Browse Tag: sociale steun

Social media gebruik in het dagelijkse leven: bron van stress of sociale steun?

Afgelopen jaren ontpopten sociale netwerking sites zich tot ware hubs van connectiviteit. Nooit eerder was het makkelijker om activiteiten van mensen op te volgen over de grenzen van landen, tijdszones en zelfs continenten heen. Al gaat dergelijke online aanwezigheid niet steeds gepaard met gunstige effecten op mentaal welzijn. Dit doet de vraag rijzen onder welke omstandigheden social media gebruik helpend kan zijn, of eerder gepaard gaat met een verminderd functioneren.

Gebruik van social media onder de loep genomen
Anno 2023 hebben ‘social media’ – zoals Facebook, Instagram of TikTok en bijhorende instant messaging diensten – een centrale plaats verworven in het dagelijks leven, en het lijkt er op dat deze daar nog even zullen blijven. In België wordt het aandeel social media gebruikers in 2023 dan ook geschat op maar liefst 10.31 miljoen (1). Daarbovenop is social media gebruik goed voor een aanzienlijk deel van onze dagelijkse schermtijd. Het zal dus niet verbazen dat afgelopen jaren heel wat onderzoek gevoerd werd naar eventueel ongewenste effecten van social media gebruik.

Zo wijzen verschillende studies op een negatieve impact van social media gebruik op psychologisch welbevinden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan geobserveerde verbanden tussen social media gebruik, en in het bijzonder het passief consumeren van informatie op social media platformen, en verhoogde depressieve-, stress- of angstklachten, of de ontwikkeling van een negatieve lichaamsbeleving (2,3,4,5). Andere studies suggereren dan weer gunstige effecten van social media gebruik, waaronder de mogelijkheid tot de uitbouw van een ondersteunend sociaal netwerk (5,6). Daarbij zijn er sterke verschillen tussen studies inzake geobserveerde effecten van social media gebruik, wat een eenduidig antwoord omtrent de relatie tussen social media gebruik en psychologisch welbevinden bemoeilijkt. Dit is mede het gevolg van een te enge focus binnen onderzoek op de vraag of er een relatie is tussen beide constructen, eerder dan hoe we deze relatie kunnen begrijpen (7). Daarbij werd tot op heden met name onderzoek gedaan naar de impact van intensiteit van (verschillende vormen van) social media gebruik, terwijl de rol van context in het verklaren van deze relatie eerder onderbelicht bleef.

ContextMatters: Contextfactoren bepalen mee de impact van social media gebruik

Ons recent onderzoek (8) ging na in welke mate social media gebruik bijdraagt tot (dis)functioneren én of contextfactoren hier een rol in spelen. Hiertoe maakten we gebruik van een bijzondere situatie, namelijk de periode van lockdown tijdens de eerste golf van de COVID-19 pandemie. Tijdens deze periode waren heel wat mensen omwille van de toen geldende fysieke distancing maatregelen aangewezen op social media om het contact met hun naasten te onderhouden. Daarnaast gebruikten heel wat mensen social media om geïnformeerd te blijven over de op dat moment geldende COVID-19 maatregelen en de mate van besmettingen.

1433 deelnemers uit het Verenigd Koninkrijk voltooiden vragenlijsten omtrent hun gebruik van social media en indicatoren van (dis)functioneren, waaronder ervaren steun, levenskwaliteit, eenzaamheid en ernst van angst-, depressieve- en stressklachten. Om zicht te krijgen op de rol van contextfactoren gingen we na in welke mate het complexe samenspel tussen deze variabelen beïnvloed werd door zaken zoals woonsituatie (bijv. of iemand al dan niet alleen woonde tijdens de lockdown), werksituatie (bijv. of iemand het huis nog mocht verlaten voor professionele redenen), alsook COVID-19 status (bijv. of men al dan niet geïnfecteerd was door COVID-19). Een andere factor die we in rekening brachten, was of men al dan niet tot een risicogroep behoorde voor het ontwikkelen van complicaties ten gevolge van COVID-19.

Onze bevindingen tonen aan dat de unieke associaties tussen gebruik van social media en (dys)functioneren verschilden naargelang COVID-19 status en woonsituatie. Daarbij bevestigen onze resultaten potentieel gunstige én ongunstige effecten van gebruik van social media, beiden met name voor individuen die niet geïnfecteerd waren met COVID-19. Zo observeerden we bijvoorbeeld dat meer intensief gebruik van social media tijdens de lockdown gepaard ging met verhoogde angst voor besmetting met COVID-19 en bijhorende negatieve gevolgen. Tevens vonden we verbanden tussen verschillende vormen van social media gebruik, depressieve klachten en ervaren stress. Tegelijkertijd ging social media gebruik echter ook gepaard met meer ervaren steun vanuit het sociale netwerk.


Social media bleek de grootste rol te spelen bij niet-geïnfecteerde individuen die alleen woonden. Uniek voor deze populatie was dat gebruik van social media om geconnecteerd te blijven direct bijdroeg tot een verhoogde levenskwaliteit. Dit wijst op de potentieel gunstige rol van social media om connecties te onderhouden met anderen wanneer er beperkte mogelijkheden zijn tot echte sociale interactie (bijv. wanneer men fysiek afstand moest houden). Binnen deze groep waren mate van sociale steun en eenzaamheid tevens sterker gerelateerd aan depressieve klachten.

Conclusie
Onze studie benadrukt dat de context waarin mensen zich bevinden van belang is om zowel de positieve als negatieve gevolgen van social media gebruik te verklaren. Zo leken in het voorbeeld van de COVID-19 pandemie een aantal van de veronderstelde gunstige effecten van social media gebruik met name voorbehouden voor wie alleen woonde (8). Het belang van context biedt een mogelijke verklaring voor eerdere inconsistente onderzoeksbevindingen, en illustreert dat social media zowel een potentiële bron van stress kan vormen, alsook dienst kan doen als een mogelijke hulpbron (9). Willen we beter zicht krijgen op hoe social media ons functioneren beïnvloedt, dan dienen we bijgevolg verder te gaan dan het louter verkennen van de rol van intensiviteit en soort social media gebruik, en meer aandacht te spenderen aan (persoonlijk) relevante contextfactoren. We hoeven die smartphone op basis van huidige literatuur dus nog niet volledig aan de kant te leggen! Wel is het goed om alvast even te reflecteren over wanneer en onder welke omstandigheden social media gebruik voor jou een steun betekent of je net stress geeft.

Auteur
Kristof Hoorelbeke werkt als docent aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van UGent. Ernst Koster is hoogleraar aan dezelfde faculteit. Beiden zijn daarnaast tevens klinisch werkzaam als gedragstherapeut.

Contactgegevens
Prof. dr. Kristof Hoorelbeke
Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, UGent
Henri-Dunantlaan 2, 9000 Gent
Kristof.Hoorelbeke@UGent.be

Referenties

  1. Statista (2022). Number of social network users in Belgium from 2018 to 2027. Retrieved from https://www.statista.com/statistics/568866
  2. Faelens, L., Hoorelbeke, K., Cambier, R., van Put, J., Van de Putte, E., De Raedt, R., & Koster, E.H.W. (2021). The relationship between Instagram use and indicators of mental health: A systematic review. Computers in Human Behavior Reports, 4, 100121. doi: 10.1016/j.chbr.2021.100121
  3. Saiphoo, A.N., & Vahedi, Z. (2019). A meta-analytic review of the relationship between social media use and body image disturbance. Computers in Human Behavior, 101, 259-275. doi: 10.1016/j.chb.2019.07.028
  4. Yoon, S., Kleinman, M., Mertz, J., & Brannick, M. (2019). Is social network site usage related to depression? A meta-analysis of facebook-depression relations. Journal of Affective Disorders, 248, 65-72. doi: 10.1016/j.jad.2019.01.026
  5. Appel, M., Marker, C., & Gnambs, T. (2020). Are social media ruining our lives? A review of meta-analytical evidence. Review of General Psychology, 24, 60-74. doi: 10.1177/1089268019880891
  6. Liu, D., Ainsworth, S.E., & Baumeister, R.F. (2016). A meta-analysis of social networking online and social capital. Review of General Psychology, 20, 369-291. doi: 10.1037/gpr0000091
  7. Kross, E., Verduyn, P., Sheppes, G., Costello, C.K., Jonides, J., & Ybarra, O. (2021). Social media and well-being: Pitfalls, progress, and next steps. Trends in Cognitive Sciences, 25, 55-66. doi: 10.1016/j.tics.2020.10.005
  8. Hoorelbeke, K., Faelens, L., De Raedt, R., & Koster, E.H.W. (2023). #ContextMatters! A network tree approach to model the link between social media use and well-being. Computers in Human Behavior Reports, 100269. doi: 10.1016/j.chbr.2023.100269
  9. Wolfers, L.N, & Utz, S. (2022). Social media use, stress, and coping. Current Opinion in Psychology, 45, 101305. doi: 10.1016/j.copsyc.2022.101305
 

Opvoeden in de stad en de rol van voorschoolse voorzieningen.

Onze steden worden jonger en tegelijk ook super-divers. In een kinderdagverblijf of een kleuterklas waar tien jaar geleden twee of drie talen gesproken werden, hoor je er vandaag tientallen. In Brussel worden volgens de laatste telling 102 talen gesproken. In die context van verjonging en diversifiëring rijzen vragen over gelijke kansen, sociale steun en sociale cohesie. Dit is een van de vele thema’s die aan bod komen op een studiemiddag over preventieve gezinsondersteuning op 9 oktober aan de Universiteit Gent. Prof. Vandenbroeck zal er de essentiële rol beklemtonen van voorschoolse voorzieningen (kinderopvang en kleuterschool) met betrekking tot gelijke kansen (dat is wat ze voor kinderen kunnen betekenen), sociale steun (dat is wat ze ouders kunnen bieden) en sociale cohesie (en dat is essentieel voor de samenleving). Allen spelen een rol bij opvoeding.

Kwaliteitsvolle kinderopvang draagt bij tot gelijke kansen

Er is heel wat onderzoek dat toont dat als jonge kinderen voldoende gebruik maken van voorschoolse voorzieningen (kinderopvang en kleuterschool), dit positieve gevolgen heeft voor alle domeinen van hun ontwikkeling en dat die positieve gevolgen tot ver in het secundair onderwijs zichtbaar blijven. Op die manier dragen kinderopvang en kleuterschool in grote mate bij tot gelijke kansen van bij de start. Die positieve effecten mogen we echter alleen verwachten als die kinderopvang en kleuterschool van goede kwaliteit zijn. Slechte kwaliteit doet meer kwaad dan goed, omdat het voor langdurige stress zorgt en dat maakt dan weer dat er al te veel en al te lang stresshormonen in de hersenen worden vrijgemaakt. Een zeer belangrijke onderzoeksvraag is dus: wat is goede kwaliteit? Dat is geen makkelijke vraag omdat we nu eenmaal niet zo gauw kinderen in verschillende klasjes kunnen stoppen waarvan we van de ene verwachten dat ze goed is en de andere slecht om dan te zien wat er gebeurt. Toch leveren overzichten van langdurige studies in vele landen een redelijk helder zicht op wat minimale kwaliteit en wat hoge kwaliteit is.

Kwaliteitsvol betekent aandacht voor zorg, respect voor eigenheid en diversiteit

Het gaat er steeds om dat kinderen zowel emotioneel als educatief ondersteund worden. Emotioneel betekent dat er voldoende zorg is: zorg voor het lichaam, maar ook individuele aandacht, gehoord worden, inspelen op soms kleine reacties, vragen, noden en behoeften, respect voor de eigenheid van elk kind, inclusief bijvoorbeeld respect voor de moedertaal. Educatief betekent dat men en omgeving aanbiedt waarin kinderen rijke ervaringen opdoen op vele vlaken: in de omgang met anderen, in hun lichamelijke ontplooiing, in communicatie, in denken, enz. Dat vraagt een gevarieerde materiële omgeving, maar wellicht nog meer een aandachtige opvoeder die signalen van het kind oppikt en die uitbreidt. En onderzoek toont duidelijk dat hier een aantal voorwaarden voor zijn. Een van de belangrijkste is de kwalificatie van de opvoeders en de kansen die zij krijgen om met collega’s, leidinggevenden of coaches te reflecteren op hun belangrijke werk. Verder leren we uit internationaal onderzoek dat kinderen het best gedijen in gemengde groepen, waar een diversiteit van kinderen samen zitten, waar een pedagogiek ontwikkeld is om met die diversiteit om te gaan: een pedagogiek die zowel verschil als gelijkenis expliciteert en valoriseert. En dat biedt net goede kansen voor de voorzieningen in de stad.

Kleuteronderwijs mag niet enkel focussen op ontwikkelingsnormen

Toch zien we dat er in Vlaanderen nog ruimte voor verbetering is. Bijna alle kinderen vanaf een jaar of vier gaan naar de kleuterschool en onderzoek toont dat we de positieve effecten van de kleuterschool mogen verwachten vanaf een halftijdse aanwezigheid. In vergelijking met de meeste andere landen doen we het op dat vlak dus bijzonder goed. Lopend onderzoek toont evenwel dat we nog wat stappen te zetten hebben in de integratie van zorg en educatie. De nadruk in de kleuterschool ligt erg op het leren en dat wordt nog vaak beschouwd als het behalen van een aantal ontwikkelingsnormen. De aandacht voor zorg lijkt daarbij ondergeschikt te raken. Zo zien we niet altijd hoe je tijdens de zindelijkheidstraining ook educatief bezig kan zijn. Of dat het middagmaal een belangrijke emotionele waarde kan hebben. Die ondergeschiktheid van zorg maakt dat kinderen die wat meer zorg nodig hebben, minder aan hun trekken komen en het risico lopen te ‘blokkeren’ tijdens de educatieve activiteiten en dus minder baat te hebben bij de kleuterschool. De integratie van zorg en educatie is noodzakelijk om elk kind maximale kansen te geven. Ook op het vlak van meertalige ervaringen bieden hebben we nog een weg te gaan.

Vlaamse kinderopvang is te weinig toegankelijk voor kansarme gezinnen

In die andere voorschoolse voorziening, de kinderopvang, heeft men een lange traditie van zorg en heeft men ook heel wat know-how opgebouwd over het samenwerken met erg diverse ouders. Daar zien we echter dat het educatieve soms wat ondergesneeuwd raakt. Het zwakke punt van de Vlaamse kinderopvang is het nog steeds ongelijke gebruik: kinderen uit armere gezinnen en uit gezinnen met een migratie-achtergrond hebben nog altijd maar half zo veel kansen om een goede en betaalbare plek te vinden dan hun middenklasse leeftijdsgenootjes.

Isolement belemmert het vinden van steun

Sociale steun is wellicht de meest universele vorm van opvoedingsondersteuning. Terwijl de ene ouder heel wat heeft aan een deskundig advies, is dat net iets wat de andere bijzonder onzeker maakt. Maar sociale steun is iets wat iedereen als zinvol ervaart: ouders gaan nu eenmaal veel vlugger bij vrienden, familie en kennissen te raad wanneer ze zich zorgen maken of vragen stellen over de opvoeding. En dat is ook goed. Onderzoek toont dat sociale steun bijzonder waardevol is en dat dit niet perse onder gelijkgestemden hoeft te gebeuren. Recent onderzoek toonde echter dat wie grote persoonlijke netwerken heeft, die netwerken nog uitbreidt als hij of zij kinderopvang gebruikt. Maar wie meer geïsoleerd is, breidt zijn sociale steun niet uit in de kinderopvang.

Elkaar ontmoeten: meer dan nostalgie

Sociale cohesie is dan weer wat een stad (of een samenleving) leefbaar maakt. Het gaat om een minimum aan samenhang die iedereen het gevoel geeft erbij te horen. Het betekent uiteraard niet dat we allemaal beste vrienden moeten worden. Het gaat ook niet om nostalgie naar een mythisch en dorps verleden “langs het tuinpad van mijn vader”. Ook (en misschien vooral) “lichte” ontmoetingen maken een stad leefbaar. Er zijn niet zo veel plaatsen waar mensen van diverse origines en verschillende komaf elkaar nog ontmoeten. Ja, er is natuurlijk het Aldi warenhuis. Maar daar kunnen we moeilijk beleid over voeren. We weten ook dat kinderen al lang voor de schoolleeftijd vooroordelen ontwikkelen. Het is dus van essentieel belang dat we een beleid ontwikkelen op die weinige plaatsen waar jonge kinderen (en hun ouders) elkaar ontmoeten. Ook daar spelen kinderopvang en kleuterscholen dus een sleutelrol. Op sommige plaatsen zien we dat mensen elkaar ook echt ontmoeten, terwijl we dat op andere plaatsen niet zien.

Auteur

Professor Michel Vandenbroeck is hoofddocent Gezinspedagogiek aan de Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek van de Universiteit Gent. Momenteel leidt hij, samen met Prof. Ferre Laevers van de KU Leuven het MeMoQ onderzoek naar de pedagogische kwaliteit van de Vlaamse kinderopvang, in opdracht van Kind en Gezin. Samen met prof. Piet Van Avermaet (Steunpunt Diversiteit en leren) leidt hij een onderzoek naar de leerkansen van kansarme kinderen bij het begin van de kleuterschool. Hij is promotor van verschillende doctoraatsstudies, waaronder een naar de rol die voorzieningen voor jonge kinderen spelen bij sociale steun en sociale cohesie in contexten van stedelijke diversiteit.

Prof. Vandenbroeck geeft op 9 oktober een lezing aan de UGent op een studiemiddag over preventieve gezinsondersteuning: lees meer

Referenties

  • Geens, N, & Vandenbroeck, M. (2013). Early childhood education and care as a space for social support in urban contexts of diversity. European Early Childhood Education Research Journal, 21(3), 407-419.
  • Geens, N, Roets, G, & Vandenbroeck, M. (in press). Informal social support in contexts of diversity: shaping the relationship between the public and the private sphere. Health and Social Care in the Community, doi: 10.1111/hsc.12161.
  • Vandenbroeck, M.; Laevers, F. Et al. (2015) Pedagogisch raamwerk voor de kinderopvang. Brussel: Kind en Gezin.
  • Vandenbroeck, M, & Lazzari, A. (2014). Accessibility of Early Childhood Education and Care: A state of affairs. European Early Childhood Education Research Journal, 22(3), 327-335.
  • Vandenbroeck, M, & Van Lancker, W. (2014). Een tweesporenbeleid inzake kinderarmoede (Vol. 14). Antwerpen: VLAS.

Meer lezen?