Browse Tag: data-analyse

Op zoek naar tekenen van bewustzijn.

Even vlug testen of je bij bewustzijn bent? Stel jezelf de vraag wie en waar je bent, en wat er om je heen gebeurt. Zo simpel is het. Voor wetenschappers blijft het bewustzijn echter niet zo makkelijk vast te pinnen. Ook in de klinische praktijk is het vaak moeilijker na te gaan. Want hoe meet je bewustzijn bij patiënten die niet meer kunnen spreken, en niet langer op prikkels lijken te reageren? Met behulp van geavanceerde beeldvormingstechnieken slagen hersenonderzoekers er steeds beter in om bewustzijn in het brein te herkennen, en de onderliggende netwerken in kaart te brengen. Door hersensignalen te decoderen, kunnen wetenschappers tegenwoordig ook de antwoorden op simpele ja/neen-vragen, de herkenning van bekende gezichten of de ervaren suspense tijdens een thriller rechtstreeks uit het brein aflezen. Deze wetenschappelijke doorbraken helpen ons niet alleen het mysterie van het bewustzijn te ontrafelen, maar zijn ook hoopgevend om sporen van bewustzijn te detecteren bij patiënten in een vegetatieve toestand. Een aantal van deze patiënten lijken immers wel degelijk bewust te zijn, ook al geven ze schijnbaar geen teken van leven meer.

Bewustzijn in het brein

Vermaard Belgisch neuroloog Steven Laureys doet al enkele jaren grensverleggend onderzoek naar minimaal bewustzijn in vegetatieve patiënten. Hij pleit voor de toepassing van hersenscans in de klinische praktijk, als aanvulling op de bestaande gedragstesten die de mate van bewustzijn in patiënten trachten vast te stellen. Laureys vond namelijk dat een aantal vegetatieve patiënten wel degelijk tekenen van bewustzijn vertonen op de hersenscans, ook al slagen deze patiënten er niet in om hun gedachten met de buitenwereld te delen. Door de scans van de patiënten te vergelijken met die van een gezonde controlegroep, kwam het achterste deel van de pariëtale hersenschors naar voor als een belangrijk bewustzijnscentrum. In rusttoestand toont dit hersengebied normaliter de meeste activiteit. Bij vegetatieve patiënten ziet men in dit gebied het minste energieverbruik. Sommige patiënten vertonen echter wel nog enige activiteit ter hoogte van dit bewustzijnscentrum. Bij hen is er sprake van een minimaal bewustzijn. Maar hoe kan men communiceren met iemand die geen teken van leven meer lijkt te geven?

Ja of neen

De uitdaging bestaat erin om gedachten rechtstreeks uit het brein af te lezen. En dat lukt hersenwetenschappers tegenwoordig al redelijk goed. In een recente studie met gezonde proefpersonen konden de onderzoekers alvast een goed rapport voorleggen: ze slaagden erin de antwoorden op simpele ja/neen-vragen uit de hersensignalen te ontcijferen met een precisie van ongeveer 90%. Daartoe legden ze de proefpersonen in de scanner enkele vragen voor (bv., ‘Ben je getrouwd?’) en vroegen hen daarna selectief hun aandacht richten op het juiste antwoord (‘ja’ of ‘neen’). Ook bij patiënten werd al een gelijkaardige, zij het iets meer omslachtige methode toegepast. De onderzoekers trainden de patiënten om zich voor te stellen dat ze ofwel aan het tennissen, ofwel door hun huis aan het wandelen waren. Opnieuw werden enkele eenvoudige vragen gesteld. Door of aan tennis (‘ja’), of aan hun wandeltocht door het huis (‘neen’) te denken, probeerden de patiënten te antwoorden. Enkelen onder hen slaagden daar effectief in. In een onlangs verschenen studie werd met behulp van elektroden de elektrische activiteit van de hersenen bij deze minimaal bewuste patiënten in kaart gebracht. De onderzoekers toonden dat de rijke hersenverbindingen en netwerken die bij gezonde proefpersonen in bewuste toestand teruggevonden worden ook bij deze patiënten grotendeels intact zijn. Onderstaande figuur geeft dit bewustzijnsnetwerk weer bij een vegetatieve patiënt (links), een minimaal bewuste patiënt (midden) en een gezonde controlepersoon (rechts). Deze techniek is een veelbelovend alternatief voor de complexere, duurdere en tijdrovende hersenscans.

Hitchcock in de scanner

Patiënten in een vegetatieve toestand lijken niet langer in staat connectie te maken met de buitenwereld. Ze herkennen de familie naast hun bed niet meer, en geven geen blijk van emoties. Recent onderzoek geeft echter aan dat bij een aantal van die patiënten het brein wel hevig reageert op deze prikkels. Zo toonden onderzoekers dat het hersengebied dat specifiek oplicht bij het zien van gezichten, ook actief werd wanneer de patiënten foto’s te zien kregen. Waren dat foto’s van vrienden of familie van de patiënt, merkten de onderzoekers op dat ook andere hersengebieden oplichtten die gelinkt zijn aan het autobiografische geheugen. Deze bevindingen suggereren dat sommige vegetatieve patiënten wel degelijk de mensen in hun nabije omgeving herkennen. Andere onderzoekers gingen nog een stap verder, en vergeleken hoe de hersenen van een vegetatieve patiënt en van een gezonde proefpersoon reageren op een kortfilm van Alfred Hitchcock, de meester van de suspense. Ze vonden dat de patronen in de hersenactiviteit van de patiënt heel gelijkaardig waren aan die van de gezonde proefpersoon. Het brein van de patiënt leek even hard mee te leven met het hoofdpersonage tijdens de spannende scènes. De onderzoekers concludeerden dat dit niet enkel aantoont dat de patiënt nog bij bewustzijn is, maar ook dat hij de film begrepen had. Deze bevindingen werden onlangs gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.

Besluit

De opmars van geavanceerde beeldvormingstechnieken stelt wetenschappers steeds meer in staat om het ogenschijnlijk ongrijpbare bewustzijn in kaart te brengen. Daarnaast zijn hersenscans van goudwaarde voor clinici om tekenen van bewustzijn op te sporen bij patiënten die door breinschade niet langer lijken te reageren op hun omgeving. Tezelfdertijd slagen onderzoekers er beter en beter in om gedachten en gevoelens rechtstreeks uit hersensignalen af te leiden. Deze ontwikkelingen helpen patiënten bij wie vroeger geen enkele communicatie mogelijk bleek, terug een stem te geven. Hierdoor groeit de hoop deze patiënten in de toekomst een betere zorg en behandeling aan te bieden.

Auteur

Wout Duthoo is postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep Experimentele Psychologie van de UGent. Hij onderzoekt hoe mensen optimaal hun aandacht weten te verdelen en sturen. Daarnaast probeert hij aan de hand van de EEG-methode de onderliggende hersenmechanismen beter te begrijpen. Ten slotte is hij ook geïnteresseerd in (afwijkende) aandachtsprocessen in neurologische patiënten.

 

Iedereen wetenschapper!

Hoe ook jij je steentje kan bijdragen aan de ontdekkingen van morgen.

Hoezo, wetenschap is uitsluitend bestemd voor wereldvreemde onderzoekers in hun ivoren toren? Meer en meer roepen professionele wetenschappers de hulp in van de man in de straat. En tegenwoordig beperkt diens bijdrage zich niet langer tot een vragenlijst invullen of een testje uitvoeren, maar krijgt hij een actievere rol toebedeeld in het vergaren van nieuwe kennis. Meer als onderzoeker, minder als onderzoeksobject. Wie graag zijn steentje wil bijdragen, kan vanuit de luie zetel de verschillende dialecten van potvissen helpen ontcijferen, de connecties tussen hersencellen in kaart brengen, assisteren in kanker- en dementieonderzoek en zelfs een nieuwe planeet ontdekken. Burgerwetenschap is hot, en dankzij de alomtegenwoordigheid van internet en de opkomst van smartphones, tablets en bijhorende apps, lijkt de opmars niet meer te stuiten. Deze evolutie valt enkel toe te juichen: de projecten leveren de onderzoekers een ongezien grote bron aan data op, en bevorderen tezelfdertijd de betrokkenheid van de grote massa met het wetenschapsbedrijf. In dit artikel worden enkele interessante initiatieven uitgelicht.

Mens versus machine

 De website Zooniverse speelt een belangrijke rol in de toenemende populariteit van burgerwetenschap. Sinds haar oprichting in 2007 wist de site de nieuwsgierigheid van zo’n miljoen mensen te prikkelen. De projecten spreken dan ook danig tot de verbeelding. Zo kun je de amateurbioloog in jezelf loslaten op het ontcijferen van de specifieke dialecten waarmee orkafamilies onderling communiceren, of samen met andere vrijwilligers de verschillende dier- en plantensoorten op de oceaanbodem langs de Amerikaanse Oostkust inventariseren. Zoek je het liever nog verder van huis, kun je astronomen een handje helpen met het ontdekken van nieuwe planeten, verkennen van het maanoppervlak of doorzoeken van de ontelbare plaatjes die de Hubble telescoop dagelijks schiet.

Dat deze exotische uitdagingen best verslavend kunnen werken, ondervond ook Hanny Van Arkel. Deze Nederlandse lerares logde ’s avonds na haar werk steevast in om enkele sterrenstelsels te registreren. Tot ze plots op een ongewone, felverlichte blauwe nevel stootte, die in niets leek op de sterrenstelsels die ze reeds de revue had zien passeren. Ze gooide de foto op het forum van Zooniverse, waar die niet veel later de aandacht van enkele astronomen trok. De gasnevel kreeg de naam Hanny’s Voorwerp mee, en de onderwijzeres werd coauteur van het wetenschappelijke artikel dat de ontdekking wereldkundig maakte. Door dit sterk staaltje burgerwetenschap kwam de opmars van Zooniverse in een nog hogere versnelling terecht.

Deze anekdote zet tevens enkele belangrijke troeven van dit soort wetenschapsprojecten in de verf. Door miljoenen foto’s van sterrenstelsels door enkele duizenden vrijwilligers te laten beoordelen, kan de klus waar één enkele astronoom minstens vijf jaar voltijds mee bezig is, in een luttele drietal weken geklaard worden. Bovendien illustreert de ontdekking van Hanny’s Voorwerp het onnavolgbare talent van mensen om patronen en structuren –of afwijkingen daarop– te herkennen en te registreren. Op dit vlak laten we nog steeds met gemak de meest geavanceerde computers ver achter ons. Het verhaal van Hanny spoort nog eens extra aan om die gave nuttig in te zetten.

Zooniverse

Medische vooruitgang

Overtuigd door het succes van Zooniverse, sprong de medische wereld mee op de kar van de burgerwetenschap. Twee jaar geleden werd in Groot-Brittannië de website clicktocure.net opgericht, waarop geïnteresseerden kunnen helpen met het analyseren en detecteren van kankercellen in zo’n twee miljoen weefseldoorsneden. De onderzoekers hopen te ontdekken hoe verschillende types kankercellen reageren op specifieke behandelingen, met als doel kankerbestrijding op maat van iedere patiënt mogelijk te maken. Met enkele muisklikken kan je dus als amateuronderzoeker een actieve rol spelen bij een grote doorbraak in de bestrijding van kanker.

Meer recent ontwikkelde een ander onderzoeksteam een groots opgezette online studie om samen met de hulp van een miljoen vrijwilligers een doorbraak te forceren in de zoektocht naar de oorzaak van de Ziekte van Alzheimer. Het MindCrowd-project vraagt in een eerste fase zo veel mogelijk mensen een korte geheugenproef af te nemen. In een tweede fase worden enkele van deze vrijwilligers uit verschillende leeftijdscategorieën uitgenodigd voor verder onderzoek, en gevraagd om een DNA-staal af te staan. De onderzoekers hopen op die manier de genetische code te kraken die leren en geheugen mogelijk maakt. Dit project maakt maximaal gebruik van de mogelijkheden van het internet om in beperkte tijd veel mensen te bereiken.

Al spelend ontdekken

Om burgerwetenschap nog een stuk aantrekkelijker te maken, kiezen meer en meer projecten ervoor om hun studie in spelvorm te gieten. Deze zogenaamde gamification van onderzoek heeft een ongekend potentieel, aangezien we met zijn allen iedere week maar liefst drie miljard uren spenderen aan computerspelletjes. Het is makkelijk in te zien hoezeer de wetenschap er baat bij heeft mochten we zelfs maar een fractie van die tijd aanwenden om al spelend het onderzoek vooruit te helpen.

Een van de eerste succesverhalen in deze branche is het online puzzelspel Foldit. Spelers worden uitgedaagd om eiwitstructuren zo efficiënt mogelijk te ontvouwen. De onderzoekers analyseren vervolgens de oplossingen die spelers het meeste punten opleverden en toetsen of die kunnen toegepast worden in het onderzoek. Dit ontvouwen geldt als één van de meest ingewikkelde computationele problemen in de biologie en kan daarom moeilijk enkel aan computers overgelaten worden. Dat de strategie om leken hierbij te betrekken zijn vruchten afwerpt, werd duidelijk toen enkele spelers in 2011 de structuur van een eiwit ontrafelden dat het AIDS-virus in resusapen veroorzaakt. Opmerkelijk: de spelers klaarden de klus in tien dagen, terwijl wetenschappers er al vijftien jaar de tanden op stuk beten.

Foldit spelen om wetenschap te leren

Eind vorig jaar zag een nieuw puzzelspel het daglicht. In EyeWire kunnen spelers de structuur van zenuwcellen helpen ontrafelen. Het uiteindelijke doel is om de verbindingen tussen alle cellen in het menselijke brein in kaart te brengen. De onderzoekers beginnen echter iets minder grootschalig, en spitsen zich eerst toe op de cellen en verbindingen in het menselijke oog. Na enkele korte oefeningen op de site ben je klaar voor het echte werk, en kun je samen met vele andere vrijwilligers de structuur van zenuwcellen uitlichten. Het heeft wat weg van een kleurboek in 3D –wie binnen de lijntjes blijft, slaagt er beter in de zenuwcellen uit elkaar te houden. De meerwaarde van dit project wordt pas duidelijk als je weet dat een professioneel onderzoeker vijftig uren nodig heeft om één enkele zenuwcel te reconstrueren. Ondertussen spelen reeds 100.000 mensen uit 130 landen mee en wordt dus grote vooruitgang geboekt.

Al spelend het brein in kaart brengen.© Eyewire

Ook de Universiteit Gent lanceerde onlangs een psychologisch experiment vermomd als uitdagend spelletje. De woordentest daagt de speler uit om zo snel mogelijk te beslissen of een bepaalde lettercombinatie al dan niet een woord vormt. Naast frequente en minder frequente woorden komen in het spel ook enkele dialectwoorden en pseudowoorden voorbij. Op het einde van de rit krijg je een score toebedeeld en een inschatting van hoe uitgebreid jouw woordenschat is. Nadien krijg je de kans jouw score te delen via Facebook of Twitter. En volgt de uitnodiging om opnieuw deel te nemen en je score te overtreffen. De woordentest sloeg alvast erg aan en ging viraal op sociale netwerksites in België en Nederland. De deelnames van maar liefst 400.000 vrijwilligers leverden de onderzoekers een ongezien rijke bron aan informatie op over de woordenkennis in de Lage Landen. De eerste resultaten geven onder andere aan dat je woordenschat constant groeit naarmate je ouder wordt: 80-jarigen kennen gemiddeld 16.000 woorden meer dan 12-jarigen. Ook de Engelse variant werd reeds gelanceerd. De onderzoekers hopen opnieuw een reusachtig grote steekproef te kunnen verzamelen.

Besluit

 Als wetenschapper heb je tegenwoordig talloze mogelijkheden om met behulp van multimediatoepassingen onderzoek uit te besteden aan de grote massa. Studies die traditioneel steunden op jarenlang monnikenwerk van gedreven doctoraatsstudenten kunnen, mits een originele aanpak, veel goedkoper en efficiënter worden voltooid. De grote uitdaging ligt erin een grote groep mensen warm te maken voor het onderzoek. Gamification, emotionele betrokkenheid bij het onderwerp, of simpelweg de kans op eeuwige roem zijn daarbij grote troeven gebleken. En nu, allemaal terug aan het werk!

Auteurs

Wout Duthoo is postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep Experimentele Psychologie van de UGent. Hij onderzoekt hoe mensen optimaal hun aandacht weten te verdelen en sturen. Daarnaast probeert hij aan de hand van de EEG-methode de onderliggende hersenmechanismen beter te begrijpen. Ten slotte is hij ook geïnteresseerd in (afwijkende) aandachtsprocessen in neurologische patiënten.

Jelle Demanet is postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep Experimentele Psychologie van de Ugent en is gefascineerd door alles wat met de hersenonderzoek te maken heeft. Door middel van fMRI tracht hij de hersenmechanismen verantwoordelijk voor intentionele en cognitieve controle in kaart te brengen. Op twitter kan je hem volgen als @jeldeman.

 

Kleine gemeente, fijne gemeente? Over ‘het gemeenterapport’ van Het Nieuwsblad.

In Het Nieuwsblad vond u de voorbije week ‘Het Gemeenterapport‘. Het is de neerslag van een grootschalige enquête bij 116.000 Vlamingen die peilde naar verschillende lokale thema’s en het nieuwe gemeentebestuur.

Met de bevraging wou men bij Het Nieuwsblad en onderzoeksbureau iVox onder andere weten in welke gemeenten we het liefste wonen. Men deed dit door die 116.000 Vlamingen te laten antwoorden op de vraag ‘Hoe graag woont u in uw gemeente?‘ met een score tussen 0 en 10. Hieronder de resultaten zoals ze gepresenteerd werden door Het Nieuwsblad (eigen reproductie op basis van de beschikbare gegevens):

Men heeft de gemiddelde score voor elke gemeente berekend en op basis van een kleurcode de kaart van Vlaanderen ingekleurd. In de inleiding van het artikel schrijft Het Nieuwsblad:

Inwoners van Linkebeek, Vorselaar en Zutendaal wonen het liefst in hun gemeente. Tienen, Vilvoorde en Zelzate scoren dan weer het slechtst. Dat blijkt uit Het Gemeenterapport van Het Nieuwsblad.
Het Nieuwsblad – 20/01/2014

Maar kunnen we dit nu al besluiten? Deze conclusie is namelijk niet zo vanzelfsprekend als we zouden denken.

Steekproef

Een vragenlijst die werd afgenomen bij meer dan 116.000 Vlamingen lijkt heel erg betrouwbaar te zijn. De steekproef is in elk geval gigantisch groot. En zolang we op basis van die vragenlijst enkel conclusies trekken over ‘dé Vlamingen’ is er ook geen enkel probleem.

Echter, de bedoeling van Het Gemeenterapport is niet om over de Vlaming in het algemeen te rapporteren, maar wel om de resultaten te gaan vergelijken over de verschillende gemeenten heen. En dan is het niet de totale steekproefgrootte die van belang is, maar de steekproefgroottes voor elke gemeente afzonderlijk. Stel dat er slechts 1 inwoner van Linkebeek de enquête heeft ingevuld, maar bijna 7500 van de om en bij 7700 inwoners van Vorselaar reageerden. Beide gemeenten komen als aangenaam uit de bevraging, maar niemand zal eraan twijfelen dat het oordeel over Vorselaar dichter bij de waarheid zal liggen. Wanneer bijna elke inwoner een positief oordeel velt, kunnen we relatief zeker zijn dat het in Vorselaar aangenaam wonen is. Over Linkebeek zijn we daarentegen nog niet veel wijzer, misschien woont onze respondent in een goeie buurt, zijn de politici waarop hij heeft gestemd aan de macht of ligt eender welke subjectieve reden aan de basis van zijn positief oordeel. Misschien wijkt zijn mening af van de meerderheid. We weten het gewoonweg niet, want die is niet bevraagd.

De kern van het probleem zou hiermee duidelijk moeten zijn: de gemiddelde tevredenheidsscores zoals ze op bovenstaand kaartje zijn weergegeven kunnen moeilijk geïnterpreteerd worden zonder informatie over hoe betrouwbaar elke score is.

“Kleine gemeenten probleem”

Een probleem dat hieruit voortvloeit, is dat (in dit geval) gemeenten waar men slechts een kleine steekproef heeft genomen een veel grotere kans hebben om extreme uitkomsten te genereren. Hoe kleiner de steekproef, hoe groter de kans op extremen. Hoe dit meer bepaald in zijn werk kan gaan, kan je nalezen op mijn persoonlijke blog inclusief animatie.

Conclusie

Het kaartje van Het Nieuwsblad geeft te weinig informatie om de analyse ten gronde te kunnen voeren. Linkebeek, Vorselaar en Zutendaal halen inderdaad de hoogste scores, maar het zijn ook stuk voor stuk kleine gemeentes. Zonder extra informatie is het erg moeilijk om in te schatten of deze gemeentes ‘extreem’ scoren wegens bovenstaand steekproefprobleem, omdat we per toeval enkele enthousiaste inwoners te pakken hadden of omdat het daar echt zo fijn wonen is.

Het is des mensen om altijd en overal oorzakelijke verbanden te gaan zoeken/zien bij opmerkelijke waarnemingen. Zeker journalisten, opiniemakers, experten allerhande hebben deze neiging. En dat is een goeie zaak, want het is ook hun taak om dingen in perspectief te plaatsen. Maar het wordt problematisch wanneer men toevallige fluctuaties gaat verklaren.

Een meer formele en uitgebreide bespreking van bovenstaande ideeën kan in de paper ‘Gelman – All maps of parameter estimates are misleading‘ gevonden worden.

Auteur: Dries Benoit

Dries Benoit is professor bedrijfsstatistiek (business analytics) aan de faculteit Economie & Bedrijfskunde van de Universiteit Gent. Hij doceert de vakken ‘Bayesiaanse Statistiek’ en ‘Prijszetting en Omzetbeheer’. Zijn onderzoek situeert zich in het domein van de Bayesiaanse analyse met toepassingen binnen klantenbeheersystemen en prijszetting. Op zijn blog (taptoe.wordpress.com) geeft hij op een toegankelijke manier duiding bij actuele onderwerpen gelinkt aan statistiek of data-analyse.

 

De rol van data en statistiek in HR

Bij Securex is er zeer veel beschrijvende statistiek onder de vorm van KPI’s, short surveys, … Maar vorige dinsdag betrapte ik mezelf erop dat ik de leden van het personeelscomité uitlegde wat multiple regressive-analyse was, toen ik de impact-analyse van onze vitaliteits-enquête uitlegde. En in Frankrijk hadden we het over het concept variantie, en over het verschil tussen causaliteit en correlatie.

Een opmerkelijk resultaat vb. was dat mensen die tijdsregistratie doen, significant minder tevreden zijn over bepaalde dingen, maar nog steeds significant meer tevreden dan de sample van de benchmark. Dat wordt bij ons in die termen uitgelegd. Je zou dan kunnen denken dat de tijdsregistratie zelf verantwoordelijk is voor de lagere tevredenheid, … dus toch covariantie even uitleggen.

Moeder waarom meten wij?

Wij meten vooral om na te gaan of er een evolutie is, of bepaalde interventies effect hebben gehad en om te bepalen op welke domeinen het HR-beleid zich moet focussen. Zo scoren wij niet slecht wat betreft de perceptie van loopbaanmogelijkheden, maar zit daar sedert vier jaar geen evolutie in. Dit resultaat noopt ons er toe om het over een andere boeg te gooien. Anderzijds slagen we erin zeer specifieke acties te doen rond vb. Leadership development, waarvan de resultaten dan weer gemeten worden via onze leadership scan. Ook om na te gaan welke variabelen bepalend zijn voor de loonsevolutie, hebben we statistisch onderzoek verricht.

Big data

Regelmatig komt Securex in de aandacht met zijn white papers. Die baseren zich enerzijds op surveys, maar ook op de analyse van ‘big data’, tienduizenden records die uit onze databases komen. Om beleidsvoorbereidend werk te doen is big data analysis nodig. In een bedrijf is dat misschien minder het geval. Toch is het goed wat verder te gaan dan enkel het beschrijvende.

Weten is meten?

Niet alles wat belangrijk en waardevol is, is meetbaar. Heel wat zaken zijn moeilijk te meten. Perceptie-metingen zijn mogelijk (maar onderhevig aan kritiek), en als het gaat over de impact van interventies (zoals training, change, …) op gedrag en resultaat, dan wordt dat al een beetje moeilijker.

Binnen bedrijven gebeuren heel wat zaken op een intuïtieve manier. De meeste mensen zijn niet statistisch onderlegd. Wijzigingen van parameters na een interventie, worden meestal probleemloos aan die interventie toegeschreven. Elke manager pakt graag uit met meetbare positieve resultaten. De wereld draait nog steeds op ijdelheid. En laat ons niet te kritisch wezen. Bovendien is er ook wel plaats voor intuittie. Gut feeling kan ook nuttig zijn.

Evidence-based

Wat wel zou moeten verheugen, is dat bedrijven zich toenemend laten inspireren door wetenschappelijk onderzoek, ook binnen HR en zeker bij Securex. Evidence-based management is (weer) in opmars. Deze reflex zal de kwaliteit van beslissingen wellicht verbeteren. Bedrijven vinden hun weg naar academia en de superstatistici zoals jij ze noemt kunnen bedrijven helpen met hun inzichten. En voor die collega’s die zich wat in statistisch denken willen verdiepen, kan ik enkel het laatste boek van Kahneman, aanbevelen.

Auteur: David Ducheyne

David Ducheyne is Chief People Officer en General Manager Individuals bij Securex. Bovendien is David voorzitter van de Gentse Alumni Psychologie (GAP), de initiatiefnemers achter de blog Mensenkennis.be.