Browse Tag: zelfwaarde

Depressie en emotionele herinneringen: Het is maar hoe je het bekijkt.

Aandacht, interpretatie en geheugen vormen bouwstenen van de menselijke denk- en gevoelswereld. Afhankelijk van welke aspecten we uit de omgeving opmerken, welke betekenissen we hieraan geven en wat we ons vervolgens herinneren, ervaren we verschillende gedachten en andere emoties. Stel je voor, je bevindt je in een sollicitatiegesprek voor een felbegeerde baan. Terwijl je op vragen van de jury antwoordt, merk je dat het ene jurylid glimlacht en knikkend luistert en een ander jurylid fronsend naar achteren leunt met gekruiste armen. Afhankelijk van waar je aandacht naartoe wordt getrokken zal je andere betekenissen of interpretaties als aannemelijk beschouwen. Indien aandacht zich selectief richt op het glimlachende jurylid zullen interpretaties als “ik maak een goede indruk en heb kans op de baan” waarschijnlijk zijn, terwijl interpretaties als “ik maak er helemaal niets van en kan het wel vergeten” eerder geloofwaardig zullen zijn wanneer aandacht zich selectief richt op het fronsende jurylid. De ervaren emoties zullen in beide gevallen zeer verschillend zijn. Alsook hoe de ervaring van het sollicitatiegesprek in het geheugen zal worden opgeslagen en later herinnerd zal worden als een positieve dan wel een negatieve gebeurtenis. Dit eenvoudig voorbeeld illustreert dat aandacht, interpretatie en geheugen nauw gerelateerd zijn aan allerlei emoties. Hoe deze denkprocessen gerelateerd zijn aan het emotionele welbevinden, zoals depressieve gevoelens, werd ook uitvoerig wetenschappelijk onderzocht.

Negatieve vertekeningen

Onderzoek heeft aangetoond dat aandacht, interpretatie en geheugenprocessen van groot belang zijn bij het begrijpen van het ontstaan, voortbestaan en heroptreden van depressiesymptomen. Studies hebben uitgewezen dat bij personen in een depressieve gemoedstoestand er zich negatieve vertekeningen voordoen in deze denkprocessen. Concreet wil dit zeggen dat personen die kampen met depressieve gevoelens moeilijkheden ervaren bij het loskoppelen van hun aandacht voor negatieve aspecten uit de omgeving (vb.: het fronsende jurylid uit het voorbeeld zal meer aandacht trekken, eerder dan het instemmende jurylid), ambigue of dubbelzinnige situaties op een negatieve wijze interpreteren (vb. door de houding van het fronsende en niet het instemmende jurylid te betrekken op de eigen prestatie), en zich meer negatieve dan positieve gebeurtenissen herinneren (vb.: tijdens het sollicitatiegesprek kan men zich een vorige faalervaring en geen succeservaring herinneren waardoor men de moed nog meer verliest). Dergelijke negatief vertekende denkprocessen verlopen doorgaans betrekkelijk automatisch en kunnen toekomstige depressieve episodes voorspellen.

Ondanks een sleutelrol voor deze processen bij het begrijpen van depressie, bevinden de wetenschappelijke inzichten over interacties tussen deze denkprocessen zich nog in een vroeg stadium. Vandaar dat we zijn nagegaan hoe aandachtsprocessen interpretatie beïnvloeden en hoe deze vervolgens een impact hebben op wat personen met verhoogde depressiesymptomen zich herinneren.

Ik ben een geboren…

Deelnemers voerden een computertaak uit waarbij ze vervormde zinnen (vb.: ben verliezer ik geboren winnaar een) hervormen naar goed lopende zinnen door het positieve of negatieve woord weg te laten. Deze hervormde oplossing kan telkens leiden tot een positieve (vb.: ik ben een geboren winnaar) of een negatieve (vb.: ik ben een geboren verliezer) betekenis. Telkens rapporteren deelnemers de eerste oplossing die in gedachten opkomt wat een maat voor interpretatie oplevert. Om emotionele vertekeningen in de aandacht te meten werden oogbewegingen geregistreerd tijdens het uitvoeren van de interpretatietaak. Na de taak werden de deelnemers gevraagd om zich zoveel mogelijk betekenissen te herinneren die men gevormd heeft. Dit geeft zicht op geheugenvertekeningen.

Analyse toonde aan dat de manier waarop iemand aandacht naar emotionele woorden richt, de aard van de interpretaties voorspelde. Personen die vaker hun aandacht richtten naar negatieve woorden (vb.: verliezer) rapporteerden meer negatieve interpretaties (vb.: ik ben een geboren verliezer). Meer negatieve herinneringen werden gerapporteerd naarmate iemand langer keek naar negatieve woorden en men eerder meer negatieve betekenissen verkoos. Omgekeerd, positieve vertekeningen in aandacht en interpretatie voorspelden meer positieve herinneringen.

Vicieuze cirkel

In lijn met voorgaand onderzoek, werd gevonden dat dergelijke negatieve vertekeningen in aandacht, interpretatie en geheugenprocessen gerelateerd zijn aan een verhoogde mate van depressiesymptomen. Hoe ernstiger de depressiesymptomen, hoe meer de denkprocessen op een negatieve manier vertekend zijn. Dit zorgt er dus voor dat positieve signalen in het dagelijkse leven minder worden opgepikt – wat aan depressieve personen de indruk kan geven dat ze er niet zijn – en dat dubbelzinnige signalen veelal negatief worden geïnterpreteerd en zo ook worden herinnerd. Dit kan depressieve gevoelens in stand houden, waardoor de cirkel rond is. Zoals gezegd gebeurt dit vrijwel automatisch en is het niet eenvoudig om deze negatieve ingesteldheid te doorbreken, die daarbovenop in de ogen van de depressieve persoon continu bevestigd wordt (“zie je wel…”).

Op heden werden veelbelovende methoden – de cognitieve bias modificatie methoden – ontwikkeld om de negatieve vertekeningen in deze denkprocessen bij te sturen. Het verfijnen deze methodieken vormt een boeiende uitdaging voor de hedendaagse klinische wetenschap.

Referenties

  • Everaert, J., Duyck, W., & Koster, E. H. W. (2013). Attention, interpretation, and memory biases in subclinical depression: A proof-of-principle test of the combined cognitive biases hypothesis. Emotion.
  • Everaert, J., Koster, E. H. W., & Derakshan, N. (2012). The combined cognitive bias hypothesis in depression. Clinical Psychology Review, 32(5), 413-424. doi: 10.1016/j.cpr.2012.04.003
  • Koster, E. H. W., Everaert, J., Bruyneel, L., & Onraedt, T. (2013). Cognitieve training bij depressie: Een stand van zaken. Directieve Therapie, 33, 136-150.

Auteur: Jonas Everaert

Jonas Everaert is als assisterend academisch personeel verbonden aan de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van Universiteit Gent en doet doctoraatsonderzoek naar interacties tussen aandacht, interpretatie en geheugenprocessen in depressie (promotor: prof. dr. Ernst Koster).

 

Zelfwaarde en de invloed van maatschappelijke verwachtingen

Zelfwaarde enkel voor winners?

In een vorige blog bespraken we de socialisatiecontext tussen ouders en kinderen in het ontstaan van een breekbaar zelfbeeld Uiteraard leven ouders en kinderen niet in een vacuüm en speelt de ruimere omgeving een niet te onderschatten rol in dit proces. In de manier waarop onze maatschappij naar mensen en hun ontwikkeling kijkt, wordt vaak de nadruk gelegd op presteren. We moeten de beste zijnop ons werk, in onze relatie, in onze sport. We voelen ons immers pas geslaagd als we als mens ‘succesvol’ zijn.

Deze winnersmentaliteit kan uiteraard zorgen voor meer ambitie en inzet maar heeft ook een schaduwzijde. We worden namelijk niet alleen verantwoordelijk geacht voor onze successen, maar ook voor onze mislukkingen. Dit zorgt er voor dat het zelfbeeld van mensen meer vasthangt aan hun prestaties of de dingen die ze verwezenlijken. Zelfwaarde wordt dus op deze manier meer breekbaar. Immers, het slagen of falen in je leven straalt af op de mate waarin je je zelf waardeert.

Opvoeden: een verpletterende verantwoordelijkheid

Deze manier van denken zit ook vervat in de manier waarop er binnen onze maatschappij naar opvoeding gekeken wordt. In de krant lees je geregeld een stuk over de verantwoordelijkheid van ouders bij het welslagen van hun kinderen. Ook op televisie met programma’s zoals ‘Supernanny’ wordt het idee gewekt dat ouders verantwoordelijk zijn voor het falen of slagen van hun kind. Zelfs ouders onderling, bijvoorbeeld aan de schoolpoort of op het werk, praten over de resultaten van kinderen en vergelijken bewust of onbewust hun kroost met die van de ander. Bovendien zijn onze scholen en sportverenigingen vaak zo georganiseerd dat het falen of slagen van kinderen in het oog springt.

Breekbaar zelfbeeld van ouders

De nadruk in de maatschappij op prestatie en de opvoedingsverantwoordelijkheid die rust op ouders laat uitschijnen dat zij ervoor moeten zorgen dat hun kinderen opgroeien tot geslaagde volwassenen. Deze verwachtingen over de perfecte ouder en het perfecte kind hebben hun invloed op het zelfbeeld van ouders en bijgevolg ook op dat van hun kinderen. Ouders zullen immers onder invloed van deze maatschappelijke verwachtingen ook zelf meer verwachtingen koesteren over de prestaties van hun kroost.

Op zich genomen is het hebben van verwachtingen normaal omdat ouders betrokken zijn met het wel en wee van hun kinderen. Bovendien voelt elke ouder zich wel eens trots of teleurgesteld wanneer zijn/haar kind goed of slecht presteert. Maar wanneer je als ouder je EIGEN zelfwaardegevoel laat afhangen van de prestaties van je kind, is de kans groter dat je je kind onder druk gaat zetten om goed te presteren. Het slagen of falen van je kind op school, in de sportclub, of in zijn/haar sociaal leven, zegt dan immers ook iets over jou. Bijgevolg voel je je als ouder slecht en minderwaardig als je kind mislukt en voel je je geweldig wanneer je kind goede resultaten boekt of succesvol is. Ouders ontwikkelen op die manier een breekbaar zelfbeeld rond de prestaties van hun kroost. Om hun zelfwaardegevoelens veilig te stellen zullen deze ouders meer druk zetten op hun kinderen door een voorwaardelijke opvoedingsstijl te hanteren.

Referentie

  • Wuyts, D., Vansteenkiste, M., Soenens, B., & Beiwen, C. (Under review). An examination of the controlling dynamics involved in parental child-invested contingent self-esteem. (mail naar: Dorien.Wuyts@Ugent.be)

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

 

Waar komt zelfwaarde vandaan?

De roots van zelfwaardering liggen in onze kindertijd

Wie we zijn leren we in onze eerste levensjaren via onze ouders, en later ook via onze ruimere sociale omgeving. De band met onze eerste verzorgers bepaalt voor een belangrijk deel onze zelfwaardering. Het zijn immers de anderen in ons leven die bepalen hoe we over onszelf denken en of we onszelf graag zien. We horen via anderen dat we braaf of stout zijn, slim, sportief of eerder lelijk en koppig. Al deze boodschappen gaan al vlug deel uitmaken van hoe we globaal over onszelf denken en naar onszelf kijken.

Ouders en hun (on)voorwaardelijke liefde

Wanneer kinderen ouder worden krijgen ze een meer gedifferentieerd en accurater beeld over zichzelf, maar het globale gevoel van zelfwaarde wordt mee bepaald door die eerste ouder-kind band. Hierin is het hechtingsproces erg belangrijk. Kinderen die een veilige, liefdevolle band met hun ouders of eerste verzorgers ontwikkelen zullen zichzelf meer respecteren. Zij worden immers door hun ouders aanvaard en graag gezien.

Belangrijk hierin is dat de liefde van de ouder onvoorwaardelijk is. Meer en meer onderzoek toont dat ouders die voorwaarden stellen aan hun liefde een breekbaar zelfbeeld van het kind in de hand werken. Ouders met een voorwaardelijke opvoedingsstijl geven hun kind bijvoorbeeld meer aandacht wanneer het een goede toets heeft, een doelpunt scoort of zich netjes gedraagt. Bij een slechte prestatie of negatief gedrag laat deze ouder het kind schuldig voelen of spreekt hij/zij bijvoorbeeld een tijdje niet meer met het kind. Zo laat de ouder het kind aanvoelen dat het in de fout ging en dat het kind de liefde van de ouder niet waardig is. Omdat kinderen voelen dat ze meer waardering krijgen als hun gedrag voldoet aan de eisen van hun ouders, proberen ze de liefde van hun ouders niet te verliezen. Dit is belastend voor het kind want het zorgt er voor dat het kind zichzelf ook vanuit het perspectief van de ouders bekijkt en zelfs evalueert. Het kind zal zichzelf met andere woorden enkel graag zien wanneer zijn of haar gedrag beantwoordt aan de ouderlijke eisen.

Allemaal applaus-ouders?

Dit betekent niet dat ouders als applaus-opvoeders met hun kinderen moeten omgaan en bij elk kleine prestatie het kind moeten overladen met complimentjes en positieve feedback. Onderzoek bij kinderen met een laag niveau van zelfwaarde toont immers aan dat persoonsgerichte feedback, waarbij het kind krijgt te horen dat het lief, slim, knap en tof is, het zelfwaardegevoel van kinderen niet ten goede komt. Sterker nog, zulke feedback duwt het kind eerder nog meer de dieperik in wanneer heteen faalervaring doormaakt. Immers, wanneer zij falen hebben zij niet meer het gevoel dat zij lief en slim zijn.

Referentie

  • Assor, A., & Tal, K. (2012). When parents’ affection depends on child’s achievement: Parental conditional positive regard, self-aggrandizement, shame and coping in adolescents. Journal of Adolescence, 35, 249-260.

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

Hoe tevreden ben jij met jezelf?

Hoe zeer iemand zichzelf waardeert en leuk vindt komt tot uitdrukking in de zelfwaarde van een persoon. Lange tijd is er binnen de wetenschappelijke literatuur vooral aandacht geweest voor de hoeveelheid van deze ‘zelfliefde’. Maar zoals de band Doe Maar al zong in 1982, kun je je afvragen ‘Is dit alles?’.

Kernis (2003), een wetenschapper die veel onderzoek deed naar zelfwaarde, vond in ieder geval van niet. Hij schreef dat het ook belangrijk is:

  • om te kijken naar de mate waarin iemand zijn zelfwaarde afhankelijk is van het voldoen aan verwachtingen;
  • om zelfwaarde niet alleen met een vragenlijst in kaart te brengen.

Mijn eten is aangebrand! Wat ben ik toch een waardeloos persoon!

Iedereen ervaart wel eens successen in het leven, maar ook zeker momenten van falen. Een examen dat niet goed ging, een relatie die beëindigd werd door de ander, het huishouden dat maar een chaos blijft, … De manier waarop mensen hiermee omgaan verschilt van persoon tot persoon. Een persoon met een kwetsbaar zelfbeeld kan deze succes- en faalervaringen niet van zich afschudden. De waarde van zijn persoon is gekoppeld aan deze ervaringen. Dus wanneer hij iets lekkers gekookt heeft, voelt hij zich even zeer waardevol, maar wanneer hij daarna buiten gaat joggen en niet verder komt dan zijn eigen straat, voelt hij zich waardeloos en gefaald als persoon. Dit sluit dus aan bij het eerste punt dat Kernis (2003) maakte: de kwetsbaarheid van zelfwaarde komt tot uiting in de afhankelijkheid van het voldoen aan verwachtingen.

Ben jij écht tevreden met jezelf?

Iedereen kent waarschijnlijk wel een persoon die altijd maar opschept over zichzelf en jou het gevoel geeft dat hij bijna alles beter kan dan jij. Laten we hem Jan noemen. Jan lijkt te blaken van het zelfvertrouwen en wanneer je hem zou vragen ‘Hoe tevreden ben jij met jezelf?’, zouden de resultaten waarschijnlijk aantonen dat Jan een persoon is met een hoge zelfwaarde.

Is hiermee dan de kous af? Als onderzoekers denken wij van niet. Immers, de kwetsbaarheid van iemands zelfwaarde is ook van belang. Zo heeft Jan de neiging om steeds op te scheppen over zichzelf en dit toont de kwetsbaarheid van zijn zelfwaardering. Waarom zou Jan zich anders genoodzaakt zien om op te scheppen als hij écht tevreden is met wie hij is?

Zelfwaarde begrijpen vergt meer dan weten of het hoog of laag is

Zoals Kernis (2003) ook aangaf, is het belangrijk om zelfwaarde niet alleen met standaard vragenlijsten te meten. Waarom? Omdat mensen op een vragenlijst niet altijd eerlijk zijn of niet voldoende inzicht hebben in hoe zij denken over zichzelf. Wanneer zelfwaarde subtieler gemeten wordt kan de zelfwaarde van een persoon in een ander licht komen te staan. De meeste mensen doen zichzelf soms beter voor op een vragenlijst wat een valide meting van zelfwaarde in de weg staat. Impliciete, subtiele metingen van zelfwaarde kunnen bv. gebeuren via de Implicit Association Test. Deze test meet zelfwaarde op een indirecte manier, nl. door de associaties van mensen na te gaan tussen ‘ik ben’ en positieve en negatieve woorden, zoals ‘waardevol’ of ‘lui’. Daarbij kijkt men naar de reactietijd, iets wat mensen veel minder onder controle hebben. Snelle associaties betekenen sterkere associaties. Impliciete metingen van zelfwaarde kunnen door deze subtiliteit een ander licht werpen op het concept zelfwaarde dan vragenlijsten.

Wanneer er bij een persoon veel verschil zit tussen de zelfwaardescores op een vragenlijst en een meer subtiele test, dan laat dit ook een kwetsbaarheid in zijn zelfwaarde zien. Bij Jan bijvoorbeeld, verwachten we dat er zo’n verschil naar voren kan komen. Op een vragenlijst zou een hoge zelfwaarde uitkomen, maar op een subtiele meting zou deze zelfwaarde een stuk lager kunnen zijn. Hij is dus eigenlijk veel onzekerder over zichzelf dan hij wil of kan toegeven.

Wat te onthouden?

Een hoge zelfwaarde kan nog altijd kwetsbaar zijn. Een kwetsbare zelfwaarde kan zich op verschillende manieren uiten, zoals door een sterke daling van zelfvertrouwen na een faalervaring of door een boost in zelfvertrouwen bij een succeservaring. Ook verschillen in zelfwaardescores tussen een directe vragenlijst of een subtiele, indirecte meting toont een kwetsbaarheid in de zelfwaardering van een persoon aan. Hoewel er nog veel onderzoek nodig is, laten resultaten tot nu toe zien dat deze kwetsbaarheid een negatieve invloed heeft op het welzijn van een persoon. Het belangrijkste wat we dus moeten onthouden bij zelfwaarde-onderzoek, is dat zoals bij zoveel dingen in het leven het bij zelfwaarde niet alleen gaat over kwantiteit maar zeker ook over kwaliteit!

Referentie

  • Kernis (2003). Towards a conceptualization of optimal self-esteem. Psychological Inquiry, 14(1), 1 – 26.

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.