Browse Tag: seks

We should talk about sexting… again.

Moeten we het echt nog eens over sexting hebben? Sexting, datgene wat volwassenen meer doen dan jongeren, maar waar haast enkel over gesproken wordt wanneer deze laatste het doen. Zijn de contouren van het debat, dat vorige week naar aanleiding van de column van Mia Doornaert in De Standaard nog eens opflakkerde, nog niet voldoende uitgetekend? Het team contra haalt argumenten aan van gebrek aan privacy en foto’s die vaker wel dan niet publiek lijken te worden gemaakt. Het team pro wijst erop dat jongeren vooral positieve redenen hebben om aan sexting te doen, en dat er ook manieren zijn om dit op een veilige manier te doen. Beide kampen hebben een punt, al kunnen ze elkaar maar moeilijk vinden.

Continue Reading

 

Hoe meer seks, hoe gelukkiger?

Wat we al wisten: er bestaat een positieve correlatie tussen de frequentie waarmee je seks hebt en je geluksgevoel. Hoe meer seks, hoe contenter, voor beide geslachten en over verschillende culturen heen. Wat we nog niet wisten: hoe zit dat verband precies in elkaar? Want hoewel sommigen misschien denken in dit wetenschappelijke feit hét argument te hebben gevonden dat ze zochten, wil dit niet noodzakelijk zeggen dat een verhoging van de seksfrequentie ook meer geluk in de hand werkt. Daarvoor zou je eigenlijk koppels moeten verzamelen, onderzoeken hoeveel keer ze nu seks hebben en hoe gelukkig ze zijn, hen dan verplichten meer seks te hebben en na een tijdje opnieuw hun geluk te meten. Pas als men dan ook echt gelukkiger is, kan je (met relatieve zekerheid) zeggen dat het komt omdat hun seksfrequentie werd verhoogd. En dat is precies hoe dit onderzoek is aangepakt.

For science!

Enkele koppels die zo altruïstisch waren hun seksleven ten dienste van de wetenschap te stellen, werden verzameld en in 2 groepen verdeeld: een controlegroep (bestaande uit 28 koppels) en een groep die gevraagd werd dubbel zoveel seks als normaal te hebben, hoe laag of hoog die frequentie ook lag (35 koppels, die allen minstens 1 keer per maand maar maximum 3 keer per week seks hadden voorafgaand aan het experiment). De controlegroep kreeg geen specifieke instructies en deden dus gewoon verder zoals ze bezig waren. Dit experiment duurde 90 dagen, en alle participanten werd gevraagd om elke ochtend een korte online survey in te vullen. De resultaten spraken de verwachtingen volledig tegen: de experimentele groep werd minder gelukkig naarmate het experiment vorderde.

Not quantity but quality?

Wat weten we nu meer? Wanneer je koppels oplegt om dubbel zoveel seks te hebben als normaal, worden ze daar niet gelukkiger van, zelfs integendeel. Wil dat zeggen dat er dus geen causaal verband is? Niet noodzakelijk. De opgelegde verdubbeling zorgde er namelijk voor dat de kwaliteit van de seks afnam, en men ook niet meer verlangde naar seks. Ook in voorgaand onderzoek leek kwaliteit van de seks vaak verweven met het geluksgevoel. Wie weet is die kwaliteit dus wel de ongekende causale schakel: als twee mensen goede seks hebben, zijn ze geneigd meer seks te hebben en worden ze daar gelukkiger van. We kunnen dit nu niet met zekerheid zeggen, maar het is een plausibele verklaring. Je zou dit experiment opnieuw moeten opzetten, maar in plaats van seksfrequentie, sekskwaliteit moeten kunnen verdubbelen. Meteen een pak moeilijker om te bereiken (wat Goedele Liekens er ook van mag zeggen) en zeker ook moeilijker om objectief vast te stellen: wanneer is seks significant verbeterd (voor beide partners)?

Andere verklaringen

Ook kunnen we ervanuit gaan dat koppels toegroeien naar een seksfrequentie waar ze samen zo gelukkig mogelijk van worden. Elke manipulatie van die ‘optimale frequentie’, maakt hen dus per definitie minder gelukkig. Daarbovenop is het vaak het geval dat de seksfrequentie afneemt wanneer koppels langer samenzijn en een hogere seksfrequentie dus ook vaker gepaard gaat met de gelukzalige gevoelens die een prille verliefdheid met zich meebrengt. Puur de seksfrequentie verhogen zou dan ook geen invloed hebben op het geluksgevoel, omdat het precies die verliefdheid is die daarvoor zorgt. Ook die valt (helaas) moeilijk te beïnvloeden. Uit het onderzoek kwam trouwens ook naar voor dat koppels die in de experimentele conditie zaten de volledige 3 maanden slechter gezind waren dan de controlegroep. Getrouwd zijn was hier een buffer voor, maar opnieuw: zijn zij die getrouwd zijn langer beter gezind, of zijn mensen die lang goed gezind blijven vaker getrouwd?

Conclusie

De vaststelling dat mensen die vaker seks hebben, meestal ook gelukkiger zijn, is correct. Dit wil niet zeggen dat mensen meer seks doen hebben, hen gelukkiger zal maken. Investeren in elkaar en de vlinders zoveel mogelijk in tact houden heeft waarschijnlijk meer effect op je geluksniveau – en op je seksleven. Dat, of aan de juiste studies deelnemen.

Auteur: Karen De Visch

Karen De Visch is bedrijfspsychologe en werkt als research consultant bij Profacts. Op twitter vind je haar als @DeVisKar en ze is ook de drijvende kracht achter de @GAPugent tweets.

Referentie

  • Loewenstein, G., Krishnamurti, T., Kopsic, J. & McDonald, D (2015). Does increased sexual frequency enhance happiness? Journal of Economic Behavior & Organization, 206-218.
  • Blanchflower, D., sward, A. (2004). Money, sex and happiness: an empirical study.
 

Waarom hebben mensen seks?

Is het nu echt nodig om daar een onderzoeksproject aan te wijten? Het lijkt toch evident. Om zich voort te planten, om  seksuele spanning te ontladen of omdat het leuk is toch? De variëteit aan seksueel gedrag doet echter vermoeden dat seksuele motivatie meer divers en complex is. Om zicht te krijgen op de redenen waarom wij Vlamingen seks hebben en dit in verband te brengen met  seksueel gedrag en seksuele beleving, hebben de studenten seksuologie van de Universiteit Gent een grootschalig online onderzoek opgezet. Iedereen die seksueel actief is en 30 minuten tijd wil uittrekken, kan de vragenlijst invullen op www.waaromseks.be. Deelnemen kan t/m 31 maart 2014.

Seksuele beleving

Bevolkingsonderzoek naar seksualiteit richt zich doorgaans op gedragsvariabelen met als voornaamste focus cijfers mbt seksuele frequentie, seksuele praktijken en prevalentie van seksuele problemen. Hoeveel keer we ‘het’ moeten doen om normaal te zijn is veelvuldig onderzocht. De studie van seksueel gedrag biedt echter weinig inzicht in de seksuele beleving van mensen en het is die beleving die het seksueel welzijn en uiteindelijk de kwaliteit van leven determineert.  Wat zegt het ons dat een koppel gemiddeld tweemaal per week seks heeft?  Als deze frequentie primair gedreven wordt vanuit onzekerheid of andere negatieve motieven kan dit meer nefast zijn voor de seksualiteitsbeleving dan een koppel dat eenmaal per maand seks heeft vanuit gevarieerde, positieve motieven. Om seksueel gedrag en diens verhouding tot seksuele beleving beter te begrijpen, is het dus belangrijk om de proximale determinanten van gedrag te bestuderen, namelijk seksuele motieven.

Ondanks het wezenlijke belang, is onderzoek naar seksuele motivatie lange tijd onderbelicht geweest. Om deze lacune in de literatuur op te vangen, hebben Amerikaanse onderzoekers in 2007 aan 444 psychologie-studenten gevraagd om alle mogelijke motieven op te lijsten waarmee zij of anderen seks hebben (Meston & Buss, 2007). Uit deze rondvraag kwamen 237 motieven naar voren die de onderzoekers onderverdeeld hebben in 4 hoofdcategorieën, namelijk (1) fysieke redenen (stress reductie, plezier, fysieke begeerte, ervaringen opzoeken), (2) doelgericht (middelen bekomen, sociale status, wraak, utilitarisme), (3) emotionele redenen (liefde, commitment en expressie), en (4) onzekerheid (ego-boost, plicht/druk, partner niet verliezen). Na exclusie van overlappende en weinig voorkomende motieven, kwamen zij tot een vragenlijst van 139 motieven die gevalideerd werd in later onderzoek. Hoewel mannen doorgaans meer gericht zijn op fysieke motieven en vrouwen meer vrijen vanuit emotionele en relatie-motieven, bleek uit dit Amerikaans onderzoek dat niet minder dan 8 motieven uit de top 10 van de mannen ook in die van de vrouwen staan. Dit is een opvallend resultaat dat ons aanmoedigt om niet alleen te focussen op gender-verschillen, maar ook meer aandacht te hebben voor de overlap tussen mannen en vrouwen.

Een belangrijke meerwaarde van de YSEX vragenlijst is dat dit instrument toelaat om de variëteit aan motieven alsook de frequentie waarmee mensen vrijen vanuit een bepaald motief te inventariseren. Beide parameters zijn belangrijk om seksueel gedrag en seksuele beleving te begrijpen. We kunnen immers stellen dat de variëteit aan motieven en de flexibiliteit waarmee mensen de betekenis van seks kunnen onderhandelen en mee laten variëren met leeftijd of levensgebeurtenissen, belangrijke voorspellers zijn van seksuele tevredenheid.

Seksuele beleving in verschillende doelgroepen

Flexibiliteit mbt seksualiteit en seksuele motivatie blijken een belangrijk thema te zijn wanneer mensen geconfronteerd worden met een ingrijpende ziekte zoals Multiple Sclerose (MS) en kanker. Verschillende lichaamsfuncties, waaronder de seksuele functies, vallen uit en ook de behandeling kan interfereren met het seksueel functioneren. Hoewel we weten dat seks een belangrijke rol kan blijven vervullen in het omgaan met en het verder-leven na de ziekte, is er weinig onderzoek naar de seksualiteitsbeleving, en zeker niet naar de seksuele motieven, van mensen met kanker en MS. Naast een algemene bevraging van de gemiddelde Vlaming, willen we ons ook specifiek richten op een aantal doelgroepen die tot op heden weinig bevraagd zijn in seksualiteitsonderzoek: mensen met MS en kanker, en ook mensen met obesitas, mensen met een (subklinisch) seksueel probleem, transgenders, jongeren en senioren. Op basis van de resultaten van dit onderzoek hopen wij tot een beter begrip te komen van de link tussen seksueel gedrag en seksuele beleving in de algemene populatie, alsook concrete aangrijpingspunten om seksualiteit bespreekbaar te maken bij deze specifieke doelgroepen.

Referentie

  • Meston, C.M., & Buss, D.M. (2007). Why humans have sex. Archives of Sexual Behavior, 36, 477-507

Auteur: Marieke DeWitte

Marieke Dewitte is postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit Gent, vakgroep Experimenteel, Klinische en Gezondheidspsychologie en Assistant Professor aan de Universiteit Maastricht, vakgroep Clinical Psychological Science. Na het afronden van haar opleiding seksuologie in Amsterdam (2010) werkt ze als seksuoloog in het Centrum voor Seksuologie en Genderproblemen in het Universitair Ziekenhuis Gent en sinds 2012 coördineert ze de PEV opleiding seksuologie aan de universiteit Gent.

 

BDSM in Vlaanderen: meer dan vijftig tinten.

Alomtegenwoordig maar nog steeds miskend

Tegenwoordig sijpelt extreme seks ons leven binnen via allerhande media, als ware het niets speciaals. Expliciet naakt, seksspeeltjes, handboeien en mensen aan de leiband worden niet enkel tentoongespreid in hardcore pornografie maar zelfs in videoclips van onder andere Rammstein, Rihanna en Britney Spears. Het wereldwijde succes van het drieluik Vijftig tinten grijs, donkerder en vrij bewijst dat heel wat mensen nieuwsgierig zijn naar dat tikje meer en geïntrigeerd zijn door bdsm (bondage & discipline, dominantie & submissie, sadisme & masochisme).

Er zijn mensen die bdsm vooral lichamelijk beleven en het sadomasochisme vooropstellen. Anderen houden dan weer van het psychologische spel, waarbij onder andere vernedering, controleverlies, het uitvoeren van opdrachten en het verschil in verhouding centraal staan. Bdsm kan voor iemand ook louter draaien om het artistieke aspect aan bijvoorbeeld bondage of fetisjisme. Vaak blijkt het een combinatie of uitbreiding te zijn van al het voorgaande, en dit van lichte tot extremere niveaus.

Sadisme en masochisme hebben een speciale plaats in de perversies, omdat het contrast van activiteit en passiviteit dat aan hun basis ligt tot de universele trekken behoort van seksualiteit.” (Freud, 1920)

De combinatie van genot en pijn is niets nieuws. In het oude Egypte werden reeds vormen van bdsm beoefend, en ook de Kama Sutra ziet de inductie van pijn als een aanvaardbare manier om extra seksuele prikkels te veroorzaken. De nagels sporadisch in iemands rug planten, bijten op allerhande plekken en een occasionele klets op de poep lijken deel uit te maken van de conventionele seksuele verhouding. Desondanks wordt de bdsm-minnende medemens door de Diagnostic and Statistical Manual of kortweg de DSM-5 (APA, 2013) wetenschappelijk gecategoriseerd onder de noemer ‘parafiel’, een zogezegd minder stigmatiserende versie van het woord ‘pervert’. In realiteit zijn bdsm’ers mensen wiens seksualiteitsbeleving afwijkt van de norm, maar daarom zijn zij niet de zonderlinge lustmoordenaars in lederen pakjes die komen opdraven in allerlei misdaadseries. Binnen de psychoanalyse worden seksueel deviante fantasieën en gedragingen dan weer losgekoppeld van een perverse structuur. Het hebben van bijzondere seksuele verlangens of het stellen van pervers gedrag, betekent dus niet dat iemand sowieso een pervert is.

Wat betekent bdsm voor de beoefenaars ervan in Vlaanderen? Zijn zij de perverten waarvoor zij aangezien worden? Om een antwoord op deze vragen te krijgen, deed ik twee jaar een kwalitatief exploratief onderzoek.

Van opwinding over vertrouwen tot geborgenheid en liefde

Beoefenaars situeren zich op een continuüm van kinky seks over lidmaatschap van een vereniging tot een 24/7-levensstijl, en komen uit alle lagen van de bevolking. Elke bdsm’er is immers iemands kind, (groot)ouder, buurman, collega, kassajuf in de plaatselijke supermarkt, enzovoort. Clichébeelden die aan het woord ‘bdsm’ gekoppeld worden zoals verwerpelijke orgieën en folteringen in groezelige kelders, slaan nergens op. Op een openbaar bdsm-feestje zie je amper seksuele handelingen en zowel onderdanigen, switches als dominanten geven naast opwinding vooral vertrouwen, respect, openheid, geborgenheid, veiligheid, vrijheid, geluk, en liefde aan als kernaspecten van wat bdsm voor hen betekent. Bdsm’ers vertrouwen de ander vaak écht hun leven toe.

Compulsiviteit en habituatie als recept voor extremiteiten?

Dat fysieke pijniging fijn bevonden wordt, valt neurologisch te verklaren. De gebieden in de hersenen die pijn en plezier beoordelen, hebben immers een soortgelijke werking. Ook klassieke conditionering helpt om de combinatie pijn-genot als lustvol te ervaren. Pijnbeleving wordt langzaam opgebouwd en de sadist of dominant zal daarbij een arsenaal aan seksueel prikkelende attributen aanwenden, gaande van zwepen en tepelklemmen tot vibrators. Masochisten of onderdanigen kunnen in een bdsm-spel streven naar het bereiken van subspace, een soort trance waarbij men genot en absolute rust ervaart in plaats van pure kwelling.

Bdsm’ers kunnen hun driften net zoals andere mensen beheersen en een spel uitstellen tot het daarvoor geschikte moment aanbreekt. Slechts een minderheid respondenten voelt bdsm aan als iets compulsiefs dat móét gebeuren om opgewonden te geraken. Dit zijn de mensen voor wie bdsm sterk aanleunt tegen een psychische problematiek waarbij de verlangens in periodes een negatieve weerslag hebben op hun persoonlijk, sociaal en/of beroepsmatig functioneren. Maar zelfs bij deze groep is er zelden sprake van een vooropgesteld scenario. Het niet weten wat je te wachten staat, is net een van de aspecten aan bdsm die respondenten als lustvol ervaren.

Ook in een bdsm-relatie kan er sleur komen. Hoewel er – zeker wat de pijnbeleving betreft – ontegensprekelijk habituatie optreedt en grenzen continu verlegd worden, betekent dit niet dat bdsm’ers steeds extremer hoeven te gaan om eenzelfde niveau van bevrediging te bereiken. Men zet soms ook stapjes terug en gebruikt nieuwe technieken die door het verrassende effect eveneens weten te plezieren. Extremer spelen hangt niet noodzakelijk samen met leeftijd, maar eerder met de mate waarin iemand op zoek is naar kicks, sadomasochistische gevoelens koestert en beschikt over een partner die mee wil in dat verhaal. Echte buitensporigheden worden in het verenigingsleven sowieso niet getolereerd.

Fetisjisme: ‘Your kink is not my kink, and your kink is pretty fucked up’

Fetisjisme heeft betrekking op veel meer dan opgewonden geraken van objecten. Denk aan een specifieke situatie, een type persoon, een handeling, geluid, geur of gevoel: sowieso bestaat er iemand die daar een fetisj voor heeft. Men wil het fetisjobject zelf aanraken, likken, ruiken, strelen of gebruikt zien worden door iemand anders. Verschillende fetisjen kunnen met elkaar samenhangen. Een meesteres in hoge laarzen lijkt nog groter, vrouwelijker en onbereikbaarder voor de onderdanige. Wanneer zij die laarzen vervolgens gebruikt om ermee op het geslachtsdeel te gaan staan in het kader van CBT ofte cock & ball torture, wordt het gewenste machtsverschil tussen beiden nog meer benadrukt.  Bij veel fetisjen speelt de esthetiek van objecten een grote rol. Mensen hebben een fetisj voor specifieke soorten neuzen, schoenen, voeten, latex, enzovoort. We kunnen niet zozeer spreken van ‘mooie’ objecten. Iemand kan zich namelijk net aangetrokken voelen tot datgene wat anderen lelijk of beangstigend vinden, zoals geamputeerde ledematen of het besmeurd worden met uitwerpselen. Onder het motto ‘Your kink is not my kink, but your kink is ok’ wordt binnen de bdsm-wereld zo goed als alles op zijn minst bespreekbaar geacht. Wat minder vaak voorkomende fetisjen betreft, lijkt de uitspraak ‘Your kink is not my kink, and your kink is pretty fucked up’ helaas eerder van toepassing te zijn. Zelfs binnen de bdsm-wereld blijven taboes bestaan.

Bdsm als een geaardheid?

Je kunt iemand de technieken leren om bdsm te beoefenen, maar je kunt niemand leren om ervan te houden. Een man stelde droog dat hij zijn vrouw anders wel al lang een spoedcursus had gegeven. Er is niet zoiets als een ‘oorzaak’ die kan verklaren waarom men van bdsm houdt. De gedachtegang dat iemand een traumatische jeugd gehad moet hebben om seksualiteit zo te beleven, valt zeker niet te veralgemenen naar deze steekproef respondenten.

Fantasiespelen als cowboy en indiaantje of politie en boef, de blinkende hoge sandalen van de juf, een stripverhaal met als thema slavernij of een schooluitstap naar het Gravensteen in Gent: de eerste herinnering aan bdsm-gevoelens blijkt vaak getriggerd te zijn door beelden, situaties of personen in de kindertijd, en is niet zelden eveneens de eerste seksuele herinnering van respondenten. Bdsm’ers rapporteerden dat lustvolle gevoel terug op te zoeken als puber of volwassene.

Bdsm lijkt voor velen niet enkel iets wat zij doen, maar eveneens een deel van hun zijn. Liefhebbers ervaren deze gevoelens als een inherent deel van hun identiteit. Meer dan de helft van de respondenten voelt het zelfs aan als een geaardheid. Zoals een hetero houdt van een partner van het andere geslacht, houdt een onderdanige dan van een partner die dominant is. Benoemt men bdsm als een geaardheid bij een gebrek aan een andere gepaste term? Binnen de bdsm-wereld is hierover weinig consensus.

Keerzijden aan bdsm

“Ik wil mensen pijn doen. Betekent dit dat ik een tweede Dutroux zal worden?”, “Hoe vertel ik mijn vrouw dat ik verlang naar pijn?”, “Waarom word ik niet opgewonden van liefdevolle seks?”, “Hoe ver kan ik nog gaan voordat het gevaarlijk wordt?”, “Ben ik psychisch ziek, abnormaal?”

De psychische klachten die gelinkt kunnen worden aan iemands bdsm-voorkeur, hebben voornamelijk te maken met het proces van de ontdekking en aanvaarding van de bdsm-gevoelens en -gedachten, alsook met vragen over de absolute grens van de bdsm-gedragingen die kunnen neigen naar een verslaving, en ten slotte met de afkeuring van bdsm door de omgeving. Zelfs binnen het gezondheidssysteem zouden er nog mythes heersen met betrekking tot bdsm. Ook in Vlaanderen worden mensen soms meteen doorverwezen bij het uitspreken van hun bdsm-voorkeur. Maar waar kan je heen met vragen rond afwijkende gedragingen, gevoelens en geaardheden als zelfs psychologen of huisartsen deze onderwerpen liever vermijden?

Men is zich in Vlaanderen niet alleen bewust van de geestelijke en lichamelijke gevolgen, maar ook van de sociale en zelfs juridische risico’s van bdsm-beoefening. Respondenten verloren bijvoorbeeld al hun kinderen in een echtscheiding, hun job, of werden omwille van hun bdsm-voorkeur naar de psychiater gestuurd met de bedoeling zich te laten omvormen tot het ‘heteronormatieve’ model. De oorsprong van de algemene negatieve opvattingen over bdsm ligt bij een aantal factoren, waarvan religie, feminisme, de media, de wetgeving en de categoriale manier van diagnosticeren de voornaamste blijven. Onderzoek suggereert nochtans dat aan bdsm doen niet noodzakelijk een uitdrukking is van een onderliggende psychopathologie. Bdsm heeft ook niets te maken met geweldpleging. Het aspect vrijwilligheid is voor bdsm’ers van cruciaal belang, net zoals het op de hoogte zijn van de risico’s die beide partijen nemen. Alles wat gebeurt, moet verantwoord en veilig voorbereid zijn. Mensen die aan geweldpleging doen, houden geen rekening met de ander. Maar hoe bewijs je na een relatiebreuk dat de blauwe plekken op het lichaam van je ex niets te maken hebben met intrafamiliaal geweld? En hoe leg je als bdsm’er aan de politie uit waarom je een tas vol zwepen en touw hebt staan in je kofferbak?

Conclusie

Er is weinig evidentie om te besluiten dat bdsm’ers doorgaans een perverse structuur hebben. Er bestaat echter geen twijfel over dat er veel perverse trekken zitten in bdsm’ers hun interacties met elkaar en naar derden toe. Niettegenstaande respondenten aangeven dat bdsm hun leven verrijkt, wordt het anno 2013 nog steeds ten onrechte beschimpt, juridisch afgestraft en gepathologiseerd. Wordt bdsm zoals het door de beoefenaars daarvan beleefd wordt, verward met de ziektebeelden die in de categoriale manier van diagnosticeren terug te vinden zijn? Het is daarom belangrijk dat degenen die deze diagnoses toekennen op de hoogte zijn van wat bdsm inhoudt voor de beoefenaars ervan. Mensen van wie de seksuele verlangens afwijken van het heteronormatieve model, blijven anders de klinische diagnoses krijgen die het idee dat leeft bij de grote massa beïnvloeden. En dat beïnvloedt op zijn beurt weer de wetenschap. Zou het kunnen dat niet de wetenschappelijke evidentie, maar de publieke opinie de hoofdreden is waarom bdsm-gerelateerde parafilieën nog steeds weinig genuanceerd vermeld staan in de DSM-5? Onderzoek naar de perceptie van buitenstaanders – en in het bijzonder hulpverleners – lijkt zinvol, zowel voor bdsm’end Vlaanderen als voor hen die bdsm’ers door een gebrek aan correcte informatie nog steeds als vreemde perverten beschouwen.

Bronnen

  • Federoff, J. P. (2008). Sadism, sadomasochism, sex, and violence. The Canadian Journal of Psychiatry, 53 (10), 637-646.
  • Newmahr, S. (2010). Rethinking kink: sadomasochism as serious leisure. Qualitative Sociology, 33, 313-331.
  • Taylor, G. W., Ussher, J. M. (2001). Making sense of S&M: a discourse analytic account. Sexualities, 4, 293-314.
  • Weinberg, S., Williams, C. J, Moser, C. (1984). The social constituents of sadomasochism. Social Problems, 31 (4), 379-389.
  • Yost, M. R. (2010). Development and validation of the attitudes about sadomasochism scale. Journal of Sex Research, 47 (1), 79-91.

Download hier de volledige Masterproef ‘Meer dan vijftig tinten. Een exploratieve studie naar bdsm in Vlaanderen.’

Auteur: Jantien Seeuws

Jantien Seeuws studeerde af als master in de klinische psychologie met een exploratieve studie over bdsm in Vlaanderen, en dit aan de Vakgroep Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie van de UGent. Sinds 2012 is ze werkzaam bij Gerechtelijk Opgelegde Hulpverlening in het CAW Regio Brugge. Aan de HUB geeft ze als gastdocent het vak Psychopathologie. Ze wil zich graag verder verdiepen in alternatieve vormen van seksualiteitsbeleving en de forensische psychologie.