Browse Tag: tevredenheid

Over vrije wil en andere illusies.

Wij  zijn voor een groot deel gedetermineerd door elementen die we niet zelf in handen hebben. Zo blijkt bijvoorbeeld dat hormonen die we ontvingen in de baarmoeder onze seksuele voorkeur mee bepalen en dat genen onze alcoholconsumptie beïnvloeden. Anderzijds blijkt ook onze omgeving een grote invloed te hebben, voornamelijk in onze kindertijd. Zo hebben mensen die in een omgeving opgegroeid zijn waar de lucht sterk vervuild is, gemiddeld een lager IQ.

Ook impulsbeheersing en wilskracht worden door al deze factoren bepaald. Daarom kunnen we ons afvragen of we wel zelf verantwoordelijk zijn voor onze beslissingen en daden.

De scanner weet meer dan jij…

In een experiment wilden Soon en collega’s nagaan of onze beslissingen al vastliggen nog voor we ons daar bewust van zijn. In hun studie werden mensen getest in een fMRI-scanner. Dit is een hersenscanner die meet welke delen in de hersenen het meest zuurstofrijk bloed verbruiken. Daaruit wordt dan afgeleid welke hersengebieden het meest actief zijn bij een bepaalde taak. Aan de deelnemers die in de scanner lagen, werd gevraagd om op één van twee knoppen te drukken. Ze mochten zelf kiezen wanneer ze drukten en op welke knop ze drukten. Op basis van hun hersenactiviteit konden de onderzoekers meer dan zeven (!) seconden voor dat de deelnemers dachten “nu ga ik op de knop drukken”, reeds boven kansniveau voorspellen op welke knop ze zouden drukken.

Deze resultaten suggereren dat onze hersenen al besloten hebben op welke knop we zullen drukken nog vóór we ons bewust zijn van deze beslissing. Daardoor werd het oeroude debat over het al dan niet bestaan van vrije wil weer aangewakkerd. Velen stellen zich de vraag of ons bewustzijn de oorzaak is van ons gedrag of dat ons gedrag wordt geregeld door het onbewuste en het bewuste slechts een illusie is die achteraf wordt gecreëerd. Ongeveer 200 jaar geleden stelde de filosoof Schopenhauer al dat vrije wil een illusie is. En ook nu zijn er steeds meer auteurs die beweren dat (de beste) beslissingen genomen worden door ons onbewuste.

… maar die scanner meet (gelukkig) niet perfect

De resultaten van dit experiment moeten echter –zoals altijd in de wetenschap– genuanceerd worden. Op basis van de fMRI-data konden slechts 60% van de beslissingen correct voorspeld worden. Hoewel dit beter is dan kansniveau, kunnen we ons de vraag stellen waarom de beslissingen niet met 100% zekerheid voorspeld kunnen worden. Dit is ten minste voor een deel te wijten aan de kwaliteit van de scanners. Omdat met een fMRI scanner geen hersenactiviteit, maar een indirecte maat (nl. het percentage zuurstofrijk bloed) gemeten wordt, is het onmogelijk om een perfecte voorspelling te maken. De cruciale vraag is dus of men met een perfecte meetmethode beslissingen wel met volledige zekerheid zou kunnen voorspellen?

Wat denken de auteurs hier zelf van?

Eén van de auteurs, Prof. John-Dylan Haynes vermeldde in een debat dat hij gelooft dat onze daden volledig gedetermineerd zijn door onze vroegere ervaringen. Volgens hem zou een perfecte machine in theorie dus ons beslissingsgedrag foutloos kunnen voorspellen. Een perfecte voorspelling op langere termijn zal volgens hem echter moeilijk blijven omdat we steeds dingen kunnen meemaken die ons hersenpatroon – en dus ook onze beslissingen – veranderen. Een andere auteur van deze studie, Prof. Marcel Brass, gelooft ook dat onze beslissingen voor een deel gestuurd worden door onze ervaringen. In tegenstelling tot Haynes gelooft hij echter niet dat ons gedrag ooit perfect voorspeld zal kunnen worden op basis van hersenactiviteit voorafgaand aan onze bewuste beslissing. Volgens hem blijft er een rol weggelegd voor het bewuste waardoor we onze beslissingen bijvoorbeeld altijd nog op het laatste moment kunnen aanpassen. Voorlopig zijn dit allemaal nog slechts meningen, maar de wetenschap lijkt steeds meer in staat om ingenieuze proefopstellingen te ontwikkelen om deze vraag verder te onderzoeken. Benieuwd in welke richting dit ons zal leiden!

(De illusie van) vrije wil is belangrijk

Maakt het nu eigenlijk iets uit in ons dagelijkse leven of we geloven in de vrije wil? Tangney en collega’s toonden aan van wel. Hoe meer we geloven in vrije wil, hoe meer we bereiken in het leven en hoe minder zelfdestructief gedrag we zullen vertonen. Volgens de onderzoekers komt dit doordat mensen die geloven in vrije wil meer zelfcontrole uitoefenen. Daarnaast deden Vohs en collega’s een experiment waarin ze het geloof in de vrije wil manipuleerden. De deelnemers kregen een aantal stellingen te lezen. De ene helft las zinnen over het bestaan van de vrije wil, terwijl de andere helft te lezen kreeg dat vrije wil niet bestaat. Daarna moesten de deelnemers een cognitieve test afleggen. Plots vertelde de proefleider hen dat hij dringend weg moest, maar dat ze zichzelf één euro per goed antwoord mochten uitbetalen na afloop van het experiment. De deelnemers die gelezen hadden dat vrije wil niet bestaat, namen (onterecht) veel méér geld dan de anderen. Mensen die geloven dat de vrije wil niet bestaat lijken zich dus asocialer te gedragen.

Vrije wil is dus zoals de voetgangersknop aan een verkeerslicht. Als je gelooft dat het licht sneller op groen gaat springen door op die knop te drukken, ga je daarna gelukkiger het zebrapad oversteken.

Als je gelooft dat je controle kan uitoefenen op je beslissingen, ga je meer bereiken in het leven. Dus los van de vraag of vrije wil een illusie is, is het voor ons persoonlijk welzijn belangrijk dat we in de vrije wil blijven geloven!

Referenties

  • Soon, C.S., Brass, M., Heinze, H.J., & Haynes, J.D. (2008). Unconscious determinants of free decisions in the human brain. Nature Neuroscience 11, 543 – 545.
  • Tangney, J.P., Baumeister, R.F., & Boone, A.L. (2004). High self-control predicts good adjustment, less pathology, better grades, and interpersonal success. Journal of Personality, 72, 271 – 324.
  • Vohs, K.D., & Schooler, J.W. (2008). The value of believing in free will: Encouraging a belief in determinism increases cheating. Psychological Science, 19, 49 – 54.

Deze blogpost verscheen eerder op Studio Brein, een initiatief van Breinwijzer vzw.

Auteur: Sarah Beurms

Sarah Beurms is doctoraatsstudente in de Leerpsychologie aan de KUL.

 

Hoe tevreden ben jij met jezelf?

Hoe zeer iemand zichzelf waardeert en leuk vindt komt tot uitdrukking in de zelfwaarde van een persoon. Lange tijd is er binnen de wetenschappelijke literatuur vooral aandacht geweest voor de hoeveelheid van deze ‘zelfliefde’. Maar zoals de band Doe Maar al zong in 1982, kun je je afvragen ‘Is dit alles?’.

Kernis (2003), een wetenschapper die veel onderzoek deed naar zelfwaarde, vond in ieder geval van niet. Hij schreef dat het ook belangrijk is:

  • om te kijken naar de mate waarin iemand zijn zelfwaarde afhankelijk is van het voldoen aan verwachtingen;
  • om zelfwaarde niet alleen met een vragenlijst in kaart te brengen.

Mijn eten is aangebrand! Wat ben ik toch een waardeloos persoon!

Iedereen ervaart wel eens successen in het leven, maar ook zeker momenten van falen. Een examen dat niet goed ging, een relatie die beëindigd werd door de ander, het huishouden dat maar een chaos blijft, … De manier waarop mensen hiermee omgaan verschilt van persoon tot persoon. Een persoon met een kwetsbaar zelfbeeld kan deze succes- en faalervaringen niet van zich afschudden. De waarde van zijn persoon is gekoppeld aan deze ervaringen. Dus wanneer hij iets lekkers gekookt heeft, voelt hij zich even zeer waardevol, maar wanneer hij daarna buiten gaat joggen en niet verder komt dan zijn eigen straat, voelt hij zich waardeloos en gefaald als persoon. Dit sluit dus aan bij het eerste punt dat Kernis (2003) maakte: de kwetsbaarheid van zelfwaarde komt tot uiting in de afhankelijkheid van het voldoen aan verwachtingen.

Ben jij écht tevreden met jezelf?

Iedereen kent waarschijnlijk wel een persoon die altijd maar opschept over zichzelf en jou het gevoel geeft dat hij bijna alles beter kan dan jij. Laten we hem Jan noemen. Jan lijkt te blaken van het zelfvertrouwen en wanneer je hem zou vragen ‘Hoe tevreden ben jij met jezelf?’, zouden de resultaten waarschijnlijk aantonen dat Jan een persoon is met een hoge zelfwaarde.

Is hiermee dan de kous af? Als onderzoekers denken wij van niet. Immers, de kwetsbaarheid van iemands zelfwaarde is ook van belang. Zo heeft Jan de neiging om steeds op te scheppen over zichzelf en dit toont de kwetsbaarheid van zijn zelfwaardering. Waarom zou Jan zich anders genoodzaakt zien om op te scheppen als hij écht tevreden is met wie hij is?

Zelfwaarde begrijpen vergt meer dan weten of het hoog of laag is

Zoals Kernis (2003) ook aangaf, is het belangrijk om zelfwaarde niet alleen met standaard vragenlijsten te meten. Waarom? Omdat mensen op een vragenlijst niet altijd eerlijk zijn of niet voldoende inzicht hebben in hoe zij denken over zichzelf. Wanneer zelfwaarde subtieler gemeten wordt kan de zelfwaarde van een persoon in een ander licht komen te staan. De meeste mensen doen zichzelf soms beter voor op een vragenlijst wat een valide meting van zelfwaarde in de weg staat. Impliciete, subtiele metingen van zelfwaarde kunnen bv. gebeuren via de Implicit Association Test. Deze test meet zelfwaarde op een indirecte manier, nl. door de associaties van mensen na te gaan tussen ‘ik ben’ en positieve en negatieve woorden, zoals ‘waardevol’ of ‘lui’. Daarbij kijkt men naar de reactietijd, iets wat mensen veel minder onder controle hebben. Snelle associaties betekenen sterkere associaties. Impliciete metingen van zelfwaarde kunnen door deze subtiliteit een ander licht werpen op het concept zelfwaarde dan vragenlijsten.

Wanneer er bij een persoon veel verschil zit tussen de zelfwaardescores op een vragenlijst en een meer subtiele test, dan laat dit ook een kwetsbaarheid in zijn zelfwaarde zien. Bij Jan bijvoorbeeld, verwachten we dat er zo’n verschil naar voren kan komen. Op een vragenlijst zou een hoge zelfwaarde uitkomen, maar op een subtiele meting zou deze zelfwaarde een stuk lager kunnen zijn. Hij is dus eigenlijk veel onzekerder over zichzelf dan hij wil of kan toegeven.

Wat te onthouden?

Een hoge zelfwaarde kan nog altijd kwetsbaar zijn. Een kwetsbare zelfwaarde kan zich op verschillende manieren uiten, zoals door een sterke daling van zelfvertrouwen na een faalervaring of door een boost in zelfvertrouwen bij een succeservaring. Ook verschillen in zelfwaardescores tussen een directe vragenlijst of een subtiele, indirecte meting toont een kwetsbaarheid in de zelfwaardering van een persoon aan. Hoewel er nog veel onderzoek nodig is, laten resultaten tot nu toe zien dat deze kwetsbaarheid een negatieve invloed heeft op het welzijn van een persoon. Het belangrijkste wat we dus moeten onthouden bij zelfwaarde-onderzoek, is dat zoals bij zoveel dingen in het leven het bij zelfwaarde niet alleen gaat over kwantiteit maar zeker ook over kwaliteit!

Referentie

  • Kernis (2003). Towards a conceptualization of optimal self-esteem. Psychological Inquiry, 14(1), 1 – 26.

Auteurs: Jolene Deeder en Dorien Wuyts

Jolene van der Kaap-Deeder en Dorien Wuyts zijn beide doctoraatsstudent in de Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Het onderzoek van Jolene concentreert zich op de drie basis psychologische behoeftes zoals verondersteld vanuit de zelfdeterminatietheorie, namelijk de behoefte aan competentie, autonomie en relationele verbondenheid. Ook richt zij zich op zelfwaarde en de ontwikkeling hiervan.

Dorien haar onderzoek concentreert zich op zelfwaarde en de invloed van de sociale context. Via vragenlijsten, observatie en experimentele methodes probeert ze meer te weten te komen over het verband tussen de zelfwaardegevoelens van ouders en hun opvoedingsstijl. Hierin bekijkt ze ook de invloed van maatschappelijke druk en ouderlijke waardeoriëntatie.

 

Zijn rechtse kiezers ook ongelukkiger?

Vorige week beantwoordden we de vraag of rechtse kiezers angstiger zijn. Rechtse attitudes bleken inderdaad meer gelinkt te zijn aan het ervaren van bedreigingen in de maatschappij, eerder dan bedreigingen in iemands persoonlijk leven. Deze week gaan we dieper in op de vraag of rechtse kiezers ook ongelukkiger zijn. Vaak denkt men immers dat rechtse kiezers meer negatieve emoties ervaren, zoals ontevredenheid. Daarenboven zouden mensen die extreem rechtse attitudes aanhangen bijvoorbeeld vaker persoonlijkheidsstoornissen en depressies vertonen.

Rechtse kiezers blijken niet ongelukkiger

Op basis van 74 studies waaraan bijna 70.000 mensen deelnamen, bleek dat mensen die rechtse attitudes aanhouden geen slechter psychisch welzijn hebben:

  • ze ervaren niet meer negatieve emoties
  • ze zijn niet minder tevreden met hun leven
  • ze zijn niet minder tevreden met zichzelf

Referenties

  • Onraet, E. (2012). The role of cognition and affect in right-wing ideology: Relationships of cognitive style, threat proneness and psychological well-being. Doctoral dissertation.
  • Onraet, E., Van Hiel, A., & Dhont, K. (in press). The relationship between right-wing ideological attitudes and psychological well-being. Personality and Social Psychology Bulletin.

Auteur: Emma Onraet

Dr. Emma Onraet behaalde haar doctoraat in de psychologie in 2012. Momenteel is ze post-doctoraal onderzoeker aan de Universiteit Gent. Haar onderzoeksinteresses situeren zich binnen de politieke psychologie.