Samen sterk tegen radicalisering: Hoe verbondenheid het verschil kan maken
Eerder dit jaar (juni 2025) waarschuwde OCAD – het Belgische orgaan voor dreigingsanalyse – dat minderjarigen steeds sneller radicaliseren, vooral via online propaganda [1]. Waarom zijn jongeren zo kwetsbaar voor extreem gedachtegoed? Een belangrijke reden blijkt een gebrek aan verbondenheid met anderen te zijn [2]. In ons onderzoek toonden we aan dat zo’n tekort aan verbondenheid samenhangt met meer agressie. Dit creëert een kwetsbare situatie waarin extremistische groepen kunnen inspelen op geïsoleerde en gefrustreerde mensen door hen een hechte gemeenschap te beloven én een manier te bieden om hun agressie te uiten.

Een tekort aan diepe connecties, intimiteit en verbondenheid heeft een grote invloed op het psychologisch welzijn [3]. Zulke tekorten komen vaak voor bij mensen die toetreden tot extremistische groepen [2]. Denk bijvoorbeeld aan de extreemrechtse groepering Proud Boys, waar mannen aangeven eindelijk broederschap te vinden [4], of aan Al Qaida, waarvan de leden vaak migranten zijn die zich niet verbonden voelden met hun gastland en daarom bij een fundamentalistische groep terechtkwamen [2].
In ons onderzoek wilden we nagaan hoe het verband tussen een gebrek aan verbondenheid en extremisme precies werkt. We bevroegen 734 mensen via een vragenlijst. Onze resultaten toonden dat personen met weinig diepe connecties ook vaker agressieve impulsen hadden. Ze gaven aan dat ze in het dagelijks leven sneller agressief reageren, bijvoorbeeld door fysiek geweld te gebruiken bij provocatie. Dit bevestigde een algemeen principe: een gebrek aan verbondenheid kan leiden tot meer agressie [3]. En die verhoogde agressie? Die hing op haar beurt samen met een sterker geloof in extreme ideeën, zoals het idee dat andersdenkenden hun rechten moeten verliezen. Bovendien geloofden mensen met meer agressie vaker dat enkel geweld en illegale acties echte maatschappelijke verandering kunnen brengen.
Deze bevindingen ondersteunen onze hypothese dat een gebrek aan verbondenheid samengaat met meer agressie – twee kernfactoren waarop extremistische groepen kunnen inspelen. Toekomstig onderzoek kan nagaan hoe deze kettingreactie precies werkt, bijvoorbeeld door mensen over langere tijd te volgen en te bekijken of veranderingen in verbondenheid leiden tot veranderingen in agressie en extreem gedachtegoed.
Individuele verschillen
Gelukkig zet niet iedereen met een tekort aan verbondenheid zijn agressie om in extreme ideeën of geweld. Onze resultaten tonen dat er grote individuele verschillen zijn. Mensen die meer zwart-wit denken en geloven in simpele oplossingen voor complexe problemen, gaan sneller akkoord met het idee dat geweld de enige manier is om echte verandering te bereiken. Omgekeerd uiten empathische mensen hun frustratie en agressie minder in extreme ideeën of geweld. Sommige persoonlijkheidskenmerken beschermen dus tegen extremisme, terwijl andere het risico verhogen.
Deradicalisering
Verbondenheid is dus een cruciaal element in radicalisering, maar ook in deradicalisering. Personen die een sterke verbondenheid ervoeren, vertoonden minder agressieve neigingen en waren minder akkoord met extreme ideeën en gewelddadige oplossingen. Dit toont aan hoe belangrijk het is om verbondenheid te bevorderen als middel voor preventie en interventie.
Verschillende deradicaliseringsprogramma’s focussen al op het (her)opbouwen van het sociale netwerk van het individu. Zo betrekt het programma in Saudi-Arabië tijdens de opname de familie, om die band te herstellen. Na vrijlating blijft de familie betrokken, omdat ze de verantwoordelijkheid krijgen over het individu [5]. Op gelijkaardige wijze worden families betrokken in programma’s in Irak, Singapore en Sri Lanka [6, 7, 8]. Al deze programma’s tonen bij deelnemers een laag risico op terugval.
Ons onderzoek benadrukt opnieuw het belang van een aanpak die de oorzaken van radicalisering aanpakt. En vooral: dat we niet mogen vergeten dat ieder mens op zoek is naar verbondenheid. Laten we als samenleving die verantwoordelijkheid opnemen en volop inzetten op verbinding, zodat jongeren die niet hoeven te zoeken bij extreme groeperingen.
Auteur
Milena Waterschoot is doctoraatsbursaal aan de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) van de Universiteit Gent. Haar onderzoekt focust op de relatie tussen uitsluiting en extremisme.
Het bovenstaande onderzoek is gepubliceerd in Motivation and Emotion onder de titel “From relatedness frustration to violent extremism: The mediating role of aggression”. Het artikel kan geraadpleegd worden via deze link.
Referenties
[1] https://vrtnws.be/p.93R3JAd1P
[2] Abrahms, M. (2008). What terrorists really want: Terrorist motives and counterterrorism strategy. International Security, 32(4), 78–105. https://doi.org/10.1162/isec.2008.32.4.78
[3] Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2017). Self-determination theory: Basic psychological needs in motivation, development, and wellness. The Guilford Press.
[4] Kutner, S. (2020). Swiping Right: the Allure of Hyper Masculinity and Cryptofascism for Men Who Join the Proud Boys. Terrorism And Counter-Terrorism Studies. https://doi.org/10.19165/2020.1.03
[5] Boucek, C. (2008). Counter-terrorism from within: Assessing Saudi Arabia’s religious rehabilitation and disengagement programme. RUSI Journal, 153(6), 60–65. https://doi.org/https://doi.org/10.1080/03071840802670106
[6] Angell, A., & Gunaratna, R. (2011). Terrorist rehabilitation: The US experience in Iraq. CRC Press.
[7] Gunaratna, R., & Hassan, M. F. B. M. (2011). Terrorist rehabilitation: The Singapore experience. In L. Rubin & J. J. Gunaratna (Eds.), Terrorist Rehabilitation and Counter-Radicalisation: New Approaches to Counter-terrorism (1st ed.). Taylor and Francis Inc. https://doi.org/10.4324/9780203830482
[8] Hettiarachchi, M. (2013). Sri Lanka’s rehabilitation program: A new frontier in counter terrorism and counter insurgency. PRISM, 4(2), 105–121.



