Browse Author: Sarah Beurms

Over vrije wil en andere illusies.

Wij  zijn voor een groot deel gedetermineerd door elementen die we niet zelf in handen hebben. Zo blijkt bijvoorbeeld dat hormonen die we ontvingen in de baarmoeder onze seksuele voorkeur mee bepalen en dat genen onze alcoholconsumptie beïnvloeden. Anderzijds blijkt ook onze omgeving een grote invloed te hebben, voornamelijk in onze kindertijd. Zo hebben mensen die in een omgeving opgegroeid zijn waar de lucht sterk vervuild is, gemiddeld een lager IQ.

Ook impulsbeheersing en wilskracht worden door al deze factoren bepaald. Daarom kunnen we ons afvragen of we wel zelf verantwoordelijk zijn voor onze beslissingen en daden.

De scanner weet meer dan jij…

In een experiment wilden Soon en collega’s nagaan of onze beslissingen al vastliggen nog voor we ons daar bewust van zijn. In hun studie werden mensen getest in een fMRI-scanner. Dit is een hersenscanner die meet welke delen in de hersenen het meest zuurstofrijk bloed verbruiken. Daaruit wordt dan afgeleid welke hersengebieden het meest actief zijn bij een bepaalde taak. Aan de deelnemers die in de scanner lagen, werd gevraagd om op één van twee knoppen te drukken. Ze mochten zelf kiezen wanneer ze drukten en op welke knop ze drukten. Op basis van hun hersenactiviteit konden de onderzoekers meer dan zeven (!) seconden voor dat de deelnemers dachten “nu ga ik op de knop drukken”, reeds boven kansniveau voorspellen op welke knop ze zouden drukken.

Deze resultaten suggereren dat onze hersenen al besloten hebben op welke knop we zullen drukken nog vóór we ons bewust zijn van deze beslissing. Daardoor werd het oeroude debat over het al dan niet bestaan van vrije wil weer aangewakkerd. Velen stellen zich de vraag of ons bewustzijn de oorzaak is van ons gedrag of dat ons gedrag wordt geregeld door het onbewuste en het bewuste slechts een illusie is die achteraf wordt gecreëerd. Ongeveer 200 jaar geleden stelde de filosoof Schopenhauer al dat vrije wil een illusie is. En ook nu zijn er steeds meer auteurs die beweren dat (de beste) beslissingen genomen worden door ons onbewuste.

… maar die scanner meet (gelukkig) niet perfect

De resultaten van dit experiment moeten echter –zoals altijd in de wetenschap– genuanceerd worden. Op basis van de fMRI-data konden slechts 60% van de beslissingen correct voorspeld worden. Hoewel dit beter is dan kansniveau, kunnen we ons de vraag stellen waarom de beslissingen niet met 100% zekerheid voorspeld kunnen worden. Dit is ten minste voor een deel te wijten aan de kwaliteit van de scanners. Omdat met een fMRI scanner geen hersenactiviteit, maar een indirecte maat (nl. het percentage zuurstofrijk bloed) gemeten wordt, is het onmogelijk om een perfecte voorspelling te maken. De cruciale vraag is dus of men met een perfecte meetmethode beslissingen wel met volledige zekerheid zou kunnen voorspellen?

Wat denken de auteurs hier zelf van?

Eén van de auteurs, Prof. John-Dylan Haynes vermeldde in een debat dat hij gelooft dat onze daden volledig gedetermineerd zijn door onze vroegere ervaringen. Volgens hem zou een perfecte machine in theorie dus ons beslissingsgedrag foutloos kunnen voorspellen. Een perfecte voorspelling op langere termijn zal volgens hem echter moeilijk blijven omdat we steeds dingen kunnen meemaken die ons hersenpatroon – en dus ook onze beslissingen – veranderen. Een andere auteur van deze studie, Prof. Marcel Brass, gelooft ook dat onze beslissingen voor een deel gestuurd worden door onze ervaringen. In tegenstelling tot Haynes gelooft hij echter niet dat ons gedrag ooit perfect voorspeld zal kunnen worden op basis van hersenactiviteit voorafgaand aan onze bewuste beslissing. Volgens hem blijft er een rol weggelegd voor het bewuste waardoor we onze beslissingen bijvoorbeeld altijd nog op het laatste moment kunnen aanpassen. Voorlopig zijn dit allemaal nog slechts meningen, maar de wetenschap lijkt steeds meer in staat om ingenieuze proefopstellingen te ontwikkelen om deze vraag verder te onderzoeken. Benieuwd in welke richting dit ons zal leiden!

(De illusie van) vrije wil is belangrijk

Maakt het nu eigenlijk iets uit in ons dagelijkse leven of we geloven in de vrije wil? Tangney en collega’s toonden aan van wel. Hoe meer we geloven in vrije wil, hoe meer we bereiken in het leven en hoe minder zelfdestructief gedrag we zullen vertonen. Volgens de onderzoekers komt dit doordat mensen die geloven in vrije wil meer zelfcontrole uitoefenen. Daarnaast deden Vohs en collega’s een experiment waarin ze het geloof in de vrije wil manipuleerden. De deelnemers kregen een aantal stellingen te lezen. De ene helft las zinnen over het bestaan van de vrije wil, terwijl de andere helft te lezen kreeg dat vrije wil niet bestaat. Daarna moesten de deelnemers een cognitieve test afleggen. Plots vertelde de proefleider hen dat hij dringend weg moest, maar dat ze zichzelf één euro per goed antwoord mochten uitbetalen na afloop van het experiment. De deelnemers die gelezen hadden dat vrije wil niet bestaat, namen (onterecht) veel méér geld dan de anderen. Mensen die geloven dat de vrije wil niet bestaat lijken zich dus asocialer te gedragen.

Vrije wil is dus zoals de voetgangersknop aan een verkeerslicht. Als je gelooft dat het licht sneller op groen gaat springen door op die knop te drukken, ga je daarna gelukkiger het zebrapad oversteken.

Als je gelooft dat je controle kan uitoefenen op je beslissingen, ga je meer bereiken in het leven. Dus los van de vraag of vrije wil een illusie is, is het voor ons persoonlijk welzijn belangrijk dat we in de vrije wil blijven geloven!

Referenties

  • Soon, C.S., Brass, M., Heinze, H.J., & Haynes, J.D. (2008). Unconscious determinants of free decisions in the human brain. Nature Neuroscience 11, 543 – 545.
  • Tangney, J.P., Baumeister, R.F., & Boone, A.L. (2004). High self-control predicts good adjustment, less pathology, better grades, and interpersonal success. Journal of Personality, 72, 271 – 324.
  • Vohs, K.D., & Schooler, J.W. (2008). The value of believing in free will: Encouraging a belief in determinism increases cheating. Psychological Science, 19, 49 – 54.

Deze blogpost verscheen eerder op Studio Brein, een initiatief van Breinwijzer vzw.

Auteur: Sarah Beurms

Sarah Beurms is doctoraatsstudente in de Leerpsychologie aan de KUL.

 

Is zelfcontrole te trainen?

Iedereen heeft het wel al eens meegemaakt dat hij of zij een taak moest afwerken, maar iets nutteloos begint te doen in de plaats. Achteraf voelen we ons dan schuldig omdat we zoveel tijd verspild hebben en wensen we dat we konden weerstaan aan de verleidingen des levens. Hetzelfde scenario als we ’s avonds na het avondeten thuiskomen en nog twee taartjes verorberen die in de koelkast staan ondanks ons voornemen om gezonder te eten. De dag nadien voelen we ons een zwak persoon en nemen we ons voor om de hele dag zelfcontrole te oefenen en geen gesuikerde dingen te eten.

Hoe komt het toch dat we soms niet doen wat we moeten doen ook al weten we wat het beste is voor ons? Is het zo dat zelfcontrole iets is wat we kunnen trainen, waarin we beter kunnen worden naarmate we het meer doen?

Ons vat vol zelfcontrole raakt leeg

De wetenschap geeft aan van niet. Meer nog, hoe meer we onze zelfcontrole zouden oefenen, hoe minder we er in staat toe zouden zijn. Laat ik dit verduidelijken met een experiment.

Baumeister en collega’s deden een experiment waarin de deelnemers koekjes en radijsjes kregen aangeboden. De ene helft mocht niet van de radijsjes eten en wel van de koekjes. De andere helft mocht enkel van de radijsjes eten en dus niet van de koekjes. Deze tweede groep moest in hun taak dus veel meer zelfcontrole uitoefenen omdat het nu eenmaal veel moeilijker is om de weerstaan aan lekkere koekjes dan aan gezonde radijsjes. Na deze opdracht, moesten de deelnemers een onoplosbare puzzel proberen oplossen. Welke invloed had de zelfcontroletaak op hun doorzettingsvermogen?

De resultaten wezen uit dat de deelnemers uit de tweede groep zich veel minder lang op de puzzel concentreerden dan de eerste groep. Dit betekent dat zelfcontrole een beperkte bron is. Wanneer je die inzet voor één taak, blijft er minder over voor andere taken. Volgens Baumeister en collega’s zouden mensen minder zelfcontrole kunnen uitoefenen na een inspannende taak, omdat de toegang tot hun zelfbeeld hierdoor verminderd zou zijn en ze op dat moment dus niet meer aan hun ideale zelf kunnen werken.

Miller en collega’s vonden dit een zeer interessant experiment, maar vroegen zich af of de verklaring met betrekking tot toegang tot je zelfbeeld niet wat te vergezocht was en of de resultaten niet konden verklaard worden door een meer basaal mechanisme. Om dit te testen deden ze een experiment met honden, waarvan we uit eerder onderzoek weten dat zij geen zelfconcept hebben omdat ze zichzelf niet kunnen herkennen in de spiegel.

Deze onderzoekers vroegen dertien honden met hun baasjes naar de Universiteit van Kentucky. De honden werden at random in twee groepen onderverdeeld. De eerste groep honden kreeg de opdracht om tien minuten op dezelfde plek te blijven zitten, terwijl de andere groep dieren tien minuten in een kennel werden gezet. Iedereen die een hond heeft, weet dat het voor honden heel moeilijk is om tien minuten op dezelfde plaats te blijven en dat het dus veel zelfcontrole van de honden vereist om toch aan het bevel van hun baasje te gehoorzamen. Na deze opdracht, kregen de honden een speeltje waar een beloning in verstopt was. De honden kenden dit speeltje en wisten dat als ze het voorwerp op de juiste manier draaiden, dat dan een beloning tevoorschijn zou komen. Echter, zonder dat de honden dit wisten werd de beloning geblokkeerd, waardoor de puzzel onoplosbaar was. Net zoals in het experiment met mensen, werd gevonden dat de honden die eerst zelfcontrole hadden moeten uitoefenen, zich veel minder lang met het speeltje bezighielden dan de honden die in de kennel hadden gezeten. Dit bevestigt dus de bevinding dat zelfcontrole een beperkte bron is die op raakt. Echter, aangezien bij de honden dezelfde resultaten gevonden werden als bij mensen, wijst dit erop dat ons zelfconcept niet aan de basis ligt van zelfcontrole. Er moet dus een meer eenvoudige verklaring zijn. Zo zou het kunnen dat de voedingsstoffen die instaan voor zelfcontrole, namelijk glucose, opgebruikt zou zijn na een inspannende taak.

Om dit te testen deden Miller en collega’s een tweede experiment waarbij de honden opnieuw tien minuten op afstand moesten blijven zitten. Dit maal kreeg de helft van de honden na deze opdracht een drankje met glucose in, terwijl de andere helft een zoet, maar ongesuikerd drankje opdronk. De honden die het zoet, maar ongesuikerd drankje kregen, gedroegen zich gelijkaardig aan de honden uit het eerste experiment. De honden die het glucose drankje kregen, probeerden ditmaal even lang om het speeltje open te krijgen als de honden die in de kennel gezeten hadden. Dit wijst erop dat de glucose ervoor zorgde dat de zelfcontrole van de honden opnieuw aangevuld werd.

Samengevat, tonen deze resultaten dus aan dat zelfcontrole zowel bij mensen als honden een beperkte bron is die op kan raken, maar opnieuw kan aangevuld worden door glucose in te nemen.

Use with caution

Moraal van het verhaal: oefen je zelfcontrole dus niet te vaak als het niet nodig is! Anders zal je op momenten dat het nodig is geen zelfcontrole meer kunnen uitoefenen om dat lekkere stukje taart niet op te eten. Het lijkt erop dat je zelfcontrole niet volledig bepaald wordt door je (al dan niet sterk) karakter, maar ook voor een deel afhangt van je voedingspatroon. Een goede tip die de auteurs van dit onderzoek geven is om te anticiperen op het suikertekort. Als je weet dat je veel zelfcontrole zal moeten uitoefenen, opteer dan voor een maaltijd met veel trage suikers, die je lang de nodige energie zullen geven om zelfcontrole te blijven uitoefenen.

Referenties

  • Baumeister, R.F., Bratslavsky, E., Muraven, M., & Tice, D.M. (1998). Ego depletion: Is the active self a limited resource? Journal of Personality and Social Psychology, 74,1252-1265.
  • Miller, H.C., Pattison K.F., DeWall C.N., Rayburn-Reeves R., & Zentall, T.R. (2010). Self-control without a “self”? Common self-control processes in humans and dogs. Psychological Science, 21, 534-538.

Deze blogpost verscheen eerder op Studio Brein, een initiatief van Breinwijzer vzw.

Auteur: Sarah Beurms

Sarah Beurms is doctoraatsstudente in de Leerpsychologie aan de KUL.