Browse Tag: politiek

De ironie van de politieke cynicus? De kloof tussen democratische principes en de praktijk

“Het zijn allemaal zakkenvullers, die politici!” Of er waarheid schuilt in deze uitspraak laat ik in het midden, maar het valt niet te ontkennen dat dit soort opvattingen helaas wijdverspreid zijn in onze huidige democratie. Steeds meer burgers geloven dat politici niet te vertrouwen zijn en slechts hun eigen belangen nastreven. Dit toenemende wantrouwen duidt op een stijging van politiek cynisme: mensen worden kritischer over de intenties en integriteit van hun leiders en twijfelen in toenemende mate aan hun eerlijkheid.

Cijfers van Statistiek Vlaanderen benadrukken dit fenomeen. Ze tonen aan dat veel politieke instellingen te maken hebben met een diepgeworteld vertrouwensprobleem: de federale regering geniet slechts 12% vertrouwen, het federaal parlement 13%, en de Vlaamse regering 15%, terwijl politieke partijen met een schamele 4% het allerlaagst scoren [1]. Het huidige systeem van representatieve democratie, waarin burgers periodiek hun vertegenwoordigers mogen kiezen, lijkt in dat opzicht baat te hebben bij vernieuwing.

Onder meer om de kloof tussen de overheid en het volk te verkleinen, experimenteren overheden daarom steeds vaker met vormen van directe democratie, zoals volksraadplegingen of referenda [2]. In tegenstelling tot traditionele verkiezingen, waarbij politici namens de burgers beslissen, geven referenda mensen zelf de mogelijkheid om direct over beleidskwesties te stemmen. Dit gebeurt in België vooral op lokaal niveau, in steden zoals Kortrijk, Tongeren of Gent, waar inwoners gevraagd worden om te stemmen over allerlei zaken zoals betaalbaar wonen, stadsontwikkeling, milieuplannen of fusies [3].


Eerder onderzoek toont aan dat burgers over het algemeen positief staan tegenover dergelijke beslissingsmethodes die burgers ‘meer inspraak’ geven [4]. Bindende referenda, waarbij de overheid verplicht is de uitslag te volgen, zijn vooral aantrekkelijk bij politiek cynische burgers, omdat deze referenda hen in theorie de mogelijkheid geven om de macht van politieke elites te omzeilen en zelf beslissingen te nemen. Of cynici in de praktijk ook fans zijn, wanneer referendums een concrete invulling krijgen, blijft echter een belangrijke vraag. Om deze relatie beter te begrijpen, onderzochten we eerst de algemene houding van politieke cynici ten opzichte van referenda als democratische principe, en daarna hun daadwerkelijke reacties wanneer ze de kans krijgen om eraan deel te nemen in de praktijk.

De kloof tussen democratisch ideaal en praktijk
In een eerste fase van ons onderzoek vroegen we aan een representatieve groep van 2,205 Vlaamse burgers wat hun mening is ten opzichte van de meest gebruikte participatieve instrumenten in lokale besturen. Naast de klassieke verkiezingen omvatte de vragenlijst ook meer innovatieve besluitvormingsinstrumenten, zoals burgerpanels, burgerbudgetten, en met speciale aandacht voor (bindende) referenda.


We identificeerden politieke cynici op basis van hun reacties op stellingen zoals “De meeste politici zitten enkel in de politiek om er persoonlijk voordeel uit te halen.” of “Politici praten veel, maar doen weinig om de echte problemen van het land aan te pakken.” Vervolgens onderzochten we in welke mate deze cynici positiever of negatiever stonden tegenover het gebruik van bindende referenda. Zoals verwacht, toonden de resultaten aan dat politiek cynici over het algemeen positiever zijn over het idee van bindende referenda dan niet-cynici.

In de praktijk blijkt deze positieve relatie echter minder eenduidig. Om te onderzoeken wat referendums daadwerkelijk teweegbrengen bij politieke cynici, kozen we de stad Kortrijk als casestudie. Kortrijk is bijzonder interessant omdat de stad tussen 2019 en 2022 drie digitale referenda organiseerde. Hoewel wettelijk niet-bindend, had de lokale overheid de bevolking beloofd de resultaten als ‘moreel bindend’ te beschouwen op voorwaarde dat er aan bepaalde opkomst- en winstmargedrempels werd voldaan.

De referenda behandelden uiteenlopende onderwerpen: het autovrij maken van het stadscentrum één zondag per maand (2019), de keuze tussen twee kunstwerken voor het stadsplein (2021), en maatregelen voor een schone stad, zoals strengere boetes voor zwerfafval (2022).

In de zomer van 2023 deden we een gerichte bevraging bij inwoners van de stad Kortrijk over hun ervaringen met en attitudes tegenover deze referenda. Hoewel de algemene perceptie bij de bevraagde groep positief was, bleek ironisch genoeg dat de meest politiek cynische respondenten net negatiever waren over deze specifieke referenda en ook minder deel hadden genomen dan hun niet-cynische medeburgers [6]. De verklaring hiervoor – althans in deze specifieke case – lijkt te maken te hebben met ontevredenheid over de onderwerpen van de referenda. We vonden namelijk dat politieke cynici de onderwerpen als minder relevant of belangrijk percipieerden dan inwoners die minder cynisch stonden tegenover de politiek.


‘Goed doen’ voor de politieke cynicus: hoe moet het dan wel?
Onze bevindingen onthullen een opvallende kloof tussen de uitgesproken steun van politieke cynici voor referenda en hun daadwerkelijke steun en betrokkenheid wanneer zulke instrumenten worden ingezet. Dit roept de vraag op of hun steun wel echt is, of slechts holle woorden zijn. Net zoals mensen vaak principieel voorstander zijn van abstracte idealen zoals vrijheid van meningsuiting, maar terughoudend worden als het hen persoonlijk raakt [7], kunnen cynici referenda toejuichen als een uitlaatklep voor onvrede zonder echt overtuigd te zijn van hun meerwaarde.

Een andere, meer constructieve verklaring kan zijn dat politieke cynici hun steun voor referenda alleen geven onder specifieke voorwaarden. Gerelateerd onderzoek suggereert inderdaad dat de steun voor referenda niet stabiel is, maar eerder afhangt van de context, het onderwerp en de verwachte uitkomsten [8]. Deze selectiviteit is in het geval van Kortrijk vooral zichtbaar bij politieke cynici: als referenda over in hun ogen “irrelevante” onderwerpen gaan, leidt dit net tot meer afstand eerder dan tot meer betrokkenheid.

Het succes van referenda, met name bij burgers die het geloof in de politiek verloren zijn, hangt dus in belangrijke mate af van de strategische keuze van onderwerpen die er echt toe doen. Een mogelijke strategie hierbij is om burgers ook te betrekken bij het bepalen van de referendumonderwerpen zelf. Op die manier groeit het draagvlak en verkleint de kans dat cynische gevoelens over politici en het politieke systeem zich vertalen naar cynisme over de onderwerpen zelf.

Conclusie
Onze bevindingen tonen aan dat referenda in Vlaanderen geen vanzelfsprekende oplossing zullen vormen voor politiek cynisme. Hoewel cynische burgers in theorie wel achter referenda staan, wordt hun daadwerkelijke betrokkenheid sterk bepaald door hoe relevant de onderwerpen voor hen zijn. Om de kloof tussen burgers en politiek te dichten, is het dus belangrijk om te onthouden dat niet alleen het middel (zoals referenda), maar ook de inhoud (het onderwerp) van cruciaal belang is om verdere vervreemding van bepaalde groepen burgers te voorkomen. Een boodschap die misschien des te relevanter wordt nu de lokale verkiezingen in Vlaanderen dichterbij komen.

Auteur

Ruben Van Severen is doctoraatsbursaal aan de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) van de Universiteit Gent. Zijn onderzoek maakt deel uit van een grootschalig onderzoeksproject in Vlaanderen naar democratische vernieuwingen op het lokaal niveau. Voor meer info: https://participatievedemocratie.be/.

Referenties

  1. Statistiek Vlaanderen (15 maart, 2024). Vertrouwen in instellingen. Vlaanderen.be. Geraadpleegd op 9 september 2024, van https://www.vlaanderen.be/statistiek-vlaanderen/relatie-overheid-en-burger/vertrouwen-in-instellingen
  2. Elstub, S., & Escobar, O. (2019). Defining and typologising democratic innovations. Handbook of democratic innovation and governance, 11-31.
  3. Het Nieuwsblad (07/08/2023). Meer dan 200.000 Vlamingen mogen volgende maand naar de stembus voordat het te laat is. https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20230807_92631852
  4. Bowler, S., Donovan, T., & Karp, J. A. (2007). Enraged or engaged? Preferences for direct citizen participation in affluent democracies. Political Research Quarterly, 60(3), 351-362.
  5. Het Laatste Nieuws (03/10/19). Vlaams Belang start campagne en petitie tegen maandelijkse autovrije zondag in Kortrijk. https://www.hln.be/kortrijk/vlaams-belang-start-campagne-en-petitie-tegen-maandelijkse-autovrije-zondag-in-kortrijk~a8ce2339/
  6. Van Severen, R., Haesevoets, T., Roets, A. (2024). The Irony of the Political Cynic? Perceptions of Referendums in Principle Versus in Practice. [Manuscript under review]
  7. Lindner, N. M., & Nosek, B. A. (2009). Alienable speech: Ideological variations in the application of free‐speech principles. Political Psychology, 30(1), 67-92.
  8. Werner, H. (2020). If I’ll win it, I want it: The role of instrumental considerations in explaining public support for referendums. European Journal of Political Research, 59(2), 312-330.
 

Is politiek rechts ook “woke” geworden?

Gevraagd naar zijn mening over het Europese migratiepact, maakte Bart De Wever (N-VA) zich onlangs in de Terzake studio druk over de “nefaste gevolgen van migratie op het sociale weefsel in België” (1). Zo vond de politicus onder andere dat door migratie “culturele denkbeelden geïmporteerd worden waar de mensen zich niet in herkennen”, en ter illustratie van deze stelling voerde hij aan dat “België plotseling terug geconfronteerd wordt met homofobie – een zaak waarvan we dachten dat die achter ons lag” (1).

Dat net de N-VA voorzitter zich zorgen maakt over het lot van de lgbtqia+ gemeenschap in België is een opmerkelijke démarche, temeer omdat hij enkele jaren geleden nog een vurige tegenstander was van het dragen van regenboogshirts door het stadspersoneel aan de Antwerpse loketten (2). Bovendien staat De Wever aan het hoofd van een partij die op zijn minst een ietwat dubieuze houding ten opzichte van homoseksualiteit kan aangewreven worden. Zo zijn er getuigenissen van ex-leden over homofobe gedragingen en uitlatingen binnen de N-VA (3-5), neemt de partij in ethische dossiers omtrent homoseksualiteit consequent conservatieve standpunten in (6), en recentelijk nog blokkeerde de N-VA fractie de invoering van een regenboogzebrapad in Schilde (7).

De evolutie van Dewinter

Ook in het discours van die andere (uiterst) rechtse partij, het Vlaams Belang, waait dezer dagen een nieuwe wind over deze kwesties. In het (niet eens zo verre) verleden schilderde Antwerps boegbeeld Filip Dewinter homoseksualiteit nog af als een “modeverschijnsel” (8), sprak hij zich uit tegen het homohuwelijk (8), nam hij deel aan een mars die een verbod op de Gay Pride parade eiste (9), en stelde hij homoseksualiteit voor als belangrijkste ‘oorzaak’ van HIV (10). Maar anno 2023 slaat de Vlaams Belanger een heel andere toon aan. Zo beweert hij “geëvolueerd” te zijn, en luidt zijn huidige standpunt dat “de staat zich niet met seksualiteit moet moeien” – zelfs met het homohuwelijk schijnt hij geen probleem meer te hebben (7).
En recent nog onderstreepte Dewinter zijn steun voor de homorechten door op Twitter (X) een wereldkaart te publiceren met een overzicht van alle landen waar homoseksualiteit gecriminaliseerd wordt (11). Niet geheel onverwacht merkte de politicus hierbij op dat zowat alle landen waar homo’s de doodstraf kunnen krijgen “Islam-landen” zijn (sic).

Homo – en femo-nationalisme als rechtse stok

Dit noopt tot de vraag: gaat het hier om oprechte gevallen van inkeer en berouw, of is er meer aan de hand? Mogelijks kan recent onderzoek van James Johnson en collega’s (12) duidelijkheid scheppen. In hun studie, die recent aanvaard werd voor publicatie door het vakblad Psychology of Violence, bekeken de onderzoekers de reacties van rechts-nationalistische zielen door de loep van het femo- en homo-nationalisme. Deze theorie stelt dat hedendaagse westerse nationalistische actoren de neiging hebben om zich onterecht progressief voor te doen op het vlak van vrouwen- en homorechten om zo xenofobe ideeën te propageren (13). Met andere woorden, rechtse partijen zouden dus bezorgdheid “veinzen” voor onderdrukte groepen zoals vrouwen en homo’s, en die aanwenden om politieke tegenstanders (e.g., niet-Europese migranten, moslims) aan te vallen en hen een negatieve houding ten opzichte van vrouwen en homo’s te kunnen verwijten. Kort samengevat, de huidige trend van rechtse sympathie voor onderdrukte groepen zou grotendeels onoprecht zijn en enkel de eigen politieke agenda dienen.

Om femo-nationalisme empirisch te onderzoeken, legden Johnson en zijn team aan hun (Europese) participanten een beschrijving voor van een vermeend geval van seksuele agressie. In een fictief krantenartikel lazen de participanten dat een jonge mannelijke universiteitsstudent betrokken was geweest bij een vermeende aanranding van een jonge vrouwelijke universiteitsstudente. Beide partijen gaven hun versie van de feiten: de man hield vol dat het om seks met instemming ging, terwijl de vrouw aanvoerde dat ze duidelijk te kennen had gegeven dat ze niet verder wilde gaan, maar dat de man tegen haar wil toch had doorgezet.

Sympathie voor het slachtoffer als dekmantel voor vooroordelen

Cruciaal detail: in deze studie manipuleerden de onderzoekers de etniciteit van de vermeende dader. De ene groep participanten kreeg te horen dat de dader een zwarte man was, terwijl de andere groep vernam dat de dader een witte man was. Ook peilden Johnson en collega’s naar rechtse, nationalistische denkbeelden bij hun participanten. Zij lieten hen namelijk een vragenlijst invullen die peilde naar witte raciale identificatie, i.e., de mate waarin de participanten trots waren op hun witte raciale achtergrond.

Ten eerste bleek uit de studie dat “de mens achter het slachtoffer zien” en aandacht hebben voor haar mensenrechten (i.e., “humanisatie” in het vakjargon) een sterke rol speelde in het hele verhaal. Hoe meer participanten het slachtoffer humaniseerden, hoe meer zij geneigd waren om in te stemmen met een mogelijke universitaire schorsing van de dader en het ondernemen van gerechtelijke stappen.

Belangrijker echter, is dat dit zogenoemde humanisatie effect context-afhankelijk was bij rechtse mensen, i.e., zij die buitensporig trots waren op hun witte raciale achtergrond, in dezelfde mate als dat typisch het geval is bij aanhangers van rechtse en uiterst rechtse partijen). Uit de studie bleek namelijk ook dat bij deze groep humanisatie van het slachtoffer enkel een voorkeur voor strengere bestraffing voorspelde wanneer de vermeende dader zwart was. Wanneer de dader wit was, werd er echter geen link gevonden tussen humanisatie en een sterkere roep om bestraffing.

Meten met twee gewichten

Maar waarom leidt aandacht hebben voor de rechten van een slachtoffer in de ene situatie wel, en in de andere situatie niet tot een negatieve houding ten opzichte van de dader bij rechtse mensen? De onderzoekers verklaarden deze ogenschijnlijke paradox door erop te wijzen dat de steun voor het slachtoffer mogelijks onoprecht was, en enkel werd aangewend wanneer het de participanten uitkwam. Wanneer het om een politieke tegenstander ging (een zwarte man), dan pleitten rechtse participanten voor een streng optreden tegen de vermeende dader en rapporteerden zij een grotere steun voor de rechten van de vrouw als motivatie voor die strenge aanpak. Was de dader een witte man, dan waren rechtse participanten heel wat minder begaan met de rechten van het slachtoffer en gebruikten zij humanisatie van het slachtoffer ook niet als “excuus” om een strenge aanpak van de dader te rechtvaardigen.

Op het eerste gezicht stroken de resultaten van het onderzoek van Johnson en collega’s dus met de uitgangspunten van het femo-nationalisme: rechtse participanten vertonen enkel een grote bezorgdheid om vrouwenrechten wanneer het hen goed uitkomt, i.e., wanneer zij die als een spreekwoordelijke ‘stok’ kunnen gebruiken om een politieke tegenstander te ‘slaan’.

Hierbij moeten we nog vermelden dat er tot op heden nog geen vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd werd waarbij het slachtoffer een homoseksuele (versus een heteroseksuele) man was. Zonder eenduidige data over de reacties van rechtse mensen op de negatieve behandeling van deze onderdrukte groep kunnen we dus geen uitspraken doen of ook homo-nationalisme effectief leeft in rechtse kringen, en blijft het momenteel bijgevolg gissen naar de intenties van De Wever, Dewinter en politiek gelijkgezinden. In de jaren na de verkiezingen van 2024 zal ongetwijfeld duidelijk worden of de nieuwbakken bezorgdheid van (extreem-) rechtse politici over lgbtqia+ rechten getuigt van voortschrijdend inzicht – of zelfs “wokeness” (!), dan wel een beredeneerde en goed verborgen manifestatie van homo-nationalisme is.

Auteur
Kim Dierckx werkt als doctor-assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen; Universiteit Gent) en is als onderzoeker ook verbonden aan het interdisciplinaire Centrum voor de Sociale Studie van Migratie en Vluchten (CESSMIR). In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.

James Johnson, PhD, is als sociaal psycholoog verbonden aan de Weber Group, en woont en werkt in Fiji. Zijn onderzoek spitst zich toe op in interpersoonlijke conflicten en alle vormen van stereotypen tussen groepen en binnen groepen.

Bronnen

(1) VRT news (2023, december 23). https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2023/12/23/podcast-de-afspraak-op-vrijdag-met-bart-de-wever-isolde-van-d/
(2) De Standaard (2013, februari 4). De Wever: ‘Ik vrees dat ik nog anderhalf jaar door hel moet’. https://www.standaard.be/cnt/dmf20130204_025
(3) Gazet van Antwerpen (2011, augustus 22). “Homohaat en Roze Leeuwen binnen N-VA” https://www.gva.be/cnt/aid1071649
(4) Het Laatste Nieuws (2022, augustus 22). Gemeenteraadslid stapt uit Jong N-VA: “Contacten met notoire homohaters waren voor mij de druppel”. https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20220822_94063105
(5) Knack (2020, december 3). ‘Ook in Vlaanderen moeten we waakzaam zijn voor homofobie’. https://www.knack.be/nieuws/ook-in-vlaanderen-moeten-we-waakzaam-zijn-voor-homofobie/
(6) De Morgen (2019, maart 19). N-VA is ethisch conservatiever dan de rest: “Alle partijen stappen mee in Gay Pride, maar dat is vooral marketing”. https://www.demorgen.be/nieuws/n-va-is-ethisch-conservatiever-dan-de-rest-alle-partijen-stappen-mee-in-gay-pride-maar-dat-is-vooral-marketing~b84a6006/
(7) De Standaard (2023, december 30). Wel of geen regenboogpad in Schilde? Klein symbool ontketent een hoop ophef. https://www.standaard.be/cnt/dmf20231229_96721471
(8) De Zondag (2019, september 1). De opmerkelijke verrijzenis van Filip Dewinter, boegbeeld van Vlaams Belang: “Ik heb fouten gemaakt. Maar ik excuseer mij voor niets.” https://www.dezondag.be/actua/filipdewinter/
(9) Blokbuster (2021, maart 13). Het Vlaams Belang is een verzamelplaats van homofobie. https://www.blokbuster.be/?p=14096
(10) YouTube (2011, januari 9). https://www.youtube.com/watch?v=U7fOEvs8c4M&ab_channel=forcaFlandria
(11) Twitter (2021, Maart 21). https://twitter.com/FDW_VB/status/1373662358808240130
(12) Johnson, J.D., Malamuth, N., Huppin, M., Pacillli, M.G., Dierckx, K., & Pagliaro, S. (2023). Strongly Identified White Europeans’ Humanization of the Complainant Predicts Elevated Punishment for a Black but not White University Student Accused of Sexual Assault. Accepted for publication in Psychology of Violence.
(13) Farris, S. R. (2017). In the name of women’s rights. Duke University Press.


 

Burgers wensen inspraak (maar ook weer niet te veel)

De komende maanden worden we overspoeld door een golf aan volksraadplegingen [1]. In onder meer Tongeren, Borsbeek, Zwijndrecht en Gent kan de burger zijn licht laten schijnen over een bont allegaartje aan lokale kwesties, gaande van sociaal woonbeleid tot fusieplannen [2]. Enkele politici tonen zich alvast koele minnaars van deze initiatieven tot burgerinspraak. Zo vraagt Christophe Peeters zich luidop af of “volksraadplegingen wel het ‘juiste instrument’ zijn voor complexe beleidsdomeinen” [1], de Gentse burgervader Mathias De Clercq (Open VLD) benadrukt dat het toch vooral aan de overheid (en niet de burger) is om te beslissen en dat hij zich “niet zullen laten binden door het resultaat” [3], en Walter Kiebooms (N-VA) betoogt dat (in tegenstelling tot de burger) “de gemeenteraden… beslissen op basis van feiten en cijfers, niet op basis van emotie” [4].

Met bovenstaande argumenten drukken de heren politici niet alleen een laag vertrouwen uit in de kiezers die zij vertegenwoordigen, ze gaan er bovendien ook mee voorbij aan recente wetenschappelijke inzichten. Uit onderzoek van Tessa Haesevoets en collega’s [5], dat recent werd gepubliceerd in het vakblad Nature Scientific Reports, blijkt namelijk dat de burger helemaal geen inspraak geven in lokale kwesties als zeer negatief wordt ervaren door een meerderheid van het kiespubliek. Haesevoets en co vroegen aan 1,470 kiesgerechtigde volwassenen wat volgens hen de meest optimale balans is tussen het klassieke representatieve model (waarin democratisch verkozen politici beslissen over beleidstopics) en burgers inspraak geven. In een reeks van vijf studies vonden de onderzoekers consistent dat, gemiddeld gezien, mensen een sterke preferentie vertonen voor een “50-50” model, waarbij burgers en overheid samen beslissen en het oordeel van politici even zwaar doorweegt als het oordeel van de burger. Het is opmerkelijk dat deze preferentie voor een “50-50” democratie in elke studie maar boven kwam, ongeacht de gebruikte methodologie (open vragen, experiment, survey studie) en het type lokale kwestie (een oud gebouw een nieuwe bestemming geven, het her-aanleggen van een gevaarlijk kruispunt, de ontwikkeling van sportfaciliteiten, en de inplanting van een winkelcentrum).

Wat bovenstaande resultaten dus lijken aan te tonen, is dat de burger zelf van mening is dat het oude “representatieve” democratische model op de schop mag. Want, zo beargumenteren Haesevoets en collega’s, in feite kan de “pure” representatieve democratie (i.e., een “100-0” model, waarbij burgers politici verkiezen die dan 100% beslissingsrecht hebben) minder dan 5% van de ondervraagden bekoren. Meer zelfs, over het algemeen geven kiezers aan dat hun ideale democratische systeem een mix is van klassieke representatieve en meer “directe” democratie, waarbij politici en burgers samen beslissen en geen van beide partijen een stem krijgt die sterker doorweegt in het uiteindelijke oordeel. Deze gebalanceerde “50-50” mix van representatieve en directe elementen in het politieke systeem gaat dus nog veel verder dan de inspraak waarvan sprake is bij een volksraadpleging.

De onderzoekers maken zelf wel enkele kanttekeningen bij hun studies. Ten eerste bevroegen zij enkel inwoners van het Verenigd Koninkrijk, en het is niet geheel duidelijk in welke mate de resultaten ook van toepassing zijn op de Belgische context. Ten tweede vonden de onderzoekers ook dat er achter de gemiddelde preferentie voor een “50-50” systeem enige variatie schuilgaat. Zo identificeerden zij een subgroep van participanten (ongeveer een kwart van de ondervraagden) die een iets “representatiever” model aanhingen, namelijk een “70-30” model waarbij burgers en overheid wel samen beslissen, maar het oordeel van politici zwaarder doorweegt dan het oordeel van de burger (in een verhouding van 70 tegen 30).

Opnieuw is het belangrijk om hierbij te vermelden dat de groep participante die het “50-50” model prefereerde bij uitstek de grootste was (ruim de helft van de ondervraagden), en dat geen enkele participant in de meer representatieve cluster een voorkeur vertoonde voor het huidige democratische systeem (i.e., het “100-0” model). Bovendien gaf een kwart van de ondervraagden aan dat zij een “50-50” model nog niet verregaand genoeg vonden. Deze subgroep pleitte zelfs voor een “30-70” model! (i.e., waarbij burgers en overheid wel samen beslissen, maar het oordeel van burgers zwaarder doorweegt dan het oordeel van politici)

In ieder geval lijkt het dus naïef om te veronderstellen dat burgers anno 2023 zich tevreden zullen blijven stellen met (niet-bindende) volksraadplegingen. Meer nog, de uitgesproken voorkeur van Mathias De Clercq en co voor het huidige democratische systeem vindt zo goed als geen enkele weerklank bij de bevolking. Dit blijkt niet alleen uit het onderzoek van Haesevoets en collega’s, maar wordt ook weerspiegeld in recente peilingen die een dalende trend in het vertrouwen in de Belgische democratie signaleren [6,7]. We kunnen de heren en dames politici dus alleen maar ten sterkste adviseren om hun visie op burgerinspraak te herzien en te pleiten voor een 21e-eeuws ‘hybride’ beslissingsmodel dat zowel klassieke representatieve als meer hedendaagse directe participatieve elementen omvat, willen zij hun kiezers niet zien afdruipen naar antidemocratischere alternatieven.

Auteurs

Tessa Haesevoets is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) en de Vakgroep Bestuurskunde en Publiek Management (Faculteit Economie en Bedrijfskunde) van de Universiteit Gent. Tijdens haar doctoraat onderzocht ze welke strategieën effectief kunnen zijn om gebroken vertrouwen terug te herstellen. Haar huidig onderzoek spitst zich toe op de veranderende lokale democratie.

Kim Dierckx is als assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) verbonden aan de Universiteit Gent. In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.

Referenties
[1] Het Nieuwsblad (07/08/2023). Meer dan 200.000 Vlamingen mogen volgende maand naar de stembus voordat het te laat is. https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20230807_92631852
[2] De Standaard (07/08/2023). Meer dan 200.000 Vlamingen mogen volgende maand naar de stembus. https://www.standaard.be/cnt/dmf20230806_97281655
[3] Het Nieuwsblad (27/06/2023). Uitslag van volksraadpleging in Gent zal niet bindend zijn: “Waarom verzetten jullie zich?” https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20230627_97086977
[4] De Standaard (07/08/2023). Volksraadplegingen? Liever niet, zeggen gemeentebesturen. https://www.standaard.be/cnt/dmf20230806_97271468
[5] Haesevoets, T., Roets, A., Van Severen, R., Dierckx, K., & Verschuere, B. (2023). The public’s preferred level of involvement in local policy-making. Scientific Reports, 13(1), 7146. https://doi.org/10.1038/s41598-023-34282-w
[6] De Standaard (11/05/2023). De grafieken die de politiek zorgen moeten baren: ‘Burgers trekken rode kaart’. https://www.standaard.be/cnt/dmf20230510_97449136
[7] De Standaard (11/05/2023). SOS politiek: een op de drie Vlaamse kiezers vindt België geen democratie. https://www.standaard.be/cnt/dmf20230510_95919372

 

Woken is werken

NVA-voorzitter Bart De Wever heeft er een nieuwe hashtag lifegoal bij. In zijn zopas verschenen boek Over Woke gaat de partijvoorzitter tekeer tegen wat hij “banaal wokisme” noemt [1]. Volgens De Wever is woke een “sluipend gif” dat onze Belgische samenleving langzaamaan ziek maakt [2], een “zelfvernietigingsoorlog georganiseerd door de intellectuele elite”, die mensen tegen elkaar opzet eerder dan de agenda van onderdrukte minderheden te dienen [3]. Om te bewijzen dat het hier echt wel om een acuut probleem gaat en dat het hem menens is, zal de politicus binnenkort het land doortrekken om zo zijn boek verder onder de aandacht te brengen – te beginnen bij onze universiteiten, want, dixit De Wever, “de vis rot aan de kop” [1].

Woke: where is the evidence?
Het idee dat woke polarizeert en bruggen verbrandt eerder dan ze te bouwen is niet nieuw [4-7]. Helaas zijn deze pleidooien uitsluitend gebaseerd op filosofische en ideologische argumenten. Er is immers, bij ons weten, geen gegronde psychologische literatuur voorhanden over woke denken en de reacties die het uitlokt. Het blijft momenteel dus gissen of Bart De Wever ons met zijn kruistocht echt zal behoeden voor Amerikaanse toestanden dan wel of de man overkomt als de spreekwoordelijke vis die hij in de bovenstaande metafoor opvoert.

Een tipje van de sluier
Wat zegt de wetenschappelijke literatuur dan wel over woke? Onderzoek dat recent verscheen in de Journal of Interpersonal Violence [8] licht alvast een tipje van de sluier op. De studie, uitgevoerd door door onderzoekers uit Australië en de VS, in samenwerking met onderzoekers van de Universiteit Gent, nam de reacties van mensen op geweld tegen minderheden – een woke thema bij uitstek – onder de loep.

Uitgangspunt van het onderzoek was de sterke stijging van gewelddadige aanvallen op mensen van Aziatische afkomst sedert het begin van de Covid-19 gezondheidsscrisis [9-10]. Voortbouwend op het idee dat alleen een klimaat van maatschappelijke nultolerantie een effectief antwoord kan bieden op dergelijke uitwassen, onderzochten de auteurs van het artikel welke factoren empathie voor de slachtoffers van zulks geweld kunnen bevorderen – en dus een voorkeur voor een strengere bestraffing –, en welke factoren deze kunnen ondermijnen.

In hun sociaalpsychologisch experimenten lieten de onderzoekers telkens hun participanten een krantenartikel lezen over een geweldpleging op een Chinese man door een witte aanvaller. Cruciaal bij dit onderzoek was dat er ook een vragenlijst werd afgenomen naar psychosociale stress, i.e., de mate waarin de participanten zelf psychisch en sociaal geleden hadden door Covid-19 (i.e., verlies van hoop, optimisme en motivatie) en daar stress van hadden ondervonden.

Hoe linkser, hoe meer “banaal wokisme”?
Zoals verwacht, bleken de reacties van de deelnemers gekleurd door hun politieke ideologie: hoe hoger mensen scoorden op rechts-autoritaire trekken, hoe minder empathie zij vertoonden voor het slachtoffer en hoe minder zij ervan overtuigd waren dat het hier om een zogenaamde “hate crime” ging. Deze reacties hingen ook samen met een verminderde roep om een strenge bestraffing van de dader bij rechtse mensen. Op zich een intuïtieve bevinding.

Interessanter echter, was wat er zich aan het andere einde van het politieke spectrum voltrok. Uit de resultaten bleek namelijk ook dat de empathische reacties van linkse participanten (i.e., zij die laag scoorden op rechts-autoritaire trekken) erg afhankelijk waren van de mate waarin zij psychosociale stress ervoeren. Bij proefpersonen die lage stressniveaus rapporteerden, werd de te verwachten link gevonden tussen politieke ideologie en wat je “woke” gedrag zou kunnen noemen: hoe linkser men zichzelf voorstelde, hoe groter de gerapporteerde sensitiviteit ten opzichte van het lijden van het Chinese slachtoffer was (i.e., hogere gerapporteerde empathie, sterkere overtuiging dat het om een hate crime ging en luidere roep om een strenge bestraffing).

Echter, bij mensen met hoge mate van stressniveaus was deze link tussen politieke ideologie en sensitiviteit ten opzichte van het lijden van het slachtoffer volledig afwezig. Met andere woorden, bij hoge niveaus van psychosociale stress werd er geen verschil gevonden tussen de reacties van linkse en rechtse mensen. Meer nog, linkse participanten met hoge stressniveaus reageerden even onverschillig ten opzichte van het lijden van de arme Chinese man als hun rechtse tegenhangers.

Psychosociale stress als “tegengif” voor woke
Moraal van het verhaal? In wezen tonen de resultaten aan dat “woke mensen” alleen woke zijn als ze niet onder stress staan. Als ze moeilijkere tijden doormaken, gedragen ze zich eerder als “niet-woke mensen”. Met andere woorden, woke denken vereist niet alleen motivatie maar ook capaciteit (om zich te kunnen inleven, om stereotypes te onderdrukken, etc.).

Kort samengevat kunnen we dus stellen dat “woken” hard werken is, en dat persoonlijke en omgevingsfactoren bepalen of mensen het kunnen opbrengen om woke te redeneren en te handelen. Misschien ligt de verklaring voor Bart De Wevers uitgesproken afkeer voor woke als “culturele zelfvernietiging” dus wel in de hevige psychosociale stress die de man ervaart als burgemeester van ’t Stad en ’s lands meest drukbevraagde politicus? We kunnen alleen maar raden…

Auteur

Kim Dierckx is als assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) verbonden aan de Universiteit Gent. In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.

James Johnson, PhD, is als sociaal psycholoog verbonden aan de Weber Group, en woont en werkt in Fiji. Zijn onderzoek spitst zich toe op in interpersoonlijke conflicten en alle vormen van stereotypen tussen groepen en binnen groepen.

Referenties
[1] ‘Woke dreigt de samenleving aan de rand van een burgeroorlog te brengen, op z’n Amerikaans’. De Standaard, zaterdag 4 maart 2023
[2] ‘Bart De Wever richt pijlen op woke: “Het dreigt onze samenleving naar de rand van een burgeroorlog te brengen”’. Het Nieuwsblad, vrijdag 3 maart 2023
[3] https://www.standaardboekhandel.be/p/over-woke-9789072201720
[4] Van Dijk (2022). Nieuwe strijd voor emancipatie. www.bazarow.com
[5] ‘Over veilige bubbels en censuur’. De Standaard, zaterdag 25 februari 2023]
[6] ‘Mia Doornaert en Dyab Abou Jahjah: ‘Gelukkig blijven we in Vlaanderen gespaard van de grootste woke-waanzin’’’. Knack, 13 juli 2022
[7] Weyns, W. (2022). Wie, wat, woke? Uitgever: Pelckmans
[8] Johnson, .J., Sattler, D., Van Hiel, A., Dierckx, K. , Luo, S., & Vezzali, L. (2022). Violent assault on a Chinese man: COVID-19 psychosocial resource loss diminishes right-wing authoritarianism variability in societal reactions. Journal of Interpersonal Violence. https://doi.org/10.1177/08862605221123301

 

Waarom zwarte senatoren niet per se pro immigratie zijn

Dit is het levensverhaal van Toni, inwoner van het Italiaanse Spirano en directeur van een klein IT-bedrijfje. In 1993 trok Toni de lokale politiek in en werd gemeenteraadslid in zijn dorp voor de Lega Nord, de beruchte Italiaanse uiterst-rechtse anti-immigratie partij. Partijleider Matteo Salvini zelf droeg hem meer dan een decennium later aan om de harde lijn van de partij inzake migratie te mee te helpen uitzetten, en voerde hem in 2014 ook op als senator. Sindsdien kom je hem regelmatig tegen op partijbijeenkomsten met een grote affiche met daarop “STOP DE INVASIE”. O ja, belangrijk detail: senator Toni is zwart, en zelf afkomstig uit Nigeria [1].

Neen tegen de kinderen van buitenlanders
De volledige naam van Toni is namelijk Toni Chike Iwobi; en hij werd geboren op 26 april 1955 in het Nigeriaanse Gusau. In de jaren 70 trok hij naar Italië om er te studeren, maar bleef er uiteindelijk hangen. Hij richtte er een bedrijf op, stichtte er een gezin, en verwierf uiteindelijk ook de Italiaanse nationaliteit. En, last but not least, sinds 1993 is hij dus een uithangbord voor de Lega Nord en zelf ook niet vies van krasse uitspraken over migratie [2]. Enkele jaren geleden kreeg hij het aan de stok met voetballer Mario Balotelli – zelf zwart en Italiaan. Die laatste nam het Iwobi kwalijk dat hij tegen wetsvoorstellen had gestemd die het voor in Italië geboren kinderen van buitenlandse ouders makkelijker zouden maken om de Italiaanse nationaliteit te verwerven. “Waarom zouden de kinderen van buitenlanders zomaar Italiaan mogen worden? Dat is helemaal niet eerlijk”, had Iwobi opgeworpen [3].


Incorporatie en afkeer voor migratie
Het zal vreemd klinken, maar senator Iwobi is niet de enige Europeaan met een migratieachtergrond die er zo over denkt. In de migratieliteratuur duikt enkele jaren geleden het “incorporation effect” op. Deze term verwijst naar de vaststelling dat wanneer immigranten de nationaliteit van hun nieuwe thuisland verwerven – en met andere woorden “genaturaliseerd” worden – zij de neiging vertonen om hun politieke overtuigingen in overeenstemming te brengen met de nationale meerderheidsgroep [4-5]. In landen waar (extreem-)rechts in het zadel zit – zoals het geval is in het Italië van senator Iwobi – houdt dat dus onder meer een afkeer voor illegale immigratie en een negatieve kijk op de multiculturele samenleving in.


It’s the procedure, stupid!
Alhoewel dit zogenaamde “incorporation effect” gerepliceerd werd in meerdere landen en relatief goed gedocumenteerd is, hebben wetenschappers nog geen sluitende psychologische verklaring gevonden voor dit bizarre verschijnsel. Wat zet mensen aan om negatief te denken en te handelen tegen het belang in van een groep waar zij tot voor kort nog “officieel” deel van uitmaakten? Recent onderzoek van ons lab suggereert dat één van de drijfveren van dit gedrag wel eens de naturalisatieprocedure zelf zou kunnen zijn. We bevroegen namelijk een grote groep recent genaturaliseerde burgers in Zwitserland. Ter info, het Zwitserse naturalisatieproces is één van de langste en strengste in Europa, en deze procedure wordt dan ook geacht symbool te staan voor de op zijn zachtst gezegd sceptische houding van het Zwitserse volk. Dat maakt Zwitserland dus, vanuit sociaalpsychologisch perspectief, een context die bij uitstek geschikt is om het “incorporation effect” verder te onderzoeken. Uit onze bevraging bleek dat, hoe fairder onze respondenten de naturalisatieprocedure percipieerden, hoe meer zij geneigd waren er een negatieve kijk op immigratie op na te houden (e.g., meer steun voor restrictieve wetten, etc.) – en dus, hoe meer zij het “incorporation effect” vertoonden [6].

Om deze op het eerste gezicht bevreemdende bevinding te verklaren, moeten we teruggrijpen naar een wat in de wetenschappelijke literatuur bekendstaat als het “fair process effect”. Dit heeft betrekking op de observatie dat wanneer mensen een beslissing evalueren, zij hierbij evenzeer de beslissingsprocedure in rekening nemen als de uitkomst. Wanneer we namelijk het gevoel hebben dat beslissingen op een eerlijk manier tot stand komen, zijn we veel meer geneigd om de uitkomst van de beslissing te accepteren – zelfs als die in ons nadeel is. Bovendien zal wie zich fair behandeld voelt door een autoriteit, niet alleen de banden aanhalen met die autoriteit zelf, maar ook met de groep waar de autoriteit symbool voor staat [7-8]. Toegepast op de naturalisatiecontext – waar de beslissende autoriteiten de overheid, of “het gastland”, representeren – kunnen we dus verwachten dat de perceptie van een faire naturalisatieprocedure positief afstraalt op het gastland. Of, in psychologie jargon, de perceptie van een faire naturalisatieprocedure verhoogt de “identificatie” met het gastland.


De één zijn brood…
Dat is allemaal goed en wel, maar er is dus ook een keerzijde aan de medaille. Want, zo toont de sociale psychologie aan, betrokkenheid en verbondenheid met één groep gaat nu eenmaal vaak ten koste van hoe men staat ten opzichte van andere groepen waar men geen deel van is [9]. Met andere woorden, bij onze genaturaliseerde Zwitserse burgers ging die identificatie met het gastland deels gepaard met een verminderde betrokkenheid bij de sociale groep waar ze sinds de naturalisatie (officieel) geen deel meer van uitmaakten, namelijk het bevolkingssegment van niet-genaturaliseerde immigranten. En die verminderde betrokkenheid verklaarde dus deels hun verharde kijk op migratie.

Wil dit dan zeggen dat faire naturalisatieprocedures in se slecht zijn en moeten vermeden worden? Helemaal niet. We mogen tenslotte niet vergeten dat er eveneens een positieve noot aan ons verhaal zit, namelijk dat door zulke procedures de banden tussen het gastland (i.e., de “traditionele” inwoners) en de “nieuwe” burgers worden aangehaald. Alleen tonen onze resultaten spijtig genoeg aan dat faire procedures, gecombineerd met een enge kijk op migratie, ook tot minder mooie resultaten kan leiden. Zo kunnen ze ook de relaties tussen genaturaliseerde burgers en etnisch-culturele minderheidsgroepen verzuren.

Auteur
Kim Dierckx is als assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) verbonden aan de Universiteit Gent. In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.


Referenties
[1] Toni Iwobi, The Black Face of Italy’s Far-Right. (2018, March 8) The Guardian. Retrieved from https://today.rtl.lu/news/world/1147144.html
[2] https://www.knack.be/nieuws/wereld/maak-kennis-met-toni-iwobi-de-italiaanse-anti-immigratie-immigrant/
[3] https://www.bbc.com/news/world-europe-43315686
[4] Kolbe, M., & Crepaz, M. M. (2016). The Power of Citizenship: How immigrant Incorporation Affects Attitudes Towards Social Benefits. Comparative Politics, 49(1), 105-123. https://doi.org/10.5129/001041516819582937
[5] Just, A., & Anderson, C. J. (2015). Dual Allegiances? Immigrants’ Attitudes toward Immigration. The Journal of Politics, 77(1), 188-201. https://doi.org/10.1086/678388
[6] Dierckx, K., Politi, E., Valcke, B., Van Assche, J., & Van Hiel, A. (2022). The “ironic” fair process effect: A perceived fair naturalization procedure spurs anti-immigration attitudes through increased host national identification among naturalized citizens. Group Processes & Intergroup Relations, 25(2), 379-398. https://doi.org/10.1177/1368430220975480
[7] De Cremer, D., & Van Knippenberg, D. (2002). How Do Leaders Promote Cooperation? The Effects of Charisma and Procedural Fairness. Journal of Applied Psychology, 87(5), 858-866. https://doi.org/10.1037//0021-9010.87.5.858
[8] Lind, E. A., & Tyler, T. R. (1988). The Social Psychology of Procedural Justice. New York, NY: Plenum. https://doi.org/10.1007/978-1-4613-3087-5_2
[9] Tajfel, H., & Turner, J. (1979). An Integrative Theory of Intergroup Conflict. In: W. Austin and S. Worchel (Eds.), The Social Psychology of Intergroup Relations (pp. 33-47). Montery, CA: Brookes-Cole.

 

Zijn rechtse mensen gelukkiger?

Wat maakt mensen gelukkig? Sociale wetenschappers zoeken al decennia naar de basis van geluk en levenstevredenheid. Eén opzienbarende factor in het lijstje van mogelijke bronnen van geluk zijn ideologische overtuigingen. Een overzichtsstudie op basis van 74 studies waar in totaal meer dan 70.000 mensen deelnamen, toonde aan dat het algemene verband tussen ideologie en geluk echter relatief zwak is, met een kleine gelukbonus aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Met andere woorden, mensen met een rechtse ideologische voorkeur zijn net iets gelukkiger dan hun linkse tegenhangers.

Continue Reading

 

Zijn rechtse kiezers ook ongelukkiger?

Vorige week beantwoordden we de vraag of rechtse kiezers angstiger zijn. Rechtse attitudes bleken inderdaad meer gelinkt te zijn aan het ervaren van bedreigingen in de maatschappij, eerder dan bedreigingen in iemands persoonlijk leven. Deze week gaan we dieper in op de vraag of rechtse kiezers ook ongelukkiger zijn. Vaak denkt men immers dat rechtse kiezers meer negatieve emoties ervaren, zoals ontevredenheid. Daarenboven zouden mensen die extreem rechtse attitudes aanhangen bijvoorbeeld vaker persoonlijkheidsstoornissen en depressies vertonen.

Rechtse kiezers blijken niet ongelukkiger

Op basis van 74 studies waaraan bijna 70.000 mensen deelnamen, bleek dat mensen die rechtse attitudes aanhouden geen slechter psychisch welzijn hebben:

  • ze ervaren niet meer negatieve emoties
  • ze zijn niet minder tevreden met hun leven
  • ze zijn niet minder tevreden met zichzelf

Referenties

  • Onraet, E. (2012). The role of cognition and affect in right-wing ideology: Relationships of cognitive style, threat proneness and psychological well-being. Doctoral dissertation.
  • Onraet, E., Van Hiel, A., & Dhont, K. (in press). The relationship between right-wing ideological attitudes and psychological well-being. Personality and Social Psychology Bulletin.

Auteur: Emma Onraet

Dr. Emma Onraet behaalde haar doctoraat in de psychologie in 2012. Momenteel is ze post-doctoraal onderzoeker aan de Universiteit Gent. Haar onderzoeksinteresses situeren zich binnen de politieke psychologie.

 

Is de rechtse kiezer een angstige persoon?

Je hoort het wel eens zeggen: rechtse kiezers voelen zich vaak bedreigd of angstig, en daarom stemmen ze voor een rechtse partij. Rechtse partijen lijken die bedreiging ook doelbewust in de hand te werken via de formulering van hun verkiezingsslogans. Maar klopt dit beeld wel?

Een studie van studies over rechtse kiezers

Ook bij onderzoekers leeft het idee dat rechtse kiezers angstiger zijn. Om dit idee op de korrel te nemen, werd een meta-analyse uitgevoerd door onderzoekers aan de Universiteit Gent. Een meta-analyse is een studie van studies, en vat dus de resultaten van verschillende voorgaande studies samen.

Vooral kwestie van maatschappelijke dreiging

Op basis van 76 studies en de gegevens van meer dan 20.000 respondenten, bleek dat rechtse overtuigingen vooral gerelateerd zijn aan het ervaren van externe bedreigingen. Externe bedreigingen zijn angsten die te maken hebben met de maatschappij waarin men leeft, zoals bv. de economische dreiging wanneer een land in een crisis geraakt, de dreiging die uitgaat van terrorisme, of de dreiging dat immigratie onze cultuur ten gronde richt.

Het ervaren van interne bedreigingen, die zich situeren op het vlak van iemands persoonlijke leven, bleek veel minder sterk gerelateerd te zijn aan rechtse overtuigingen. Mensen die vaak angstig zijn (bv. voor een test of vanuit een neurotische aanleg) vertonen dus niet speciaal rechtse attitudes.

Conclusie: rechtse kiezers zijn inderdaad angstiger, maar deze angst heeft vooral te maken met de maatschappij en minder met iemands persoonlijk leven.

Volgende week gaan we dieper in op de vraag of rechtse kiezers ook ongelukkiger zijn.

Referenties

  • Onraet, E. (2012). The role of cognition and affect in right-wing ideology: Relationships of cognitive style, threat proneness and psychological well-being. Doctoral dissertation.
  • Onraet, E., Van Hiel, A., Dhont, K., & Pattyn, S. (in press). Internal and external threat in relationship with right-wing attitudesJournal of Personality.

Auteur: Emma Onraet

Dr. Emma Onraet behaalde haar doctoraat in de psychologie in 2012. Momenteel is ze post-doctoraal onderzoeker aan de Universiteit Gent. Haar onderzoeksinteresses situeren zich binnen de politieke psychologie.