Browse Tag: survey

Hoe nauwgezet volgt de Vlaming de coronamaatregelen? En waarom?

We worden vandaag geconfronteerd met de coronacrisis, die iedereen in de samenleving voor uitdagingen stelt. De regering nam belangrijke maatregelen om de verspreiding van het virus in te perken. Maar hoe gemotiveerd zijn we om deze maatregelen vol te houden? UGent onderzoekers lanceerden een online vragenlijst, die onder andere peilt naar onze motivatie om de maatregelen te volgen.

Hoe goed volgen we de maatregelen?

De online vragenlijst werd gelanceerd op donderdag 19 maart. Sindsdien vulden meer dan 4000 deelnemers de vragenlijst in. Ongeveer drie kwart van hen zijn vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 42 jaar. Deelnemers geven aan in welke mate ze de vier maatregelen volgen die de regering heeft opgelegd: zoveel mogelijk de handen wassen, fysieke afstand bewaren, je beperken tot essentiële verplaatsingen, en contact met de buitenwereld vermijden. Bijna 80% van deelnemers beweert dat ze zich (bijna) altijd aan alle maatregelen houden. Slechts een vijfde van de deelnemers volgt dus niet alle maatregelen even secuur op. Ook bij hen zijn er weinigen die de maatregelen helemaal niet opvolgen. Oudere deelnemers blijken nauwgezetter te zijn en zich significant meer aan de voorschriften te houden. Ze doen vooral meer aan ‘social distancing’.

Handen wassen blijkt moeilijker dan verwacht

In het algemeen geven deelnemers aan dat het zich beperken tot essentiële verplaatsingen het beste lukt. Verrassend genoeg wordt het wassen van handen, misschien wel de meest eenvoudige en voor de hand liggende maatregel, iets minder nageleefd. Vrouwen wassen hun handen wel iets meer dan mannen. Hoewel het advies om de handen te wassen in absolute zin wel goed wordt opgevolgd, is het misschien minder duidelijk wat het betekent om ‘zoveel mogelijk’ de handen te wassen? Is dat drie, vijf, of tien keer per dag? Doen we dat best op vaste ogenblikken of telkens als we naar buiten zijn geweest? Moet je dat dan ook doen als je niet in de openbare ruimte maar in je eigen tuin bent gegaan? Terwijl een maatregel zoals ‘contact vermijden’ onze dagelijkse routines echt doorbreekt en erg duidelijk is (maximum 1.5 meter), geldt dit iets minder voor het wassen van handen. We deden het vroeger al en het is ook minder duidelijk hoe vaak en wanneer je precies je handen moet wassen.

Sinds donderdag 19 maart werd het volgen van de maatregelen dagelijks in kaart gebracht. Zoals de figuur toont worden de maatregelen goed opgevolgd, maar is er toch een schommelend patroon over de verschillende dagen. Toch is de trend globaal licht positief sinds het begin van de metingen: we worden nog nauwgezetter in het volgen van de maatregelen. Dit is positief nieuws want met de verlenging van de maatregelen zullen we ze nog lang moeten volhouden.

Vrijwillig gemotiveerd of ‘Moetivatie’ ?

Wat verklaart waarom we in groten getale deze opgelegde maatregelen opvolgen, terwijl ze toch een grote inbreuk vormen op onze dagelijkse routines en persoonlijke beslissingsruimte? In de studie worden verschillende types motivatie bevraagd. Deelnemers geven aan dat ze zich vooral vrijwillig schikken naar de maatregelen. Opgelegde maatregelen en toch vrijwillig gemotiveerd zijn? Hoewel het een paradox lijkt, is het dat niet. Deelnemers houden zich vrijwillig aan de maatregelen omdat ze overtuigd zijn van de noodzaak en zinvolheid. Ze beseffen bijvoorbeeld dat ze anders het virus helpen verspreiden en risicogroepen in de problemen brengen. Omdat onze gezondheid in het gedrang is en omdat we met deze maatregelen anderen kunnen helpen zien mensen erg gemakkelijk de relevantie en het persoonlijke belang van de maatregelen.

De drastische maatregelen van de overheid zijn dus voor de meeste mensen perfect legitiem. Vanuit dit besef voelen ze niet aan als een beknotting van onze autonomie maar als een keuze die goed aansluit bij waarden die voor bijna alle mensen van groot belang zijn: gezondheid en altruïsme.

Toch geldt dit niet voor iedereen. Sommigen ervaren externe druk om zich aan de maatregelen te houden. Hun drijfveer om zich aan de maatregelen te houden is vrees voor kritiek of een boete. Het volgen van de maatregelen voelt aan als een verplichting. Vooral alleenstaanden vertonen meer ‘moetivatie’. Het inperken van sociaal contact valt hen vermoedelijk zwaarder in vergelijking met zij die met andere gezinsleden samenwonen. Ze kunnen ook minder afwisselen met anderen (zoals een partner) om taken op te nemen (zoals inkopen doen), waardoor de maatregelen voor hen logischerwijze iets meer als een keurslijf aanvoelen. Het is echter belangrijk om aan te stippen dat ook alleenstaanden in absolute zin de maatregelen goed volgen en globaal vrijwillig ervoor gemotiveerd zijn.

“Het is uitstekend dat de bevolking sterk vrijwillig gemotiveerd is. Deze vrijwillige motivatie voorspelt dat we de maatregelen zullen blijven opvolgen.” (Maarten Vansteenkiste)

Dozijnen studies in de motivatieliteratuur tonen aan dat vrijwillig gemotiveerde leerlingen, werknemers en sporters hun inspanningen langer volhouden. Ze bijten door, zelfs op moeilijke momenten. De jongere generaties kunnen hierbij zich spiegelen aan oudere generaties. De meer vrijwillige motivatie die oudere generaties typeert verklaart immers waarom zij zich meer houden aan de maatregelen.

Ook de evolutie in onze motivatie sinds het begin van de metingen is positief te noemen. Zoals blijkt uit de figuur is onze overtuiging om deze op te volgen het meest uitgesproken type motivatie. Deze vrijwillige motivatie schommelt nauwelijks over de verschillende dagen en blijft stabiel op een hoog peil staan. Moetivatie komt beduidend minder voor en vertoont zelfs een licht dalende trend naarmate de crisis langer duurt. Dit is een gunstige evolutie, want – misschien in tegenstelling tot wat we vaak denken – is externe druk niet de beste motivator om burgers aan te zetten tot duurzame gedragsverandering.

Zelf deelnemen?

Wil jij ook jouw steentje bijdragen aan dit onderzoek? Vul dan deze vragenlijst in. De vragenlijst is volledig anoniem en wordt geschat op 10 minuten. Er wordt gepeild naar je motivatie om de maatregelen te volgen, maar ook naar je mentale gezondheid tijdens de coronacrisis. Alvast bedankt voor je tijd!

Contact

Deze vragenlijst gaat uit van de onderzoeksgroep Ontwikkelingspsychologie van de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de UGent: Maarten Vansteenkiste (0485 50 25 62), Bart Soenens (0491 05 87 69), Branko Vermote, Sofie Morbée, Joachim Waterschoot.

 

Een roze T-shirt of niet? Homo of lesbisch bij de Vlaamse overheid.

De Vlaamse overheid investeert al geruime tijd in een inclusieve werkomgeving met aandacht voor minderheidsgroepen. Daartoe zetten ze de voorbije jaren in op het uitgebreid bevragen van hun werknemers. Recent verzamelden medewerkers van de dienst Diversiteitsbeleid van de Vlaamse overheid gegevens bij meer dan 4.000 werknemers, waarvan 265 zich identificeerden als homo of lesbisch. Onderzoekers van de UGent gingen met deze data aan de slag en besteedden daarbij bijzondere aandacht aan ‘zichtbaarheidsmanagement’: strategieën die holebi’s hanteren om hun seksuele oriëntatie kenbaar te maken (door bv. iets te zeggen over je partner of door te verwijzen naar de gay bar die je vorig weekend bezocht). Hoe open of gesloten zijn ze? Dat was de centrale vraag.

De Vlaamse overheid: een holebivriendelijke werkgever?
De meeste deelnemers aan het onderzoek omschrijven diverse diensten binnen de Vlaamse overheid als een holebi-vriendelijke werkomgeving. Ze geven hun werkomgeving daarbij gemiddeld een score van vier op vijf. Vier op vijf van alle deelnemers geeft ook aan dat ze holebi’s op het werk kennen. Toch tonen sommige gegevens ook aan dat homonegativiteit in bepaalde uitingsvormen vrij courant is: zestig procent geeft aan wel eens grapjes te horen over holebi’s en transgenders op het werk, 28% was getuige van het gebruik van scheldwoorden zoals janet of flikker. Eén op vijf van de deelnemers zegt dat er wel eens wordt geroddeld over holebi collega’s. Ongeveer één op tien van de deelnemers verwijst naar seksueel ongepaste opmerkingen. Verbale intimidatie en fysiek geweld zijn gelukkig eerder zeldzaam (respectievelijk 4% en 0,3%). Onze steekproef was wel niet representatief. Deelnemers boden zich immers vrijwillig aan. Dat maakt dat er bijvoorbeeld meer hoger opgeleiden deelnamen dan lager opgeleiden.

Het belang van rolmodellen of de kracht van het getal?
De studie toont aan dat ‘rolmodellen’ een positieve impact kunnen uitoefenen op holebi werknemers. Zij die holebi collega’s hebben zijn immers meer open over hun seksuele oriëntatie op de werkvloer. Toch is er misschien ook een andere verklaring: size matters? Grotere aantallen van seksuele minderheden op het werk zorgen voor sterkere sociale netwerken, meer sociale steun en sterken individuen in het maken van specifieke persoonlijke keuzes. Verder zien we dat werknemers die in het verleden getuige waren van homonegatieve incidenten, vaker een onderscheid maken tussen privé en werk. Zij zijn wel open over hun seksuele oriëntatie in een vertrouwde maar niet in een professionele omgeving. Verrassend: zij die zelf ooit geconfronteerd werden met homonegativiteit (bv. seksueel ongepaste mopjes of scheldwoorden), bleken meer open te zijn over hun seksuele oriëntatie. Dit toont aan dat openheid ook een zekere kwetsbaarheid met zich meebrengt: als anderen je kunnen herkennen als holebi dan verhoog je ook de kans dat je het mikpunt wordt van homonegativiteit.

Spelen de kenmerken van de job een rol?
De kenmerken van de job kunnen een gevoel van veiligheid geven. Iemand met een vast contract heeft bijvoorbeeld minder te verliezen in vergelijking met iemand met een tijdelijke aanstelling. Voor hen met een vast contract zou het veilig moeten zijn om zich als holebi kenbaar te maken. Het omgekeerde zou gelden voor iemand met een hoge functie (bv. hoger kader of management): zij hebben veel te verliezen op vlak van loon, prestige en autoriteit en nemen dus best niet al te veel risico’s. Deze studie toont echter aan dat geen van beide kenmerken samenging met zichtbaarheidsmanagement van holebi werknemers.

Besluit
Binnen een relatief holebivriendelijke werkomgeving zijn er specifieke factoren (zichtbaarheid van andere holebi’s, homonegatieve ervaringen) die samengaan met zichtbaarheidsmanagement bij holebi’s. Toekomstige studies moeten ook aandacht besteden aan oorzaak-gevolg relaties en streven naar een meer representatief beeld binnen overheden. Ook in andere werkomgevingen, waar men minder inspanningen levert om diversiteit te waarderen en mogelijk te maken, is er nood aan meer kennis.

Bron
Dewaele, A., Van Houtte, M., Buysse, A., Lyubayeva, A.,Trippas, M., and Baeken, A. (2019). What Predicts Visibility Management at Work? A Study of Gay, Lesbian, and Bisexual Flemish Government Employees. Psychologica Belgica, 59, 1, 78–95.