De zoete zonde: 4 tips om te weerstaan aan de verleiding van snoep

In snoep en chocolade zit veel suiker en vet. Suiker en vet hebben we nodig om te overleven: het geeft ons energie om te bewegen, om te leren en om te groeien. Het is dus belangrijk dat we vet en suiker eten. Nu zitten onze hersenen heel slim in elkaar. Als er iets is, dat heel belangrijk is om te overleven, dan zorgen onze hersenen dat we dat leuk gaan vinden, dat ons dat een goed gevoel geeft. Eigenlijk voelt het een beetje als een beloning. En iets dat ons een goed gevoel geeft, dat zullen we vaker doen. Dat zit zo in onze hersenen ingebakken.

Oermensen hadden geen snoep

Dat is altijd al zo geweest is. Zelfs toen we nog oermensen waren, miljoenen jaren geleden. Wetenschappers zeggen dan dat dit evolutionair zo is gegroeid. Omdat suiker en vet zo belangrijk is om te kunnen overleven, zit het in heel veel van de dingen die we eten. Lang geleden konden we niet zoals nu naar de winkel gaan om eten te kopen, of naar de keuken om iets uit de kast te nemen. Toen moesten we op zoek gaan naar eten. Eten verzamelen of erop jagen is moeilijk, want je weet nooit of je de volgende dag wel eten zal vinden. Daarom zijn onze hersenen zo gemaakt dat we eigenlijk elke keer als we vet of suiker zien, we dat zullen willen eten. Vroeger, in de oertijd, was dat geen probleem, want dan was eten met veel vet en suiker zeldzaam. Nu is dat helemaal anders: wat we nu in de winkel vinden, bevat vaak veel vet en veel suiker. Chocolade en snoep zijn daar een goed voorbeeld van.

Niet iedereen heeft even veel zin in snoep

In chocolade en snoep zit veel meer suiker en vet in dan we eigenlijk nodig hebben om te overleven. Maar omdat suiker en vet zo belangrijk zijn om te overleven, geven onze hersenen ons telkens een goed gevoel als we het eten. Daarom grijpen we zo vaak naar snoep en chocolade: suiker en vet voelen aan als een beloning. Maar niet iedereen wordt even sterk aangetrokken tot snoep of chocolade. Voor iedereen werken het vet en de suiker in snoep en chocolade als een beloning. Maar niet iedereen voelt die beloning even sterk. Mensen die een heel erg goed gevoel krijgen van snoep en chocolade, mensen dus voor wie het heel erg belonend is, zullen er sterker toe aangetrokken worden dan mensen die die beloning minder sterk voelen.

Tips om aan de verleiding te weerstaan

Gezond eten is heel erg belangrijk, dat staat buiten kijf. Er zijn een aantal praktische tips die je kunnen helpen om minder te snoepen.

Tip 1: stop je snoep ergens ver weg, maar zet fruit en groenten binnen bereik

Zorg ervoor dat er niet overal in huis snoep ligt, zeker niet in kamers waar je vaak bent, zoals de woonkamer. Stop al het snoep liever weg in één kast, en best nog op een plek waar je er moeilijk aankan, bijvoorbeeld helemaal achteraan, in de allerhoogste kast van de keuken. Zo zie je het snoep niet altijd overal liggen, en word je minder verleid. Het is ook lastiger om aan je snoep te raken: je moet er wat meer moeite voor doen, en vaak heb je eigenlijk helemaal geen zin om moeite te doen. Doe het omgekeerde met gezonde dingen: zet appels in een mooie schaal op de salontafel, zet een schaaltje kerstomaatjes op je bureau, leg een doosje noten in het handschoenvakje van je auto,… Zorg dat gezonde snacks hapklaar zijn, zodat ze in het oog springen als je zin krijgt in iets lekkers.

Tip 2: kies voor kleine verpakkingen

Als je niet te veel wil snoepen, zorg dan voor kleine porties, kleine verpakkingen. Als je een hele grote zak chips hebt, is het lastig om te stoppen met snoepen. Als je maar een beetje chips in een kommetje doet, of een klein zakje chips neemt, dan is het gewoon sneller op en heb je dus minder gesnoept. Als je toch een keer een grote zak snoep hebt, deel het dan met je vrienden of je familie. Zo krijgt iedereen een beetje en zo eet jij niet alles op.

Tip 3: bedenk een noodplan

Al deze trucjes klinken misschien wel gemakkelijk, maar soms is het gewoon erg moeilijk om niet te snoepen, en lijkt het alsof je de verleiding toch niet kan weerstaan. Dat is lastig, maar er zijn toch nog enkele dingen die je kan doen om in zo’n geval toch niet te gaan snoepen. Daarvoor moet je je een beetje voorbereiden, en maak je best een noodplan. Bedenk allerlei dingen die je kan doen, in plaats van snoepen. Je kan bijvoorbeeld een glas water drinken, een dansje doen, een wandeling maken, een stuk fruit eten, of kerstomaatjes … Als je eens goed nadenkt, vind je vast wel wat leuke dingen die je kunnen doen vergeten dat je zin had om te snoepen. Als je erg veel zin hebt om te snoepen, is het moeilijk om zulke dingen te bedenken. Dus ga straks of morgen eens rustig zitten, en bedenk zo een noodplan, schrijf het op, en hou het plan dicht bij je, bv. in je handtas, of hang het op, op de koelkast. Als je wil gaan snoepen, kijk dan op je Noodplan wat je anders kan doen.

Tip 4: de snoepboete

Je kan met jezelf ook afspreken, en ook op je Noodplan zetten, dat je aan jezelf een boete moet betalen als je toch teveel gesnoept hebt. Die boete kan vanalles zijn: je tanden poetsen, je bed opdekken, 10x pompen, … iets wat je eigenlijk een beetje lastig vindt. Als je weet dat snoepen je een boete oplevert, verliest dat stuk chocolade al heel wat van zijn aantrekkingskracht.

Snoep enkel bij speciale gelegenheden

Deze tips kunnen je vast helpen om te weerstaan aan de verleiding van snoep. Maar af en toe snoepen mag. Kinderen leren op school over de Actieve Voedingsdriehoek. Snoep zit in het topje daarvan, in de restcategorie. En uit die restcategorie mag je af en toe iets eten. Je moet dus niet altijd aan de verleiding van snoep of chocolade weerstaan. Maar zorg dat je alleen snoept bij speciale gelegenheden. Hou het voor bijzondere gebeurtenissen.

Auteur

Dr. Leentje Vervoort is experimenteel-klinisch psycholoog en onderzoeker aan de onderzoeksgroep klinische ontwikkelingspsychologie. Ze is senior onderzoeker bij het Reward Project waarin onderzocht wordt hoe kinderen en jongeren kunnen aangezet worden om gezonde voedingskeuzes te maken. De onderzoeksgroep klinische ontwikkelingspsychologie maakt deel uit van PSYNC, het consortium klinische psychologie van de Universiteit Gent.