Browse Author: Stijn Vanheule

Wat heeft Kristien Hemmerechts te vertellen over Michelle Martin?

Toen ik las dat Kristien Hemmerechts een boek klaar had over Michelle Martin was mijn interesse meteen gewekt. De schrijfster is meter van Te Gek, het project dat zich inzet om psychiatrische problemen uit de taboesfeer te halen en, zo scheen het me toe, ideaal geplaatst om in de geest te kruipen van een vrouw waar niemand zich mee identificeert. Vroeger werden mensen met een psychiatrische problematiek beschouwd als bezetenen: wezens wiens ziel door de duivel is aangetast. Vandaag is dit gelukkig anders, maar zijn misdadigers de duivels waar onze maatschappij op neerkijkt. Liefst van al verbannen we hen naar een plek waar ze, ver weg van ons, mogen branden in het vuur van onze verontwaardiging.

Te Gek is een goed initiatief omdat het stereotiepen in vraag stelt en toont dat personen met psychiatrische problemen even menselijk zijn dan elk van ons. Op sommige momenten is hun psychisch lijden verpletterend en raken ze er op hun eentje niet meer uit, maar voor de rest worstelen ze met dezelfde demonen als ieder van ons. Sigmund Freud was degene die dit voor het eerst onderkende: door zijn eigen dromen te bestuderen kwam hij tot de conclusie dat zijn zielenroerselen niet fundamenteel anders waren die van zijn patiënten. Zelfs de psychopathologische mechanismen die hij in de kliniek observeerde herkende hij in een lichtere vorm ook bij zichzelf. Vandaar zijn besluit dat de grens tussen normaliteit en abnormaliteit bijzonder vaag is.

Ten aanzien misdadigers ligt het psychologisch veel moeilijker om niet in stereotiepen te denken. Bij snelheidsduivels lukt dat – ondanks de vele slachtoffers – misschien nog wel, maar met de daden van Dutroux en diens kompanen belanden we in een ander verhaal. De gruwel en de systematiek van hun acties stoten ons tegen de borst. Ze verwerkelijken datgene dat we normaliter zelfs onder de vorm van fictie nauwelijks verdragen. Allemaal boeiende materie voor een roman die subtiel de grenzen van onze neiging tot stereotypering verkent. Ware het niet dat ik bij het lezen van De vrouw die de honden eten gaf vooral werd overvallen door een gevoel van slaap.

Kristien Hemmerechts start het boek nochtans veel belovend met een citaat van de Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt. Arendt verdiepte zich in de motieven en redeneringen van misdadigers als Adolf Eichmann. Eichmann was in de tweede wereldoorlog een van hoofdverantwoordelijken voor de uitroeiingen binnen concentratiekampen. Ontelbare joden en andere gehate bevolkingsgroepen die niet pasten binnen het derde rijk joeg hij de dood in. Arendt stelde vast dat Eichmann verrassend banaal was. Waar ze verwachtte een gestoord onmens aan te treffen, ontmoette Hannah Arendt een technocraat die een goed inzicht had in menselijke verhoudingen; een man die stelde dat hij zijn plicht deed en er naar streefde om gestelde doelstellingen zo efficiënt als mogelijk te realiseren. Met wat fantasie zou men inderdaad een link kunnen zien tussen Eichmann en Michelle Martin: twee volgelingen die zich op het moment van hun daden opvallend weinig lieten leiden door ethische overwegingen.

Inderdaad, de psychologische grens tussen misdadigheid en normaliteit is minder strikt dan menigeen zou wensen. Zo toonden psychologen als Stanley Milgram met een reeks sociaal-psychologische experimenten in de jaren zestig reeds aan dat uitzinnige gehoorzaamheid geen uitzonderlijke fenomeen is. Onder het mom dat hij het effect van straf op leerprocessen bestudeerde, liet Milgram proefpersonen een elektroshock toedienen aan een onwillige leerling. In werkelijkheid was de leerling een acteur die niet echt stroomstoten toegediend kreeg. Wel reageerde hij net alsof de elektroshocks echt waren. Milgram stelde vast dat de meerderheid van de proefpersonen zich opvallend inschikkelijk opstelde wanneer de proefleider instructies gaf om de leerling extreem hoge stroomstoten toe te dienen. Ondanks het gejammer van de acteur gaven de meeste deelnemers dodelijke schokken tot 450 volt. Over de psychologie van extreme volgzaamheid is het laatste woord nog niet gezegd. Blijkbaar zijn we meer vatbaar voor misdadige suggestie dan we graag toegeven. Echter, wie graag inzicht zou krijgen in subjectieve effecten van misdadige gehoorzaamheid en zou willen weten hoe iemand die zich liet meeslepen nadien terugkijkt op de eigen daden, kan zich dit boek beter naast zich neer leggen.

Desalniettemin wil ik het nog even even over de inhoud hebben. De vrouw die de honden eten gaf is een monoloog die ons binnenleidt in de gedachten van Odette, alias Michelle Martin. Het hoofdpersonage blikt er terug op haar relatie met Dutroux, familieverhoudingen, moederschap en de misdaden van haarzelf en van anderen. De schrijfster slaagt er evenwel niet in om van haar hoofdpersonage – ‘de meest gehate vrouw van België’, zo leren we – een mens te maken. Het boek biedt geen overtuigend portret maar leest daarentegen als een aaneenschakeling van platitudes. Hemmerechts maakt van Martin een zwakke vrouw die slechts aan het juk van haar depressieve moeder kon ontsnappen door de ‘gratis pute’ van Dutroux te worden. De schrijfster serveert daarbij een aantal gortige details, maar overtuigen doet ze nooit. Geen mens maar een onmens, zo lijkt de boodschap te zijn. Toen Dutroux in de gevangenis zat gaf Odette de honden wel te eten, maar de jonge meisjes in de kelder liet ze doodgaan. Meer nog, om vervroegd vrij te komen papt ze aan met de nonnen, heeft ze gesprekken met een psychotherapeute en vervoegde ze het katholieke geloof: allemaal oppervlakkige vleugjes mensachtig gedrag die de vermeende beestachtigheid van Michelle Martin verhullen.

Tijdens het lezen van het vroeg ik me meermaals af waar Hemmerechts eigenlijk naar toe wil met deze oppervlakkige karakterschets, die stylistisch trouwens niet al te best in elkaar steekt: Nog meer morele verontwaardiging creëren over Michelle Martin? Bewijzen dat iemand als Martin alle haat verdient die ze over zich heen krijgt? Suggereren dat misdadigers toch echt wel een ander soort mensen vormen? Allemaal vragen die me vrij snel tot de conclusie brachten dat de schrijfster haar kostbare tijd beter anders had besteed. Hemmerechts maakt van de misdaad een taboe. Door Michelle Martin te verbeestelijken speelt ze in op de aversie van de lezer, maar sluit ze de deur voor meer diepgaande vragen over hoe een mens zich kan verhouden tot zijn misdaden. Gelukkig kunnen we binnen dit genre teruggrijpen naar betere werken, zoals als De maagd Marino van Yves Petry, die tonen dat het inderdaad anders kan.

Referentie

  • Milgram, S. (1963). Behavioral Study of Obedience. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 67(4), 371-378.

Auteur

Stijn Vanheule is klinisch psycholoog en psychoanalyticus (persoonlijke blog). Hij is als hoofddocent verbonden aan de vakgroep Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie van Universiteit Gent. Recent publiceerde hij het boek ‘Psychose anders bekeken ­ Over het werk van Jacques Lacan’.  Hij heeft bijzondere interesse in methoden en fundamenten voor klinische psychodiagnostiek.

 

Diagnostiek en de DSM: Weg met de etikettendiagnostiek

Op 18 mei lanceert de American Psychiatric Association voor het grote publiek de vijfde editie van haar diagnostische handboek voor de psychiatrie: de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, kortweg DSM-5. Dertien jaar lang bogen experts zich over de vraag wat psychiatrische problemen precies zijn en hoe ernstige psychische problemen best vastgesteld worden. Hun werk eindigt met een dikke turf waarin meer dan 300 stoornissen vermeld zullen slaan. De vorige versie werd ontwikkeld onder leiding van psychiater Allen Frances. De man reist nu de wereld rond en slaat publiekelijk mea culpa. Zijn boodschap luidt dat het handboek in de fout ging en dat met DSM-5 alles nog erger wordt.

Wat is diagnostiek in de DSM en wat is het probleem ermee?

Diagnostiek in de DSM is een synoniem voor het klasseren problemen in keurige stoorniscategorieën, zoals ‘ADHD’ of ‘depressieve stoornis’. Voor elke stoorniscategorie vermeldt de DSM een lijst met typische symptomen en probleemgedragingen. Een individu kan een diagnose krijgen indien hij/zij aan genoeg items uit de lijst voldoet.

Het probleem is echter dat vele van die items zeer vaag geformuleerd zijn. Wie sterk problematiseert herkent automatisch veel kenmerken uit de DSM in het gedrag van zichzelf of anderen, met als resultaat dat diagnoses de pan uit swingen.

De DSM-missie: op dezelfde manier kijken naar psychische problemen

De DSM werd 35 jaar geleden gepromoot als een systeem dat eindelijk een eenduidige standaardtaal zou bieden om te spreken over psychische problemen.  Door te vertrekken van lijsten met typische symptomen en probleemgedragingen wou men bereiken dat professionals voortaan op dezelfde manier zouden kijken naar psychische problemen.

Niets is minder waar. Recent gepubliceerd betrouwbaarheidsonderzoek in de American Journal of Psychiatry leert bijvoorbeeld dat getrainde beoordelaars er niet in slagen om op basis van de DSM met een redelijke onderlinge overeenkomst vast te stellen of iemand een depressie heeft of niet.  Zowel bij diagnoses bij kinderen als bij volwassenen is de overeenkomst twijfelachtig. Dit is ontluisterend.

Wat we van het etiket ‘depressie’ kunnen leren

Depressie is wereldwijd de meest gestelde psychiatrische diagnose en de Wereldgezondheidsorganisatie schat in dat depressie tegen 2030 wereldwijd het belangrijkste gezondheidsprobleem zal zijn. Wat we daar als maatschappij kunnen uit leren, is dat we dringend af moeten van de DSM. Met dit systeem worden veel te gratuit diagnostische etiketten gekleefd, waardoor we geen ernstig vertrekpunt hebben voor therapie en begeleiding. Andere classificatiesystemen, zoals de International Classification of Diseases van de Wereldgezondheidsorganisatie, vormen hierbij geen alternatief omdat ze werken vanuit dezelfde checklist logica.

Wat we wél nodig hebben

Wat we daarentegen nodig hebben is een diagnostiek die de inbedding van problemen centraal stelt (in een levensgeschiedenis, in een familie, in een klascontext…) en die zich richt  op onderliggende processen. Psychologische, biologische en sociale perspectieven worden daarbij best gecombineerd. Goede diagnostiek vertrekt van het verhaal van de patiënt en eindigt niet met een etiket maar met een probleemtypering op maat van iemands probleem.

Het Research Domain Criteria project

Gezaghebbende wetenschappelijke instanties, zoals de National Institute of Mental Health in de VS, hebben inmiddels gesnapt dat de DSM problematisch is. Wetenschappelijk onderzoek moet voor hen niet langer vertrekken van DSM diagnoses. Bovendien lanceerden ze zelf een nieuw initiatief, het Research Domain Criteria project. Hiermee willen ze op zoek gaan neurocognitieve patronen die gepaard gaan met psychische problemen om zo een goede uitspraken te kunnen doen over biologische mechanismen die samenhangen met psychische stoornissen (zie Wetenschap zweert bijbel van psychiatrie af, DS 6 mei). Gecombineerd met een psychologische en sociale benadering van psychisch lijden zal dit zeker vruchtbaar zijn. Concrete resultaten worden echter pas binnen 10 jaar verwacht.

Tijd voor actie en een ommezwaai

Zolang hoeven we niet te wachten om actie te ondernemen. Diagnoses met de DSM of aanverwanten zijn in België vaak de voorwaarde om gesubsidieerde begeleiding en ondersteuning te krijgen. Het gevolg is dat mensen die problemen ervaren en aankloppen voor hulp willens nillens een diagnostisch etiket krijgen. Degenen die dergelijk etiket niet krijgen voelen zich hopeloos miskend en gaan shoppen tot er ze een vinden. Diagnostische etiketten bieden toegang tot zorg en geven ons de fijne illusie dat we een ‘echt’ probleem hebben.

De waarheid is echter dat ze in feite zand in de ogen gooien.  Ze leiden de aandacht af van de inbedding van problemen in contexten en van onderliggende processen. Goede hulpverlening moet het omgekeerde doen: de aandacht richten op onderliggende processen en mensen helpen om daar aan te werken. Deze ommezwaai begint niet alleen bij de individuele hulpverlener en bij de leerkracht in de klas die niet langer in etiketten denkt, maar moet ook ingebouwd worden in de zorgsystemen die we collectief uitgedacht hebben.

Conclusie

Zorg op maat van de patiënt en niet op maat van een of ander protocol of classificatiesysteem is wat we nodig hebben.

Referentie

  • Regier, D.A., Narrow, W.E., Clarke, D.E., Kraemer, H.C., Kuramoto, J., Kuhl, E.A., & Kupfer, D.J. (2013). DSM-5 Field Trials in the United States and Canada, Part II: Test-Retest Reliability of Selected Categorical Diagnoses. American Journal of Psychiatry 170, 59-70

Een eerdere versie van deze blogpost verscheen ook in De Standaard van 10 mei onder de titel Weg met de etikettendiagnostiek.

Auteur: Stijn Vanheule

Professor Stijn Vanheule (persoonlijke blog) is psychoanalyticus en verbonden aan de vakgroep Psychoanalyse en Raadplegingspychologie van de UGent. Hij heeft bijzondere interesse in methoden en fundamenten voor klinische psychodiagnostiek.