De verborgen gezichten van neutraliteit: Een uiteenzetting van schizotypische emotieperceptie

Je herkent misschien de situatie waarin je kort gelooft dat een stapel kleren op een stoel een persoon is. Of dat je gemakkelijk in de war geraakt wanneer er te veel tegelijkertijd gebeurt, of niet begrijpt hoe sommige mensen genieten van het proeven van onbekend eten. Misschien heb je wel vaker een drang om iets te breken.

Deze kenmerken kunnen onder de noemer ‘schizotypie’ vallen. Dit woord doet je niet voor niets denken aan schizofrenie, maar toch is het niet hetzelfde. Schizotypie wordt beschreven als een verzameling kenmerken die qua inhoud vergelijkbaar zijn met psychotische stoornissen, maar waarvan de aanwezigheid minder uitgesproken is.

Een belangrijke mededeling: geen paniek indien je positief antwoordde op de voorbeelden hierboven. Studies tonen dat deze ‘psychotisch-achtige’ ervaringen, zoals illusies of hallucinaties, maar ook ongeorganiseerde gedachten, gebrek aan plezier of een gebrek aan zelfcontrole zich voordoen in gradaties. Bij sommige mensen zijn dergelijke zaken niet problematisch terwijl dezelfde zaken bij andere mensen zeer ingrijpend zijn. Het is dus zeker niet zo dat deze ervaringen enkel voorkomen bij mensen met een psychiatrische diagnose. Integendeel, sommige studies suggereren dat ongeveer een vijfde van de populatie ooit al eens iets gelijkaardigs meemaakte. Ook ik kan mijzelf hierbij tellen.

Schizotypische emotieperceptie

Eerder onderzoek suggereert personen met schizotypische kenmerken een verschillende emotieverwerking hebben, in de zin dat emotionele uitingen doorgaans negatiever geëvalueerd worden. Zo zouden ze bijvoorbeeld vaker negatieve emoties herkennen in gezichten die een positieve gezichtsuitdrukking vertonen en gezichten met neutrale gezichtsuitdrukkingen vaker interpreteren als walging.

Beeld je het volgende in. Je zit op de trein. De persoon die voor je zit is aan het wegdromen, denkend aan alles en niets, en toont hierbij geen emotie. Indien je neutrale gezichten als negatief zou ervaren, wordt de wereld plots een meer bedreigende plaats. Medepassagiers op de trein, onbekenden die passeren in de winkelstraat, de mensen die bij je in de rij staan te wachten… allemaal lijken ze je af te wijzen.

De gevolgen hiervan op sociaal vlak kun je je waarschijnlijk voorstellen, en worden ook teruggevonden in wetenschappelijke studies. Mensen met meer schizotypische kenmerken zouden meer sociale angst ervaren en moeilijker banden scheppen met anderen – ook hun huwelijkscijfers zijn verlaagd. Bovendien zouden deze moeilijkheden in de herkenning van gezichtsuitdrukkingen misverstanden rond de intenties van anderen kunnen veroorzaken. Sociale situaties worden moelijker te begrijpen en het gedrag van anderen moeilijker te voorspellen.

Waarom verschilt de emotieperceptie?

We kunnen tot op de dag van vandaag nog niet met zekerheid zeggen waarom deze ‘psychotischachtige’ ervaringen zich voordoen. Eén hypothese is dat dit samenhangt met een bepaalde chemische stof in de hersenen, namelijk noradrenaline. Een teveel aan deze stof in bepaalde hersendelen zou mogelijks deel van de oorzaak zijn voor deze ervaringen. Bovendien zou noradrenaline ook een rol spelen in het verwerken van emoties. We besloten dus om niet enkel te kijken naar hoe mensen met meer schizotypische kenmerken emotionele gezichten evalueren, maar ook of dit samenhangt met de hoeveelheid noradrenaline in de hersenen. Dit werd nog nooit eerder onderzocht.

Hoe deden we dit?

Op basis van een vragenlijst (sO-LIFE) konden we de hoeveelheid schizotypische kenmerken bepalen. Tijdens het experiment toonden we telkens een emotioneel gezicht op een computerscherm, waarna we vroegen om op een schaal aan te duiden hoe negatief of positief de deelnemers het gezicht vonden. De gezichten werden opgebouwd uit een samenstelling van een neutraal en een emotioneel gezicht. Door deze op verschillende manieren te combineren kregen we een brede waaier aan gezichtsuitdrukkingen met diverse emotionele intensiteiten. Tegelijkertijd bekeken we de reacties van hun oogpupillen. Dit omdat de grootte van de oogpupillen, en de veranderingen hierin, geassocieerd zijn met de hoeveelheid noradrenaline in de hersenen. Op deze manier konden we recente technologieën en gekende methodes uit de experimentele psychologie combineren om een klinisch relevant thema te onderzoeken.

De verborgen gezichten van neutraliteit

We konden onze verwachtingen deels bevestigen. Vooral hoogscoorders op een specifieke dimensie van schizotypie, ‘impulsieve nonconformiteit’, neigden naar een meer negatieve beoordeling van gezichtsuitdrukkingen. Dit voornamelijk wanneer ze gezichten te zien kregen die negatieve emoties vertoonden. Deze dimensie van schizotypie belicht de meer asociale en bizarre kenmerken, die vaak te maken hebben met een gebrek aan zelfcontrole. Ook andere subdimensies, die de illusies en gebrek aan plezier beschrijven, toonden een gelijkaardig patroon maar leverden minder eenduidige resultaten. Globaal gezien zou dit kunnen betekenen dat schizotypische emotieperceptie inderdaad een negatievere blik inhoudt.

Dat dit effect groter zou zijn voor de zuiver neutrale gezichtsuitdrukkingen vonden we niet terug, wél dat gezichten van lagere intensiteiten moeilijker waren voor deze groep. De toegenomen moeilijkheidsgraad bij meer dubbelzinnige emotionele gezichten zagen we ook terug in de reacties op gezichten die verrassing vertonen, aangezien verrassing zowel positief als negatief geïnterpreteerd kan worden. Deze resultaten wijzen ons erop dat we niet enkel behoedzaam moeten zijn voor de effecten van hevige emotionele situaties maar evenzeer voor de minder opvallende, meer subtiele emotionele signalen die dagdagelijks een negatieve invloed kunnen hebben.

Over het algemeen konden onze bevindingen de noradrenaline-hypothese van schizotypie niet onderbouwen, ondanks dat we wel de betrokkenheid van noradrenaline in de verwerking van emoties konden ondersteunen. De pupilreacties verschilden niet op basis van de hoeveelheid schizotypische kenmerken, maar verschilden wel tussen meer en minder emotionele gezichtsuitdrukkingen. Dit verdient een kanttekening, want het meten van de oogpupillen was niet altijd even evident – als je je bedenkt dat er op alle momenten waarop er geknipperd wordt data verloren gaat, kan je je wel voorstellen dat het analyseren van deze gegevens ingewikkeld wordt.

Stappen voor de toekomst

Voor toekomstige studies zou een grotere groep met meer variatie in schizotypische kenmerken meer duidelijke en betrouwbare resultaten kunnen leveren. Toch kunnen deze bevindingen een eerste indicatie zijn van mogelijke relaties tussen schizotypie, noradrenaline en emotieverwerking, die in verder onderzoek uitgewerkt kunnen worden. Belangrijk blijft om stil te staan bij de sociale ervaringen van deze groep. Zonder begrip is het onmogelijk om te proberen vermijden dat dromende medepassagiers inspiratie bieden voor nachtmerries bij anderen. Wetenschappelijk begrip is al een eerste stap.

Referenties:

  • Abbott, G. R., & Green, M. J. (2013). Facial affect recognition and schizotypal personality characteristics. Early Intervention in Psychiatry, 7, 58-63. doi: 10.1111/j.1751-7893.2012.00346.x
  • Aguirre, F., Sergi, M. J., & Levy, C. A. (2008). Emotional intelligence and social functioning in persons with schizotypy. Schizophrenia Research, 104, 255-264.doi: 10.1016/j.schres.2008.05.007
  • Aston-Jones, G., & Cohen, J. D. (2005). An Integrative Theory of Locus Coeruleus-Norepinephrine Function: Adaptive Gain and Optimal Performance. Annual Review of Neuroscience, 28, 403-450. doi: 10.1146/annurev.neuro.28.061604.135709
  • Brown, L. A., & Cohen, A. S. (2010). Facial emotion recognition in schizotypy: The role of accuracy and social cognitive bias. Journal of the International Neuropsychological Society, 16, 474-483. doi: 10.1017/S135561771000007X
  • Claridge, G. (1996). Origins of Mental Illness: Temperament, Deviance and Disorder. European Journal of Personality, 2(2), 169-170.
  • Eack, S., Mermon, D. E., Montrose, D. M., Miewald, J., Gur, R. E., Gur, R. C., Sweeney, J. A., & Keshavan, M. S. (2010). Social Cognition Deficits Among Individuals at Familial High Risk for Schizophrenia. Schizophrenia Bulletin, 36(6), 1081-1088. doi: 10.1093/schbul/sbp026
  • Gabay, S., Pertzov, Y., & Henik, A. (2011). Orienting of attention, pupil size, and the norepinephrine system. Attention, Perception, & Psychophysics, 73(1), 123-129. doi: 10.3758/s13414-010-0015-4
  • Germine, L. T., & Hooker, C. I. (2011). Face emotion recognition is related to individual differences in psychosis-proneness. Psychological Medicine, 41, 937-947. doi: 10.1017/S00332917100001571
  • Hartman, E. (1976). Schizophrenia: A Theory. Psychopharmacology, 49, 1-15. doi: 10.1007/BF0042746
  • Hornykiewicz, O. (1982). Brain catecholamines in schizophrenia – a good case for noradrenaline. Nature, 299, 484-486. doi: 10.1038/299484a0
  • Hornykiewicz, O. (1986). Brain Noradrenaline and Schizophrenia. Progress in Brain Research, 65, 29039. doi: 10.1016/S0079-6123(08)60639-1
  • Koss, M. C. (1986). Pupillary dilation as an index of central nervous system a2- adrenoceptor activation. Journal of Pharmacological Methods, 15(1), 1-19. doi: 10.1016/0160-5402(86)90002-1
  • Lenzenweger, M. F. (2018). Schizotypy, schizotypic psychopathology and schizophrenia. World Psychiatry, 17(1), 25-26. doi:10.1002/wps.20479
  • Morrison, S. C., Brown, L. A., & Cohen, A. S. (2013). A multidimensional assessment of social cognition in psychometrically defined schizotypy. Psychiatry Research, 210, 1014-1019. doi: 10.1016/j.psych.res.2013.08.020
  • Rado, S. (1953). Dynamics and classification of disordered behaviour. American Journal of Psychiatry, 110, 406-416. doi: 10.1037/0021-843X.101.3.567
  • Rosell, D. R., Futterman, S. E., McMaster, A., & Siever, L. J. (2014). Schizotypal Personality Disorder: A Current Review. Current Psychiatry Reports, 16(7), 452. doi: 10.1007/s11920-014-0452-1.
  • Statucka, M., & Walder, D. J. (2017). Facial affect recognition and social functioning among individuals with varying degrees of schizotypy. Psychiatry Research, 256, 180-187. doi: 10.1016/j.psychres.2017.06.040
  • Van Os, J., Hanssen, M., Bijl, R. V., & Ravelli, A. (2000). Strauss (1969) revisited: a psychosis continuum in the general population? Schizophrenia Research, 45, 11-20. doi: 10.1016/S0920-9964(99)00224-8
  • Williams, B. T., Henry, J. D., & Green, M. J. (2007). Facial affect recognition and schizotypy. Early Intervention in Psychiatry, 1, 177-182. doi: 10.1111/j.1751-7893.2007.00023.x
  • Yamamoto, K., & Hornykiewicz, O. (2004). Proposal for a noradrenaline hypothesis of schizophrenia. Progress in Neuro-Psychopharmacology & Biological Psychiatry, 28, 913-922. doi: 10.1016/j.pnpbp2004.05.033
  • Yamamoto, K., Shinba, T., & Mitsunobu, Y. (2014). Psychiatric symptoms of noradrenergic dysfunction: A pathophysiological view. Psychiatry and Clinical Neurosciences, 68, 1-20. doi: 10.1111/pcn.12126