Browse Tag: familie

Samen Sterker: Familie als Sleutel in Geestelijke Gezondheidszorg

De Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) evolueert en zo ook de rol van familie en naasten (verder genoemd “familie”) binnen deze sector. De focus verschuift met mondjesmaat van het op afstand houden naar het meer betrekken van familie bij de zorgverlening. Maar waarom? Omdat het werkt én nodig is.

Cijfers leren ons dat familie driekwart van alle zorg voor naasten met een psychische kwetsbaarheid aanreikt. Zij spelen ook een onmisbare rol in het signaleren van de psychische problemen, sporen aan tot het zetten van stappen naar de professionele hulpverlening en ondersteunen bij de behandeling en herstel. Logischerwijs heeft dit ook zijn impact op de familie zelf: vaak geraken zij overbelast en uitgeput. Niet enkel de patiënt, maar ook de familieleden hebben nood aan een luisterend oor en de nodige ondersteuning.

Familie, een extra uitdaging of een belangrijke partner in zorg?

Familie kan niet meer enkel bekeken worden als een verre sociale context, maar eerder als een volwaardige partner binnen de zorg of de behandeling. Dit idee is het kernprincipe van de trialoog (zie Fig 1) en staat centraal in de recente multidisciplinaire richtlijn rond het betrekken van naasten binnen de GGZ.

Toch is dit in de dagdagelijkse praktijk vaak (nog) niet het geval. Wanneer een patiënt in begeleiding of behandeling is, is de focus vaak uitsluitend op dit individu gericht. Familie deel maken van de behandeling voelt voor zorgverleners nog te vaak aan als een extra taak waar geen tijd, ruimte of kennis voor is; het lijkt een weinig “lonende” investering want de meerwaarde van familie in het herstelproces van de patiënt wordt vaak onderschat. Verder bestaat er veel onduidelijkheid over welke familie men mag betrekken bij de hulpverlening, hoe dit dan best gebeurt en wat het beroepsgeheim al dan niet toelaat. Deze onduidelijkheid zorgt voor handelingsverlegenheid – hulpverleners durven familie niet zomaar te betrekken uit angst om fouten te maken. De aandacht voor familie en het betrekken ervan bij de hulpverlening blijkt bijgevolg sterk afhankelijk te zijn van de zorgorganisatie, de afdeling en de individuele hulpverlener, waarbij de therapeutische achtergrond een belangrijke rol speelt.

Nochtans, familie is een constante in het leven en zorgtraject van de patiënt en vormt een waardevolle bron van informatie voor de hulpverleners. Daarnaast verkleint het betrekken van familie de kans op herval en gedwongen maatregelen, vermindert het de tijd die nodig is voor behandeling én vergoot het de kans op herstel voor de patiënt. Tenslotte kan het betrekken van familie voorkomen dat zij zelf een eigen gezondheidsnood of -problematiek ontwikkelen en doorbreekt het de eenzaamheid van mantelzorgers. Het is een win-win voor zowel de patiënt, familie als hulpverlener.

Hoe bouwen aan een familievriendelijke zorg?

Als we weten, uit verhalen van familie én wetenschappelijk onderzoek, hoe belangrijk het is om familie te betrekken binnen het zorgtraject van de patiënt, hoe kunnen we hier als individuele hulpverlener (of organisatie) een verschil in maken? Familieplatform schuift vier pijler naar voor die essentieel zijn in het ontwikkelen van een familievriendelijk beleid.

Pijler 1 – bejegenen: ‘Voel je je welkom binnen de zorg?’

“Op zondagavond breng ik mijn kind terug naar de zorginstelling. Ik voel me precies een taxichauffeur. Ik zet hem af aan de deur en hij zwaait nog even terug. Aanvankelijk ging ik mee binnen, maar er was geen onthaal, geen communicatie – niemand checkte even in bij ons hoe het weekend was verlopen.”

Bejegenen gaat over de omgang van hulpverleners met familie en het familievriendelijk klimaat in een organisatie. Na een lange en vaak intense periode van zorg bieden, geef je als familielid de zorg (gedeeltelijk) uit handen. De relatie, bezorgdheid en betrokkenheid stopt uiteraard niet aan de deur van de organisatie. Een warm onthaal, een vriendelijke goeiemorgen en misschien zelfs een kopje koffie tijdens het bezoek, toegankelijkheid en aanspreekbaarheid van de hulpverleners, een aangename wachtruimte (ook voor kinderen en tieners), …

Pijler 2 – informeren: “Ben je op de hoogte, niet enkel om te begrijpen maar ook om te kunnen helpen?”

“Als ik thuis zit, dan is een deel van mijn gedachten sowieso bij mijn partner. Ik wil de telefoon kunnen nemen en vragen “Heeft mijn man goed geslapen? Hoe voelt hij zich vandaag?”, maar vaak hoor ik het excuus dat er nu geen tijd is om mij te woord te staan en dat ze later zullen terugbellen.”

Wil men dat familie een gelijkwaardige partner is binnen de zorg, dan is het noodzakelijk dat zij voldoende geïnformeerd worden. Uiteraard wil je als familie op de hoogte zijn van de algemene gang van zaken, de huidige toestand, de behandelingen, … en dit niet éénmalig bij het begin of einde, maar op een continue manier doorheen het traject. Hulpverleners botsen hierbij weleens op het beroepsgeheim. Echter, het luisteren naar de impact op of noden van familie en het bieden van algemene informatie vormt nooit een probleem.

Pijler 3 – ondersteunen: “Voel je je gehoord en gedragen?”

“Eigenlijk neem je als familielid heel veel stukken op. Je bent zus, mantelzorger, maar ook woordvoerder. Dat is heel vermoeiend. Vooral omdat het GGZ- landschap zo verwarrend en niet transparant is, je wordt vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Uiteindelijk kan je landen, maar dan pas voel je hoe lastig het al is geweest en hoe moe en gefrustreerd je je voelt.”

Ondersteunen gaat over de zorg die geboden wordt aan familie. Vaak is het reeds een lastig parcours geweest met veel vragen of onduidelijkheden, weinig of net reeds heel wat ervaring met de hulpverlening, verdriet, schuldgevoelens, … Een luisterend oor vinden waar ook de familie hun verhaal kan doen en waar ook even gecheckt wordt hoe het nu met hen gaat, is nodig en dit kan zowel intern aangeboden worden (bv. informele babbels, systeemgesprekken), maar kan er ook uit bestaan om familie te motiveren om zelf externe steun te zoeken. Ook doorverwijzing naar familieorganisaties en lotgenotencontact wordt als zeer helpend ervaren door familie.

Pijler 4 – betrekken: “Wordt jouw stem ook meegenomen in de behandeling?”

“Ontelbare intakegesprekken waarbij ook onze rol als ouder kritisch bevraagd wordt, begrijpelijk maar tegelijkertijd ook confronterend. Anderzijds willen wij ook graag mee begrijpen wat er aan de hand is met ons kind en hoe wij daar best mee kunnen omgaan. Maar hierin voelen wij ons alleen staan.”

Betrekken betekent het voldoende laten participeren van familie binnen de zorg. Familie kent hun dierbare vaak al heel wat langer dan de hulpverleners. Zij beschikken over informatie en kennis waarover hulpverleners niet beschikken. Belangrijk hierbij is dat familieparticipatie een flexibel begrip is: de mate van betrokkenheid is afhankelijk van de voorkeur van de patiënt en de familie, maar ook van de draagkracht van de familie op dat moment. Het herhaaldelijk bevragen van de (wens tot) betrokkenheid door hulpverleners is dan ook noodzakelijk.

Als een olievlek…

Als afsluitende noot merken we bij Familieplatform dat steeds meer organisaties familiebetrokkenheid op de kaart zetten en dit niet enkele binnen de GGZ, maar in het bredere zorglandschap. De laatste jaren zijn heel wat familieorganisaties ontstaan vanuit de nood om verbinding en steun te brengen tussen lotgenoten. Via ervaringen en getuigenissen signaleren zij de hindernissen waarop familieleden botsen in de zorg. Familieplatform verenigt en ondersteunt deze familieorganisaties en slaat de brug naar de overheid. Uit onze recente cijfers blijkt dat in 2023 maar liefst 71 vormingen werden gegeven verspreid over Vlaanderen en 800 online vormingen werden gevolgd. Hiermee kon het Familieplatform meer dan 2000 (toekomstige) hulpverleners en stafmedewerkers bereiken.

Auteur

Dr. Céline Hinnekens en Dr. Marieke Van Schoors zijn beleidsmedewerkers bij Familieplatform vzw. Kim Steeman is directeur van het Familieplatform. Contactgegevens: celine.hinnekens@familieplatform.be & marieke.vanschoors@familieplatform.be

Referenties

Timmermans, J.M. (Red.). (2003). Mantelzorg: over hulp van en aan mantelzorgers. Sociaal Cultureel Planbureau.

Vanlinthout, E., Coppens, E., Opgenhaffen, T., Scheveneels, S., Put, J. & Van Audenhove, C. (2020b). De ontwikkeling van een multidisciplinaire richtlijn voor het betrekken van de context in de geestelijke gezondheidszorg. Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. https://cdn.nimbu.io/s/5s8z9pq/channelentries/sm2apk4/files/2020-15-rapport-47-ef37-mdr-betrekken-context.pdf?ocxu9tp

Familieplatform. https://familieplatform.be/wie-zijn-we/. 2024. Visie Familieplatform.

Vanlinthout E, Coppens E, Opgenhaffen T, Scheveneels S, Put J, Van Audenhove C. Een multidisciplinaire richtlijn om naasten sterker te betrekken in de geestelijke gezondheidszorg [Internet]. 2020. Available from: www.steunpuntwvg.beswvg@kuleuven.be

Helmer, E., Vermeulen, B., Vanderhaegen, J., Coppens, E., & Van Audenhove, C. (2016). Betere GGZ 107: de ervaringen van hulpverleners, mantelzorgers en patiënten. LUCAS. http://www.psy107.be/images/2016%2006%2029%20Onderzoeksrapport%20LUCAS.pdf

Zorginspectie. (2018). Beleidsrapport: Toezicht in de centra voor geestelijke gezondheidszorg 2017- 2018. Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/27741

Ohaeri, J.U. (2003). The burden of caregiving in families with a mental illness: A review of 2002. Current Opinion in Psychiatry, 16(4), 457-465. https://psycnet.apa.org/doi/10.1097/00001504-200307000-00013

ZitStil. (Red.). 2020. Van dialoog naar trialoog: naar evenwaardige inbreng van zorgverlener, familie en kind. ZitStil.

Cleary, M., Freeman, A., & Walter, G. (2006). Carer participation in mental health service delivery. International Journal of Mental Health Nursing, 15(3), 189-194. https://doi.org/10.1111/j.1447-0349.2006.00422.x

Waters F. Good Practice Guidelines for Engaging with Families and Carers in Adult* Mental Health Services. 2016.

Klaassen H. Bondgenoten: hoe familieleden en hulpverleners in de psychiatrie kunnen samenwerken. Amsterdam: Boom; 2014.

Bracke M, Mortelmans UD, Declercq A, Leuven KU, Raeymaeckers P, Benedicte U, et al. Zorgenquête 2021 Inhoudelijk rapport [Internet]. 2021. Available from: http://www.steunpuntwvg.be

van Schooten G, Beersen N, Berg M. Startdocument indicatorset familiebeleid in de GGZ [Internet]. 2011 [cited 2023 Jul 25]. Available from: van Schooten, G., Beersen, N., & Berg, M. (2011)

Familieplatform. https://familieplatform.be/wie-zijn-we/. 2024. Visie Familieplatform.

 

Hoe behandel je magerzucht in gezinnen? Experten en ervaringsdeskundigen aan het woord

België is op Europees vlak één van de koplopers wat betreft de aanwezigheid van eetstoornissen. Naar schatting heeft ongeveer 1% van de Belgische bevolking ooit aan anorexia nervosa of magerzucht geleden. De problematiek manifesteert zich meestal voor het eerst tussen het 10e en 20e levensjaar. Dat betekent dat ook ouders er mee te maken krijgen. In de behandeling van anorexia nervosa blijkt meervoudige familietherapie, waarbij meerdere gezinnen samenkomen rond de magerzucht van de (meestal vrouwelijke) kinderen of adolescenten, zeer effectief te zijn. In een recent ontwikkeld wetenschappelijk archief (zie www.singlecasearchive.com) vinden we een boeiend verhaal terug van de Duitse Miriam en haar moeder Marem. Continue Reading

 

Gezinsvorming na donor conceptie: een belevingsonderzoek.

De wens om kinderen te krijgen is  een fundamentele menselijke behoefte en een erg kostbare wens in verschillende culturen. Voor heel wat koppels kan de kinderwens echter niet vervuld worden zonder medische hulp. Het gebruik van donormateriaal – spermacellen of eicellen van een derde partij – kan voor sommige onder hen soelaas bieden.

Onderzoek over donorgezinnen

Internationaal onderzoek toont aan dat voor 9 tot 15% van de koppels in vruchtbare leeftijd, vruchtbaarheidsproblemen de weg naar het ouderschap bemoeilijken. Niet alleen voor heterokoppels, maar ook voor lesbische- en transgender koppels kan donormateriaal een oplossing bieden. Omdat in een donorgezin de gezinsleden niet volledig genetisch verwant zijn met elkaar, zet deze gezinsvorm onze traditionele definitie van ‘het gezin’ als ‘een systeem gevormd door genetisch verwanten’ verder op de helling.

Onderzoekers besteden heel wat aandacht aan het welzijn van donorgezinnen en het psychosociaal functioneren van de kinderen die in deze gezinnen opgroeien. Hoewel deze studies ons goed cijfermateriaal verschaffen, weten we weinig over de rol van de donor, de beleving van de gezinscommunicatie en de betekenis van genetische en niet-genetische banden voor de verschillende gezinsleden. Om hier meer inzicht in te verkrijgen, namen we in onze studie diepte-interviews af bij ouders en hun kinderen, die via donormateriaal verwekt werden (zowel heteroseksuele als lesbische ouders, zowel eicel- als spermadonatie).

Een alternatieve weg naar een ‘normaal’ gezin?

Uit onze interviews bleek dat voor vele ouders het vormen van een donorgezin een onbekend en nieuw terrein was. Terwijl ze dit alternatieve pad bewandelden, hadden de ouders één doel voor ogen: het vormen van een ‘normaal’ gezin met sterke gezinsbanden. De donor werd over het algemeen ‘vergeten’ en ‘weggedacht’, vooral door de heteroseksuele gezinnen die het genetische verwante gezinsideaal trachtten na te streven. Voor hen was het essentieel om de rol van de donor in het gezin te minimaliseren. Lesbische koppels waren minder gehecht aan het ideaalbeeld van een genetisch verwant gezin. Zij werden meer op de proef gesteld door het ontbreken van een vaderfiguur omdat men er in onze samenleving vaak van uit gaat dat een kind behoefte heeft aan een moeder én een vader.

Nagenoeg alle koppels beschouwden de donor initieel als een technisch hulpmiddel, maar dit veranderde van zodra het gezin gevormd was en bepaalde eigenschappen van de kinderen de link met de donor in herinnering brachten. Het ging vooral om de talenten, hobby’s of voorkeuren, die de kinderen ontwikkelden en die men niet herkende in het eigen gezin, waardoor men meer en meer nadacht over de donor als een persoon en geen instrument. Zou de donor ook goed zijn in wiskunde? Zou de donor ook een spleetje tussen de tanden hebben? Zou de donor ook zo muzikaal zijn?

Tot slot hadden partners soms verschillende visies op de donor en het belang van genetische banden. Sommige partners waren nieuwsgierig en wilden meer weten en vertellen over de donor, terwijl anderen dit hoofdstuk net wilden afsluiten. De betekenis en de rol van de donor werd onderhandeld en vaak geminimaliseerd, met het oog op het versterken van de positie van de niet-genetische ouder. Zo werd de donor vaak gezien als een bedreiging voor de niet-genetische ouder, louter en alleen door de aanwezigheid van de genetische link met de kinderen. Ouders bleken constant de balans te maken tussen het belang van deze genetische en sociale banden. Ze minimaliseerden de relevantie van de genetische band en tegelijkertijd was het gemis van deze band vaak een betekenisvolle verlieservaring voor de niet-genetische ouder.

Gezinnen in de toekomst?

Met onze huidige reproductieve technologieën maken we gezinsvorming mogelijk zonder volledige genetische verwantschap. Tegelijkertijd hechten sommige mensen net heel veel belang aan deze genetische constellatie. Ook in onze samenleving zien we een trend waarbij steeds meer aandacht gaat naar genetische informatie (vb. het opsporen van genetische afwijkingen via de Niet-Invasieve Prenatale test). Ons onderzoek biedt alvast enkele concrete aandachtspunten wat betreft de beleving van donorgezinnen. Zo benadrukken vele ouders dat zij beschouwd willen worden als een normaal gezin, waarbij de donor slechts een noodzakelijke tussenstap was in hun transitie naar ouderschap en verder geen aandacht behoeft. Anderzijds stellen we vast dat er ook een vraag is om het taboe rond donorconceptie te verbreken en openheid over het donorschap te promoten. Zijn we vooruitstrevend wanneer we binnenkort mogelijk maken dat donoren identificeerbaar zijn en donorgezinnen samen met hun kinderen informatie opzoeken of contact leggen met de donor? Of zijn we net vooruitstrevend door het belang dat gehecht wordt aan genetische banden in vraag te durven stellen? Stuk voor stuk moeilijke vragen die we in de toekomst zullen trachten te beantwoorden.

Auteur

Elia Wyverkens is klinisch psycholoog en seksuoloog en behaalde haar doctoraat in de psychologie. Ze deed onderzoek naar de beleving van donorconceptie aan de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent, onder supervisie van prof. dr. Ann Buysse (zie ook www.parenthood.ugent.be). Deze vakgroep is een onderdeel van PSYNC, het consortium klinische psychologie.