagen van prikkels (zoals seksuele uitspattingen). Een belangrijk misverstand is dat mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis wel degelijk empathisch kunnen zijn, maar dit vermogen verliezen als ze in hun overcompenserende of vermijdende modus zitten. Het is dus belangrijk dat om het dieperliggende probleem dat achter het destructieve gedrag schuilgaat, te herkennen.

Heel vaak kiezen narcisten daarenboven een partner die zelf emotioneel afstandelijk is, waardoor het gevoel emotioneel tekort te komen nog versterkt wordt. Indien ze echter wel een partner kiezen die emotioneel toegankelijk is, dan zullen ze de neiging hebben om te blijven nemen zonder iets terug te geven. Hierdoor zal een toxische dynamiek ontstaan, waardoor de partner die onvoorwaardelijke liefde wil geven uiteindelijk leeggezogen wordt. In therapie is het dus cruciaal dat er op de houding van de narcist in intieme relaties gefocust wordt, zodanig dat gezondere gelijkwaardige relaties kunnen ontstaan.

De valkuilen

Een relatie met een narcist is dus niet aan te raden. Toch kan iedereen kan in een relatie met een narcist belanden. Sommige mensen zijn hier echter vatbaarder voor. Verschillende valkuilen verklaren hoe een relatie met een narcist kan ontstaan en blijven duren.

De valkuil van passionele romantiek
De passionele hartstochtelijke liefde wordt door de maatschappij geïdealiseerd en geromantiseerd. Het verlangen naar passionele liefde wordt ons via sprookjes, liedjes en romantische films al met de paplepel meegegeven, waardoor het romantisch charmeoffensief van narcisten heel geloofwaardig kan overkomen.

De valkuil van loyaliteit.
Hij vertelt geheimen die hij nog nooit met iemand heeft gedeeld om jou loyaal te houden en jou aan hem te binden. Je voelt je vereerd omdat jij de enige bent die zijn geheimen kent. Je zou dan ook nooit zijn vertrouwen willen schenden.

De valkuil van empathie.
Jij wil geven, zijn pijn proberen verzachten, de liefde geven die hij nooit heeft gekregen. Je wil zijn leegte opvullen omdat hij dat verdient, maar deze leegte zal een bodemloze put blijken te zijn, waarin je enkel jouw energie, vrolijkheid en uiteindelijk ook je eigen identiteit zal verliezen.

De valkuil van naïviteit en onbezonnenheid.
Je ziet altijd het goede en het groeipotentieel in anderen, waardoor je je niet bewust bent van mogelijk gevaar. Omdat je zelf het goede voor anderen wil, kan je je niet inbeelden dat anderen vanuit andere motieven handelen.

De valkuil van gewenning door een onveilige jeugd.
Als je zelf een narcistische vader hebt kan je extra gevoelig worden voor dit soort mannen. Als je onveiligheid en stemmingswisselingen van kleins af aan hebt gekend voelt dit vertrouwd aan. Het voelt vertrouwd om jezelf weg te cijferen en de ander te behagen om te overleven. Als je gewend bent om continu op eieren te lopen, dan ben je gewend om continu een verhoogde aanmaak van het stresshormoon te hebben. Zo zal er ook meer kans zijn dat je in het latere leven, die kick van spanning gaat opzoeken in destructieve relaties als een verslavende gewenning die nog doorspeelt vanuit jouw onveilige jeugd.

De valkuil van de sterke onafhankelijke vrouw – die verlangt naar het eindelijk eens mogen loslaten van controle en verzorgd te worden.
Als je altijd sterk en zelfstandig bent geweest kan je de behoefte hebben om eindelijk eens alle controle te mogen loslaten. Het voelt als een last die van je schouders valt om de verantwoordelijkheid en kracht te mogen loslaten en eens klein en afhankelijk te mogen zijn. Zo hebben sterke vrouwen die een dominante controlerende functie hebben op professioneel gebied vaak het verlangen om zich te onderwerpen in de relatie als overcompensatie.

Narcist van generatie op generatie

Heel veel narcisten zijn als kind zelf misbruikt of gemanipuleerd door een narcistische ouder. Deze ouder idealiseerde het ‘wonder’ kind, maar had terzelfdertijd ook enorm hoge verwachtingen. De behoeftes van het kind zijn telkens verwaarloosd omdat ze zich moesten onderwerpen aan de behoeftes van de ouder die hen manipuleerde en controleerde. Heel vaak zal de narcist vanuit zijn eigen opvoedingstrauma een angstig-vermijdende hechtingstijl hebben ontwikkeld die de bipolaire liefde met hoge toppen van intense liefde en diepe dalen van haat activeert. Gevoelens van eenzaamheid en leegte motiveren hen om dichter bij de ander te komen, maar het continue gevoel tekort te schieten zorgt er terzelfdertijd ook voor dat ze de ander gaan wegduwen. Narcisten zullen ze de partner bijgevolg continu gaan aantrekken en afstoten. Ze kunnen niet met, maar ook niet zonder de ander. Hechtingsstijlen zijn intergenerationeel overdraagbaar. Dit toont aan dat het zo van belang is om dit patroon te herkennen en te doorbreken om kinderen te beschermen en te voorkomen dat persoonlijkheidsstoornissen van generatie op generatie worden overgedragen.

Referenties

Stern, R. (2018). Het gaslighteffect: Verborgen narcisme. AnkhHermes, Uitgeverij.
Kotyanaya, M. (2020). Bridging the evidence-based gap: From pathological narcissism to narcissism survivors. The Science of Psychotherapy.
Young, J., Klosko, J., & Weishaar, M. (2004). Schemagerichte therapie: handboek voor therapeuten.[Scheme based therapy: Manual for therapists]. Houten, the Netherlands: Bohn Stafleu van Loghum.

Auteurs

Eowyn Van de Putte (1990) werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de faculteit psychologie van de UGent. Daarnaast werkt zo ook als klinisch psychologe in de huisartsenpraktijk Bijloke. Ze behaalde een doctoraat in de cognitieve neurowetenschappen.
Elif Stepman (1992) is projectleider bij de consumentenorganisatie foodwatch. Ze studeerde Moraalwetenschappen.

 

Hoe ga je om met online posts over zelfverwonding? Vier cruciale tips voor sociale mediagebruikers

Wist je dat
… meer dan 10% van de Vlamingen aangeeft zichzelf ooit te hebben verwond (met de intentie zichzelf pijn te doen)? Vooral jongeren lopen een risico om hiermee te starten, maar het komt voor in alle leeftijdsgroepen. Sociale media kunnen een rol spelen bij zelfverwondend gedrag. Wat doe je wanneer je online in aanraking komt met berichten hierover? We delen graag wat achtergrond over wat zelfverwondend gedrag inhoudt en de rol van die sociale media. Daarna krijg je concrete tips voor gepaste acties en reacties.

Wat je verder moet weten
Over zelfverwondend gedrag
Wie zichzelf verwondt ziet dat vaak als een manier om met moeilijke emoties om te gaan. Iemand brengt het eigen lichaam opzettelijk fysieke schade aan, met de bedoeling zichzelf pijn te doen, en zonder de intentie zichzelf van het leven te benemen (zoals bij een zelfmoordpoging). Zelfverwondend gedrag wijst vaak op emotionele moeilijkheden en moet altijd ernstig genomen worden. Het kan immers ook samengaan met of evolueren naar zelfmoordgedachten of –pogingen.
Over de rol van sociale media
Motivatie om online te posten
Vaak doen jongeren al aan zelfverwonding vooraleer ze daar ook online actief rond worden. Jongeren gebruiken sociale media om twee redenen, namelijk om inzicht te krijgen in hun zelfverwonding en om ervaringen te delen met elkaar. Op die manier willen ze de isolatie en het stigma in de offline wereld doorbreken.
Negatieve effecten
Jongeren die berichten te zien krijgen rond zelfverwonding ervaren vaak angst of ongemak. Bij kwetsbare jongeren bestaat verder ook het risico dat zulke verhalen hen aanzetten om dat gedrag te kopiëren. De uitwisseling onder jongeren brengt dus risico’s met zich mee, maar heeft gelukkig ook voordelen.
Positieve effecten
Online contact met jongeren in een gelijkaardige situatie zorgt namelijk voor emotionele steun en sociale verbondenheid. Een online community kan ook ervaringen delen die de nadruk leggen op herstel. Dat gaat dan bijvoorbeeld over het vermogen om momenten van crisis en zelfverwondend gedrag te boven te komen. Zulke berichten kunnen een positieve invloed hebben op kwetsbare jongeren en beschermend werken.
Hoe reageer je best op online berichten over zelfverwondend gedrag?
Over de rol van sociale media op zelfverwondend gedrag is weinig geweten. Toch kunnen we een aantal aanbevelingen meegeven. Daarmee kan ook jij helpen om te bouwen aan een online omgeving die aandacht heeft voor dit risicogedrag.

  1. Onderschat of minimaliseer zelfverwondend gedrag niet, ook niet online.
  2. Zie je posts rond zelfverwondend gedrag of deelt een jongere zo’n bericht met je? Probeer dan in gesprek te gaan en doe dat steeds op een steunende en constructieve manier. Verwijs door naar betrouwbare kanalen zoals awel.be, jac.be, clbchat.be of zelfmoord1813.be (wanneer er ook sprake is van zelfmoordgedachten of –gedrag).
  3. Reageert iemand niet en maak je je zorgen? Op verschillende sociale netwerken kan je verontrustende inhoud melden.
  4. Verspreid zelf geen berichten van anderen over zelfverwondend gedrag, zelfs niet met een waarschuwing. Ook met zo’n ‘trigger warning’ kan een post schadelijk zijn.

Dit interesseert je misschien ook
Ook rond zelfmoord en sociale media zijn er belangrijke aandachtspunten. In ‘Hoe post je veilig over zelfmoord?’ geeft het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie concrete tips.

Auteurs
Julie Van Gestel (stagiaire) en Tom Van Daele (onderzoeksleider) zijn verbonden aan de Expertisecel Psychologie, Technologie & Samenleving van de Thomas More-hogeschool. Eva Dumon is als wetenschappelijk medewerkster verbonden aan het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie van de Universiteit Gent.

Referenties

  • Lavis, A., & Winter, R. (2020). #Online harms or benefits? An ethnographic analysis of the positives and negatives of peer-support around self-harm on social media. The Journal of Child Psychology and Psychiatry, 61(8), 842–854. https://doi.org/10.1111/jcpp.13245
  • Biernessera, C., Sewall, C. J. R., Brent, D., Bear, T., Mair, C., & Trauth, J. (2020). Social media use and deliberate self-harm among youth: A systematized narrative review. Children and Youth Services Review, 116, 1-15. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2020.105054
  • Zelfmoord1813. (2019, Februari 10). Zelfverwonding factsheet. Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie. https://www.zelfmoord1813.be/sites/default/files/Zelfverwonding.pdf
  • Zelfmoord1813. (2016, Oktober 13). Omgaan met zelfbeschadiging: Een gids voor ouders en hulpverleners. Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie. https://www.zelfmoord1813.be/publicaties/producten/omgaan-met-zelfbeschadiging-een-gids-voor-ouders-en-hulpverleners
  • Candice, L., Odgers, & Jensen, M.R. (2020). Annual Research Review: Adolescent mental health in the digital age: facts, fears, and future directions. The Journal of Child Psychology and Psychiatry, 61(3), 336–348. https://doi.org/10.1111/jcpp.13190
  • Picardo, J., McKenzie, S.K., Collings, S., & Jenkin, G. (2020). Suicide and self-harm content on Instagram: A systematic scoping review. PLOS ONE, 15(9): e0238603. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0238603
  • Williams, J. (2020, Oktober 15). Social media and self-harm in young people: help or hindrance? The Mental Elf. https://www.nationalelfservice.net/mental-health/self-harm/social-media-self-harm/
  • Jones, P.J., Bellet, B.W., & McNally, R.J. (2020). Helping or Harming? The Effect of Trigger Warnings on Individuals With Trauma Histories. SAGE jounals, 8(5), 905-917. https://doi.org/10.1177%2F2167702620921341
 

Het welzijn van de studenten versus de werkende mens: elkaar beter begrijpen

Er zijn de afgelopen tijd schrijnende noodkreten verschenen vanuit studenten die aangeven dat de coronacrisis enorm zwaar weegt op psychisch vlak. Dit vernemen we ook dagelijks binnen de praktijk van de klinische psychologie en als studentenpsychologen. De motivatie tot studeren is weg, men is uitgeput van de vele e-mails en het gebrek aan perspectief. Het is duidelijk dat de studentenpopulatie het enorm zwaar heeft. Dit blijkt onder meer uit de noodkreten in de brieven en de toenemende vraag voor zorg vanuit de studentenpsychologen en de reguliere geestelijke gezondheid.

Vaak zien we dan dat oudere generaties dit gemakkelijk relativeren: “vergelijk dat eens met de ouderen die de oorlog hebben meegemaakt”; “de jeugd van tegenwoordig kan precies niets meer af”; “vergelijk je situatie eens met iemand wiens zaak failliet gaat of de ouderen in de woonzorgcentra”. Het is blijkbaar moeilijk om elkaars moeilijkheden te begrijpen in de huidige stressvolle omstandigheden. Toch zou wat wederzijds begrip nochtans wel helpend zijn om elkaar tot steun te zijn in deze lastige tijden.

Vanwaar deze moeilijkheden om elkaars perspectief te begrijpen? We denken dat de sleutel ligt bij de verschillende leefwerelden en doelstellingen die hierbij centraal staan. Dit zetten we hieronder kort uiteen.

Individuele doelen zijn cruciaal bij ons functioneren. Het geeft ons bestaan betekenis, een reden om ’s ochtends op te staan en positieve emoties en motivatie ontstaan vaak bij het toewerken naar relevante doelen. Hoe zit dit bij de huidige studentenpopulatie? Hun doelen hebben vaak te maken met hun studie, vaak gecombineerd met allerhande leeftijdsspecifieke ontwikkelingstaken zoals uitgaan, vrienden maken, experimenteren met romantische relaties en in brede zin op eigen benen staan. De afgelopen maanden zijn velen platgebombardeerd met nieuwe online lesvormen en goedbedoelde e-mails waarbij de bijna volledige online interacties en e-mail stroom hebben geleid tot een enorme e-moeheid waardoor studenten wat zijn gaan afhaken bij het volgen van lessen en studies. Ze geven dan aan dat de studie teveel is en ervaren een sterk gevoel van incompetentie. Het gevolg: het studiedoel is sterk gereduceerd of verwatert tot “operatie kansloos”. Combineer dit met het gegeven dat het geheel van de andere persoonlijke doelen op vlak van psychosociale ontwikkeling veel beperkter of onmogelijk geworden zijn. Dan wordt het duidelijk dat studenten gemakkelijk kunnen afglijden in een patroon van passiviteit, kortstondige afleiding zoeken en de moed verliezen.

Vergelijk dit nu met het merendeel van de werkende, oudere populatie. Dit is de generatie die vaak al veel heeft opgebouwd en die door de crisis heel wat bedreigingen op zich af ziet komen op financieel en familiaal vlak. Ook voor deze populatie is de coronacrisis moeilijk waarbij men vaak moet omgaan met plotse verandering op werk, thuisonderwijs van kinderen, andere vormen van ouders ondersteunen, etc. Het essentiële verschil ligt erin dat deze populatie vaak allerlei mogelijkheden heeft om stevig aan de slag te gaan om de zaak te redden, de kinderen te blijven motiveren om te studeren en de impact van de crisis te minimaliseren. Het grote verschil bestaat erin dat de oudere populatie meer mogelijkheden hebben om actief aan de slag te gaan waardoor zij niet of minder terecht komen in het doe- en doel vacuüm van de studenten. Bij de studentenpopulatie kan de beperkte aanwezigheid van doelen en mogelijkheden een scherp gevoel van falen, piekeren, mislukking, apathie en hopeloosheid teweegbrengen, wat heel wat ingrediënten bevat voor depressieve klachten. De oudere populatie zal zich ook uitgeput voelen door de inzet om de crisis het hoofd te bieden en zal ook het gemis van sociale contacten voelen in de crisis maar ervaart minder het pijnlijk gevoel van persoonlijk falen en leegte.

Hoe zijn deze inzichten helpend? We hopen hiermee een beeld te geven waarom de crisis voor de verschillende generaties erg verschillend kan aanvoelen. Hierbij dienen we voorzichtig om te springen met het beoordelen van andere generaties: zou het niet zijn dat het nu al lastig genoeg is? Deze periode vraagt van elk van ons veel en juist nu dienen we elkaars schouder te zijn en elkaar vooruit te helpen. De verbinding opzoeken en elkaar oprapen wanneer de ander gevallen is, lijkt ons alleszins geen onverstandige doelstelling in de komende periode.

Verder dienen we goed na te denken over hoe we meer perspectief kunnen bieden aan de studenten. Na een moeilijk eerste semester en een lastige examenperiode is de noodzaak aan meer perspectief voor het tweede semester cruciaal.

Auteurs

Ernst Koster (hoogleraar klinische psychologie) en
Sarah Vermeersch (studentenpsycholoog) van de Universiteit Gent.

 

De impact van de COVID-19 pandemie op volwassenen met autisme

De COVID-19-pandemie en de bijbehorende maatregelen beïnvloeden ons allemaal. Onze dagelijkse routines en sociaal leven zoals we die kenden werden ons plots afgenomen. Daar kregen we een heleboel onzekerheid (“wat mag nog wel en wat niet meer?” “hoe lang gaat dit nog duren?”) en zorgen (bijvoorbeeld over de gezondheid van onszelf en anderen) voor terug. Een stressvolle situatie waarin men vaak juist structuur en sociale steun het hardst nodig heeft. Mocht je het moeilijker hebben gevonden om door dit alles je mentale gezondheid op peil te houden, dan ben je niet alleen. Verschillende onderzoeken hebben de negatieve impact van de pandemie op de mentale gezondheid in de algemene bevolking al aangetoond. Maar hoe zit het met mensen met autisme, die van nature al meer behoefte hebben aan structuur?


Mensen met autisme: een kwetsbare groep?
Er waren drie redenen waarom wij, onderzoekers van de onderzoeksgroep EXPLORA, verwachtten dat mensen met autisme de pandemie wellicht op een unieke manier ervaren. (1) Mensen met autisme hebben meer moeite met het omgaan met stressvolle gebeurtenissen dan mensen zonder autisme. (2) Daar bovenop heeft de pandemie een invloed op de twee kerndomeinen van symptomen van autisme. Enerzijds ervaren mensen met autisme moeilijkheden met sociale interactie en communicatie, zo hebben ze bijvoorbeeld moeite om sociale interacties te initiëren of beantwoorden en met het behouden van vriendschappen. Anderzijds tonen mensen met autisme beperkte, repetitieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten, zoals het inflexibel vasthouden aan routines en extreme onrust bij kleine veranderingen. (3) Ten slotte hebben mensen met autisme normaal gezien al een verhoogde kans op mentale gezondheidsproblemen zoals een angststoornis of depressie. Om deze redenen hebben wij in de eerste weken van de pandemie een vragenlijststudie opgezet om het effect van de pandemie op het dagelijks leven en het psychisch welzijn van volwassenen met autisme te onderzoeken. In totaal hebben 1044 volwassenen (613 met autisme) uit verschillende landen (België, Nederland, Verenigd Koninkrijk) de vragenlijst ingevuld.

Mentale gezondheid en veranderde routines
Ongeveer driekwart van de deelnemers met én zonder autisme rapporteerde een stijging in angst en depressie gerelateerde symptomen als gevolg van de pandemie. De stijging in angst- en depressiesymptomen en de impact daarvan op het dagelijks leven was echter groter bij volwassenen met autisme. Deze grotere stijging is zorgwekkend te noemen, aangezien mensen met autisme gewoonlijk al meer angst- en depressiesymptomen rapporteren, en zij normaal gezien al moeite hebben om toegang te krijgen tot zorg. Daarnaast is een aanzienlijk deel van de volwassenen met autisme (gedeeltelijk of helemaal) de begeleiding die zij normaal ontvingen (tijdelijk) kwijtgeraakt vanwege overbelasting van het zorgsysteem. Verder kwam naar voren dat volwassenen met autisme in vergelijking met volwassenen zonder autisme zich tijdens de pandemie meer zorgen maken over hun eigen veiligheid, hun huisdieren, hun werk, en het verkrijgen van medicatie en eten. De zorg rond het verkrijgen van eten lijkt gelinkt te zijn aan het verreweg meest genoemde stress-gerelateerde onderwerp onder volwassenen met autisme: boodschappen doen. Boodschappen doen werd beschreven als stressvol door met name de verstoring in routines. Denk bijvoorbeeld aan de rij waarin men moest staan om naar binnen te mogen, en de social distancing-regel die bijvoorbeeld frustratie oproept wanneer niet iedereen zich eraan houdt.

Verlies van sociaal contact ook moeilijk voor volwassenen met autisme
De pandemie had gemiddeld genomen een grotere invloed op het sociale leven van volwassenen zonder autisme en bijgevolg voelden zij zich door de pandemie meer sociaal geïsoleerd dan voorheen dan volwassenen met autisme. Deze resultaten kunnen wellicht worden verklaard door eerder onderzoek dat aantoont dat volwassenen met autisme gewoonlijk al meer te maken hebben met eenzaamheid en sociaal isolement dan volwassenen zonder autisme, waardoor de verandering in hun sociale leven als gevolg van de pandemie minder uitgesproken is. Want ook voor volwassenen met autisme bleek het kwijtraken van de toegang tot hun (kleinere) sociale vangnet in deze stressvolle tijd een grote last. Eén van de meest genoemde moeilijkheden was namelijk voor zowel volwassenen zonder als met autisme het verlies van sociaal contact.

Verlies van dagelijkse routines veroorzaakt stress
Gemiddeld genomen ervaren volwassenen met autisme meer stress door het veranderen van hun dagelijkse routines als gevolg van de pandemie dan volwassenen zonder autisme. In een open vraag die naging welke pandemie-gerelateerde veranderingen het moeilijkst waren, werd duidelijk dat het hierbij ook gaat om angst voor de veranderingen die in de toekomst zullen plaatsvinden zodra we langzaam weer de overgang naar het ‘normale leven’ maken. Momenteel bevinden we ons, zeven maanden na het onderzoek, in die ‘toekomst’, en nu de maatregelen na een versoepeling weer verscherpt zijn, kunnen we niet anders dan ons met een ongerust hart afvragen hoe het nu gaat met de mensen die onze vragenlijst destijds hebben ingevuld. De overgang naar het ‘normale leven’, dat al zoveel angst opriep, blijkt immers niet rechtlijnig te zijn.

Buddies en solidariteit
De impact van de pandemie op onze routines en ons sociale leven, en dus ook op die van volwassenen met autisme, is onvermijdelijk. Gewaarborgde toegang tot zorg die zich onder meer focust op bijvoorbeeld het onderhouden van een sociaal netwerk en het creëren van alternatieve routines, zou de klap echter mogelijk kunnen verzachten. Bij het aanbieden van ondersteuning op afstand dient men bij voorkeur verschillende communicatiemedia aan te bieden, aangezien sommige volwassenen met autisme angst ervaren bij (video)bellen en liever via chat of e-mail zouden communiceren. De stress die volwassenen met autisme ervaren bij het boodschappen doen zou verlicht kunnen worden door bijvoorbeeld een buddy-systeem te introduceren, waarbij een ander boodschappen doet voor de volwassene met autisme, of door autisme-vriendelijke winkeltijden te introduceren. Tot slot is het ook belangrijk om stil te staan bij de pandemie-gerelateerde veranderingen die als positief zijn ervaren. Van deze positieve ervaringen zouden we namelijk kunnen leren om zo de wereld een beetje autismevriendelijker te maken, ook na de pandemie. Zo bleek dat mensen met autisme de verminderde sensorische en sociale overbelasting tijdens de pandemie waarderen. Buiten is het op het moment bijvoorbeeld een stuk rustiger, en mensen staan niet meer onverwachts voor je deur. Ook benoemden ze dat mensen zonder autisme nu ook eens hebben kunnen ervaren hoe het is om jezelf voor je eigen welzijn sociaal te moeten afsluiten – iets wat veel mensen met autisme vóór de pandemie soms ook noodgedwongen moesten doen om tot rust te komen en niet overprikkeld te raken. Deze ervaring zou kunnen zorgen voor meer begrip en sociale solidariteit, en laten we dit nu net hard nodig hebben in deze tijd.

Auteurs
Danna Oomen, dr. Annabel Nijhof en prof. dr. Roeljan Wiersema zijn als onderzoekers verbonden aan de onderzoeksgroep EXPLORA (Experimenteel Psychologisch Onderzoek Rond Autisme), Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschapen, Universiteit Gent.

Pre-print
Deze blogpost is gebaseerd op een pre-print manuscript. Dat is een eerste versie van een manuscript dat nog geen ‘peer-review’ heeft ondergaan. De volledige pre-print vind je hier

Referenties

  1. Cao W, Fang Z, Hou G, Han M, Xu X, Dong J, et al. The psychological impact of the COVID-19 epidemic on college students in China. Psychiatry Res. 2020 May 1;287.
  2. Cooke JE, Eirich R, Racine N, Madigan S. Prevalence of posttraumatic and general psychological stress during COVID-19: A rapid review and meta-analysis. Vol. 292, Psychiatry Research. Elsevier Ireland Ltd; 2020. p. 113347.
  3. Gonçalves AP, Zuanazzi AC, Salvador AP, Jaloto A, Pianowski G, Carvalho L de F. Preliminary findings on the associations between mental health indicators and social isolation during the COVID-19 pandemic. Arch Psychiatry Psychother. 2020 Jun 1;22(2):10–9.
  4. Smith L, Jacob L, Yakkundi A, McDermott D, Armstrong NC, Barnett Y, et al. Correlates of symptoms of anxiety and depression and mental wellbeing associated with COVID-19: a cross-sectional study of UK-based respondents. Psychiatry Res. 2020 Sep 1;291:113138.
  5. Tull MT, Edmonds KA, Scamaldo KM, Richmond JR, Rose JP, Gratz KL. Psychological Outcomes Associated with Stay-at-Home Orders and the Perceived Impact of COVID-19 on Daily Life. Psychiatry Res. 2020 Jul 1;289.
  6. Wang C, Pan R, Wan X, Tan Y, Xu L, Ho CS, et al. Immediate psychological responses and associated factors during the initial stage of the 2019 coronavirus disease (COVID-19) epidemic among the general population in China. Int J Environ Res Public Health. 2020 Mar 1;17(5).
  7. Zhang SX, Wang Y, Rauch A, Wei F. Unprecedented disruption of lives and work: Health, distress and life satisfaction of working adults in China one month into the COVID-19 outbreak. Psychiatry Res. 2020 Jun 1;288:112958.
  8. Gillott A, Standen PJ. Levels of anxiety and sources of stress in adults with autism. J Intellect Disabil. 2007 Dec;11(4):359–70.
  9. Robertson AE, Stanfield AC, Watt J, Barry F, Day M, Cormack M, et al. The experience and impact of anxiety in autistic adults: A thematic analysis. Res Autism Spectr Disord. 2018 Feb 1;46:8–18.
  10. Kirsch AC, Huebner ARS, Mehta SQ, Howie FR, Weaver AL, Myers SM, et al. Association of Comorbid Mood and Anxiety Disorders with Autism Spectrum Disorder. JAMA Pediatr. 2020 Jan 1;174(1):63–70.
  11. Lever AG, Geurts HM. Psychiatric Co-occurring Symptoms and Disorders in Young, Middle-Aged, and Older Adults with Autism Spectrum Disorder. J Autism Dev Disord. 2016 Jun 1;46(6):1916–30.
  12. Camm-Crosbie L, Bradley L, Shaw R, Baron-Cohen S, Cassidy S. ‘People like me don’t get support’: Autistic adults’ experiences of support and treatment for mental health difficulties, self-injury and suicidality. Autism. 2019 Aug 1;23(6):1431–41.
  13. Maddox BB, Gaus VL. Community Mental Health Services for Autistic Adults: Good News and Bad News. Autism in Adulthood. 2019 Mar 11;1(1):15–9.
  14. Orsmond GI, Shattuck PT, Cooper BP, Sterzing PR, Anderson KA. Social participation among young adults with an autism spectrum disorder. J Autism Dev Disord. 2013 Nov;43(11):2710–9.
  15. van Asselt-Goverts AE, Embregts PJCM, Hendriks AHC, Wegman KM, Teunisse JP. Do Social Networks Differ? Comparison of the Social Networks of People with Intellectual Disabilities, People with Autism Spectrum Disorders and Other People Living in the Community. J Autism Dev Disord. 2015 May 1;45(5):1191–203.