Burgers wensen inspraak (maar ook weer niet te veel)
De komende maanden worden we overspoeld door een golf aan volksraadplegingen [1]. In onder meer Tongeren, Borsbeek, Zwijndrecht en Gent kan de burger zijn licht laten schijnen over een bont allegaartje aan lokale kwesties, gaande van sociaal woonbeleid tot fusieplannen [2]. Enkele politici tonen zich alvast koele minnaars van deze initiatieven tot burgerinspraak. Zo vraagt Christophe Peeters zich luidop af of “volksraadplegingen wel het ‘juiste instrument’ zijn voor complexe beleidsdomeinen” [1], de Gentse burgervader Mathias De Clercq (Open VLD) benadrukt dat het toch vooral aan de overheid (en niet de burger) is om te beslissen en dat hij zich “niet zullen laten binden door het resultaat” [3], en Walter Kiebooms (N-VA) betoogt dat (in tegenstelling tot de burger) “de gemeenteraden… beslissen op basis van feiten en cijfers, niet op basis van emotie” [4].
Met bovenstaande argumenten drukken de heren politici niet alleen een laag vertrouwen uit in de kiezers die zij vertegenwoordigen, ze gaan er bovendien ook mee voorbij aan recente wetenschappelijke inzichten. Uit onderzoek van Tessa Haesevoets en collega’s [5], dat recent werd gepubliceerd in het vakblad Nature Scientific Reports, blijkt namelijk dat de burger helemaal geen inspraak geven in lokale kwesties als zeer negatief wordt ervaren door een meerderheid van het kiespubliek. Haesevoets en co vroegen aan 1,470 kiesgerechtigde volwassenen wat volgens hen de meest optimale balans is tussen het klassieke representatieve model (waarin democratisch verkozen politici beslissen over beleidstopics) en burgers inspraak geven. In een reeks van vijf studies vonden de onderzoekers consistent dat, gemiddeld gezien, mensen een sterke preferentie vertonen voor een “50-50” model, waarbij burgers en overheid samen beslissen en het oordeel van politici even zwaar doorweegt als het oordeel van de burger. Het is opmerkelijk dat deze preferentie voor een “50-50” democratie in elke studie maar boven kwam, ongeacht de gebruikte methodologie (open vragen, experiment, survey studie) en het type lokale kwestie (een oud gebouw een nieuwe bestemming geven, het her-aanleggen van een gevaarlijk kruispunt, de ontwikkeling van sportfaciliteiten, en de inplanting van een winkelcentrum).
Wat bovenstaande resultaten dus lijken aan te tonen, is dat de burger zelf van mening is dat het oude “representatieve” democratische model op de schop mag. Want, zo beargumenteren Haesevoets en collega’s, in feite kan de “pure” representatieve democratie (i.e., een “100-0” model, waarbij burgers politici verkiezen die dan 100% beslissingsrecht hebben) minder dan 5% van de ondervraagden bekoren. Meer zelfs, over het algemeen geven kiezers aan dat hun ideale democratische systeem een mix is van klassieke representatieve en meer “directe” democratie, waarbij politici en burgers samen beslissen en geen van beide partijen een stem krijgt die sterker doorweegt in het uiteindelijke oordeel. Deze gebalanceerde “50-50” mix van representatieve en directe elementen in het politieke systeem gaat dus nog veel verder dan de inspraak waarvan sprake is bij een volksraadpleging.
De onderzoekers maken zelf wel enkele kanttekeningen bij hun studies. Ten eerste bevroegen zij enkel inwoners van het Verenigd Koninkrijk, en het is niet geheel duidelijk in welke mate de resultaten ook van toepassing zijn op de Belgische context. Ten tweede vonden de onderzoekers ook dat er achter de gemiddelde preferentie voor een “50-50” systeem enige variatie schuilgaat. Zo identificeerden zij een subgroep van participanten (ongeveer een kwart van de ondervraagden) die een iets “representatiever” model aanhingen, namelijk een “70-30” model waarbij burgers en overheid wel samen beslissen, maar het oordeel van politici zwaarder doorweegt dan het oordeel van de burger (in een verhouding van 70 tegen 30).
Opnieuw is het belangrijk om hierbij te vermelden dat de groep participante die het “50-50” model prefereerde bij uitstek de grootste was (ruim de helft van de ondervraagden), en dat geen enkele participant in de meer representatieve cluster een voorkeur vertoonde voor het huidige democratische systeem (i.e., het “100-0” model). Bovendien gaf een kwart van de ondervraagden aan dat zij een “50-50” model nog niet verregaand genoeg vonden. Deze subgroep pleitte zelfs voor een “30-70” model! (i.e., waarbij burgers en overheid wel samen beslissen, maar het oordeel van burgers zwaarder doorweegt dan het oordeel van politici)
In ieder geval lijkt het dus naïef om te veronderstellen dat burgers anno 2023 zich tevreden zullen blijven stellen met (niet-bindende) volksraadplegingen. Meer nog, de uitgesproken voorkeur van Mathias De Clercq en co voor het huidige democratische systeem vindt zo goed als geen enkele weerklank bij de bevolking. Dit blijkt niet alleen uit het onderzoek van Haesevoets en collega’s, maar wordt ook weerspiegeld in recente peilingen die een dalende trend in het vertrouwen in de Belgische democratie signaleren [6,7]. We kunnen de heren en dames politici dus alleen maar ten sterkste adviseren om hun visie op burgerinspraak te herzien en te pleiten voor een 21e-eeuws ‘hybride’ beslissingsmodel dat zowel klassieke representatieve als meer hedendaagse directe participatieve elementen omvat, willen zij hun kiezers niet zien afdruipen naar antidemocratischere alternatieven.
Auteurs
Tessa Haesevoets is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) en de Vakgroep Bestuurskunde en Publiek Management (Faculteit Economie en Bedrijfskunde) van de Universiteit Gent. Tijdens haar doctoraat onderzocht ze welke strategieën effectief kunnen zijn om gebroken vertrouwen terug te herstellen. Haar huidig onderzoek spitst zich toe op de veranderende lokale democratie.
Kim Dierckx is als assistent bij de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids-, en Sociale Psychologie (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen) verbonden aan de Universiteit Gent. In het kader van zijn doctoraat hield hij de “super-diverse” samenleving tegen het licht. Specifiek onderzocht hij hoe maatschappelijke instellingen via de toepassing van procedurele rechtvaardigheid sociale harmonie kunnen realiseren in diverse maatschappijen. Zijn huidige onderzoek spitst zich toe op de onderlinge relaties tussen etnisch-culturele minderheden en de factoren die deze verhoudingen op een positieve manier kunnen beïnvloeden.
Referenties
[1] Het Nieuwsblad (07/08/2023). Meer dan 200.000 Vlamingen mogen volgende maand naar de stembus voordat het te laat is. https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20230807_92631852
[2] De Standaard (07/08/2023). Meer dan 200.000 Vlamingen mogen volgende maand naar de stembus. https://www.standaard.be/cnt/dmf20230806_97281655
[3] Het Nieuwsblad (27/06/2023). Uitslag van volksraadpleging in Gent zal niet bindend zijn: “Waarom verzetten jullie zich?” https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20230627_97086977
[4] De Standaard (07/08/2023). Volksraadplegingen? Liever niet, zeggen gemeentebesturen. https://www.standaard.be/cnt/dmf20230806_97271468
[5] Haesevoets, T., Roets, A., Van Severen, R., Dierckx, K., & Verschuere, B. (2023). The public’s preferred level of involvement in local policy-making. Scientific Reports, 13(1), 7146. https://doi.org/10.1038/s41598-023-34282-w
[6] De Standaard (11/05/2023). De grafieken die de politiek zorgen moeten baren: ‘Burgers trekken rode kaart’. https://www.standaard.be/cnt/dmf20230510_97449136
[7] De Standaard (11/05/2023). SOS politiek: een op de drie Vlaamse kiezers vindt België geen democratie. https://www.standaard.be/cnt/dmf20230510_95919372