Browse Tag: psychologie

Zijn rechtse mensen gelukkiger?

Wat maakt mensen gelukkig? Sociale wetenschappers zoeken al decennia naar de basis van geluk en levenstevredenheid. Eén opzienbarende factor in het lijstje van mogelijke bronnen van geluk zijn ideologische overtuigingen. Een overzichtsstudie op basis van 74 studies waar in totaal meer dan 70.000 mensen deelnamen, toonde aan dat het algemene verband tussen ideologie en geluk echter relatief zwak is, met een kleine gelukbonus aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Met andere woorden, mensen met een rechtse ideologische voorkeur zijn net iets gelukkiger dan hun linkse tegenhangers.

Continue Reading

 

Seksueel geweld, eigen aan onze cultuur?

“Welke kleren had je aan? Dronk je alcohol die avond? Waarom ging je naar dat feestje? Ga je wel vaker naar feestjes? Heb je een partner? Heb je je partner al eens bedrogen? Hoe oud was je toen je voor het eerst begon te daten?”

Dit is een selectie uit de vele vragen die een Amerikaanse studente en slachtoffer van verkrachting kreeg voorgeschoteld door de politie. De relevantie van deze vragen is ver zoek maar ze kaderen de maatschappelijke context waarmee slachtoffers van seksueel geweld geconfronteerd worden. Hoewel de dader door de jury unaniem schuldig werd verklaard, kreeg hij slechts zes maanden celstraf met als argument dat een langere celstraf zijn toekomst – hij was een beloftevolle sporter – al te veel op het spel zou kunnen zetten.

Continue Reading

 

Geen beloning zonder pijn? Hoe verschillende doelen een impact hebben op angst voor pijn en vermijdingsgedrag

We krijgen allemaal wel eens te maken met pijn. Gelukkig duurt pijn meestal maar even, en kunnen we snel onze dagelijkse activiteiten terug hervatten. Soms houdt pijn echter langdurig aan, waardoor het een negatieve impact heeft op ons dagelijks leven. We spreken dan van chronische pijn.

Continue Reading

 

Pas op voor die hond! Hoe we angst leren via traumatische ervaring, sociale observatie en waarschuwingen

Angst is een basisemotie die mensen universeel herkennen en ook al bij heel jonge kinderen voorkomt. Het vertonen van angst is ook functioneel. We zijn angstig in het bijzijn van een grommende hond waardoor ons lichaam zich gaat voorbereiden om een aangepast gedrag te stellen (de ‘vecht-of-vlucht-reactie’).  In een bepaalde situatie is dat ook verstandig: je rent best weg van een misschien gevaarlijke hond.

Angst kan echter ook onaangepast zijn, zoals wanneer iemand stottert en beeft wanneer hij of zij een presentatie moet geven voor een groep van mensen of wanneer iemand begint te gillen bij het zien van een spin. Angst maakt in dat geval je leven onnodig lastig. In sommige gevallen zien we het dan ook als een stoornis. Angststoornissen komen heel vaak voor: 14% tot 29% van de mensen in het Westen heeft er tijdens zijn of haar leven last van. Daarom is het voor psychologen en psychiaters belangrijk om te weten waar angst vandaan komt en hoe zij (pathologische) angst kunnen behandelen.

Continue Reading

 

Wat kan ouders helpen met een kind dat pijn heeft?

Pijn beschouwen we vaak als een strikt persoonlijke ervaring, maar dat is het eigenlijk zelden. Pijn trekt immers, bijvoorbeeld door een pijnlijke grimas, de aandacht van anderen wiens reactie, op zijn beurt, een invloed kan hebben op hoe wij zelf omgaan met pijn. Onderzoek suggereert dat emoties die ontstaan bij het zien van een ander in pijn centraal zijn in het begrijpen van hoe wij zorg dragen voor elkaar.

Ouders beschermen, soms zelfs te veel

Het zien van een ander in pijn motiveert ons om pijn bij de ander onder controle te proberen houden. Dat is natuurlijk ook zo wanneer het over je eigen kind gaat. Als reactie op het zien van je kind in pijn gaan ouders de pijn zoveel mogelijk proberen te beperken door bijvoorbeeld deelname aan mogelijks risicovolle pijnuitlokkende activiteiten te ontmoedigen. Bij acute pijn, zijn deze reacties zinvol omdat ze het kind kunnen beschermen. Echter, bij chronische pijn, wanneer ontsnappen aan de pijn vaak onmogelijk is, zijn deze reacties eerder negatief omdat ze het kind waardevolle dagelijkse activiteiten ontnemen. Daardoor kunnen de pijnproblemen zelfs nog verergeren. Ouders kunnen hun kind vaak beter helpen wanneer ze hun eigen emoties onder controle houden. In labo-onderzoek aan de Universiteit Gent gingen onderzoekers na hoe de aandacht van ouders, het onder controle houden van emoties en pijncontrolerend gedrag samengaan. De studie werd gepubliceerd in het gerenommeerde vakblad ‘Pain’.

Het experiment: de koudwatertaak

Tijdens het experiment moest het kind een ‘koudwatertaak’ uitvoeren. Onderzoekers vragen het kind om zijn of haar hand onder te dompelen in een box gevuld met zeer koud water waardoor een pijnlijke sensatie ontstaat. Voor hun kind de koudwatertaak moest uitvoeren, kregen de ouders een ‘kijktaak’ als opdracht. Tijdens deze taak kregen de ouders op een computerscherm fotoparen te zien, telkens met een kind met een pijnlijk gezicht en één met een neutraal gezicht. Eén groep ouders kreeg de instructie om weg te kijken van het pijnlijke gezicht, de andere groep diende er net de aandacht op te vestigen.

Ouders met en zonder angst hebben andere noden

Voor en na de kijktaak werd onder andere hartslag en variatie in hartslag gemeten. Deze kunnen immers een teken zijn van verhoogde stress. Na de kijktaak observeerde de ouder zijn of haar eigen kind die deelnam aan de koudwatertaak. De onderzoekers gingen ook na of de ouders pogingen deden om de pijn van het kind te controleren. De verwachtingen van het onderzoek werden grotendeels bevestigd: ouders die als opdracht kregen om naar het pijnlijke gezicht te kijken, piekerden meer en voelden zich meer betrokken wanneer hun eigen kind de koudwatertaak moest uitvoeren. Maar er was ook een verschil al naargelang ouders nog voor het experiment meer of minder angstig waren: laag angstige ouders die de opdracht kregen naar het pijnlijke gezicht te kijken hadden meer vrees en poogden meer de pijn van hun kind onder controle te krijgen. Wanneer hoog angstige ouders de opdracht kregen om hun aandacht weg te richten van pijn, gingen ze hun emoties net minder onder controle proberen te houden en meer pijncontrolerend gedrag stellen.

One size does not fit all!

Wanneer ouders geconfronteerd worden met hun kind dat pijn heeft dan is het onder controle houden van emoties belangrijk. Maar hoe dat precies verloopt is dus anders voor angstige of minder angstige ouders. Voor weinig angstige ouders lijkt het goed te zijn om de aandacht weg te houden van de pijn, voor angstige ouders is het net beter om te focussen op de pijn. Ouders zijn dan ook gebaat bij hulp op maat van hun specifieke behoeften.

Meer informatie over deze studie: klik hier om het artikel te downloaden.

Referenties

  • Caes, L., Vervoort, T., Eccleston, C., & Goubert, L. (2012). Parents who catastrophize about their child’s pain prioritize attempts to control pain. Pain, 153, 1695-1701.
  • Schoth, D.E., Georgallis, T., & Liossi, C. (2013). Attentional bias modification in people with chronic pain: a proof of concept study. Cognitive Behaviour Therapy, 42, 233-243.
  • Vervoort, T., Trost, Z., Sutterlin S., Caes, L., & Moors, A. (2014a). The emotion regulatory function of parent attention to child pain and associated implications for parental pain control behaviour. Pain,155, 1453-1463.

Auteur: Prof. Dr. Tine Vervoort

Prof. Tine Vervoort werkt binnen de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent waar ze onderzoek verricht naar onder andere pijn bij kinderen. In 2014 kreeg ze de prestigieuze ‘IASP Ulf Lindblom Young Investigator Award’.

 

Te aantrekkelijk om waar te zijn… of niet?

Heb je je wel eens afgevraagd hoe we onze wederhelft kiezen? De kans is groot dat je verwacht dat fysieke aantrekkingskracht een belangrijke rol speelt. Het is ook helemaal niet abnormaal dat je dat denkt, want in deze wereld wordt schoonheid gewaardeerd, gepromoot en zelfs beloond. We krijgen wel vaker te horen dat mooie mensen meer kansen krijgen, populairder zijn en meer geld verdienen. Het is dus ook niet zo vreemd dat we een aantrekkelijke partner aan onze zijde willen. En hoe knapper je zelf bent, hoe meer kans je hebt op een knappe partner. Toch?

Aantrekkelijkheid valt ons op

Jazeker, uiterlijk speelt in het kiezen van een partner een belangrijke rol, maar is het al overheersend? We zien wel eens een aantrekkelijke jongen met een minder aantrekkelijk meisje aan de arm, of omgekeerd, en dan denken we: “mismatch” of “die kan beter krijgen”. Is het bij deze koppels dan fout gelopen of is er toch meer aan de hand? Deze vraag werd recentelijk beantwoord door Lucy Hunt en haar collega’s van de Universiteit van Texas in Austin. In hun onderzoek, dat werd gepubliceerd in Psychological Science, gingen zij namelijk na hoe het komt dat aantrekkelijke mannen en vrouwen soms voor een minder aantrekkelijke partner kiezen. De reden bleek simpelweg vriendschap te zijn: als je eerst bevriend bent en daarna pas een relatie begint, doet uiterlijk er veel minder toe.

Op vraag van de onderzoekers onthulden 167 heteroseksuele koppels hoe ze elkaar hadden leren kennen. Alle partners werden individueel ondervraagd en 40 % van de koppels verklaarde dat ze eerste vrienden waren en dan pas een stel, terwijl de andere 41 % aangaf meteen een paar werden. De aandachtige lezer merkt meteen dat de som van deze aantallen geen 100 % vormt, maar dat komt omdat de rest van de koppels het niet eens waren over of ze al dan niet eerst vrienden waren vooraleer ze hun relatie begonnen.

Reacher or settler?

Daarna bepaalden een aantal studenten de aantrekkelijkheid van alle deelnemers door hen een score te geven op een zeven-puntenschaal, waarbij 1 gelijk stond aan ‘helemaal niet aantrekkelijk’ en 7 aan ‘extreem aantrekkelijk’. De studenten gaven over het algemeen gelijkaardige scores en zo konden de onderzoekers een betrouwbare correlatie maken tussen de aantrekkelijkheid van alle partners. Voor koppels die na hun eerste ontmoeting meteen een stel werden, vonden ze een gemiddelde aantrekkelijkheidscorrelatie van 0,46 (uit een maximale score van 1,0). Met andere woorden, de kans was groot dat een knappe man ook een knappe vrouw had. Bij de koppels die eerst vrienden waren was die correlatie slechts 0,18. Voorts constateerden zij ook dat hoe langer de partners elkaar kenden vooraleer ze een relatie begonnen, hoe minder sterk de correlatie was.

Hiermee toonden de onderzoekers uit Texas aan dat koppels die meteen een relatie begonnen elkaar op het gebied van aantrekkelijkheid meer evenaarden, terwijl het uiterlijk een minder bepalende factor was bij partners die eerst vrienden waren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat vriendschap mensen de tijd geeft elkaars andere kwaliteiten te leren kennen en waarderen en hierdoor oppervlakkige schoonheid een minder grote rol gaat spelen.

Auteur: Evy Woumans

Evy Woumans studeerde in 2009 af als Vertaler aan de Erasmushogeschool Brussel. Na het volgen van een lerarenopleiding en een tweede Master in Advanced Linguistics aan de Vrije Universiteit Brussel, behaalde ze in 2015 haar Doctoraat in de Psychologie aan de Universiteit van Gent. In haar proefschrift onderzocht ze voornamelijk de effecten van tweetaligheid op algemeen cognitief functioneren, zowel in kinderen en gezonde volwassenen als in patiënten met de Ziekte van Alzheimer. Ook mensen die op een specifieke manier met een tweede taal bezig zijn, zoals vertalers en tolken, kwamen hierin aan bod. Voorts interesseert ze zich ook in hoe verschillende talen worden gerepresenteerd en verwerkt in de hersenen en hoe communiceren in een vreemde taal het denken beïnvloedt.

 

Over vrije wil en andere illusies.

Wij  zijn voor een groot deel gedetermineerd door elementen die we niet zelf in handen hebben. Zo blijkt bijvoorbeeld dat hormonen die we ontvingen in de baarmoeder onze seksuele voorkeur mee bepalen en dat genen onze alcoholconsumptie beïnvloeden. Anderzijds blijkt ook onze omgeving een grote invloed te hebben, voornamelijk in onze kindertijd. Zo hebben mensen die in een omgeving opgegroeid zijn waar de lucht sterk vervuild is, gemiddeld een lager IQ.

Ook impulsbeheersing en wilskracht worden door al deze factoren bepaald. Daarom kunnen we ons afvragen of we wel zelf verantwoordelijk zijn voor onze beslissingen en daden.

De scanner weet meer dan jij…

In een experiment wilden Soon en collega’s nagaan of onze beslissingen al vastliggen nog voor we ons daar bewust van zijn. In hun studie werden mensen getest in een fMRI-scanner. Dit is een hersenscanner die meet welke delen in de hersenen het meest zuurstofrijk bloed verbruiken. Daaruit wordt dan afgeleid welke hersengebieden het meest actief zijn bij een bepaalde taak. Aan de deelnemers die in de scanner lagen, werd gevraagd om op één van twee knoppen te drukken. Ze mochten zelf kiezen wanneer ze drukten en op welke knop ze drukten. Op basis van hun hersenactiviteit konden de onderzoekers meer dan zeven (!) seconden voor dat de deelnemers dachten “nu ga ik op de knop drukken”, reeds boven kansniveau voorspellen op welke knop ze zouden drukken.

Deze resultaten suggereren dat onze hersenen al besloten hebben op welke knop we zullen drukken nog vóór we ons bewust zijn van deze beslissing. Daardoor werd het oeroude debat over het al dan niet bestaan van vrije wil weer aangewakkerd. Velen stellen zich de vraag of ons bewustzijn de oorzaak is van ons gedrag of dat ons gedrag wordt geregeld door het onbewuste en het bewuste slechts een illusie is die achteraf wordt gecreëerd. Ongeveer 200 jaar geleden stelde de filosoof Schopenhauer al dat vrije wil een illusie is. En ook nu zijn er steeds meer auteurs die beweren dat (de beste) beslissingen genomen worden door ons onbewuste.

… maar die scanner meet (gelukkig) niet perfect

De resultaten van dit experiment moeten echter –zoals altijd in de wetenschap– genuanceerd worden. Op basis van de fMRI-data konden slechts 60% van de beslissingen correct voorspeld worden. Hoewel dit beter is dan kansniveau, kunnen we ons de vraag stellen waarom de beslissingen niet met 100% zekerheid voorspeld kunnen worden. Dit is ten minste voor een deel te wijten aan de kwaliteit van de scanners. Omdat met een fMRI scanner geen hersenactiviteit, maar een indirecte maat (nl. het percentage zuurstofrijk bloed) gemeten wordt, is het onmogelijk om een perfecte voorspelling te maken. De cruciale vraag is dus of men met een perfecte meetmethode beslissingen wel met volledige zekerheid zou kunnen voorspellen?

Wat denken de auteurs hier zelf van?

Eén van de auteurs, Prof. John-Dylan Haynes vermeldde in een debat dat hij gelooft dat onze daden volledig gedetermineerd zijn door onze vroegere ervaringen. Volgens hem zou een perfecte machine in theorie dus ons beslissingsgedrag foutloos kunnen voorspellen. Een perfecte voorspelling op langere termijn zal volgens hem echter moeilijk blijven omdat we steeds dingen kunnen meemaken die ons hersenpatroon – en dus ook onze beslissingen – veranderen. Een andere auteur van deze studie, Prof. Marcel Brass, gelooft ook dat onze beslissingen voor een deel gestuurd worden door onze ervaringen. In tegenstelling tot Haynes gelooft hij echter niet dat ons gedrag ooit perfect voorspeld zal kunnen worden op basis van hersenactiviteit voorafgaand aan onze bewuste beslissing. Volgens hem blijft er een rol weggelegd voor het bewuste waardoor we onze beslissingen bijvoorbeeld altijd nog op het laatste moment kunnen aanpassen. Voorlopig zijn dit allemaal nog slechts meningen, maar de wetenschap lijkt steeds meer in staat om ingenieuze proefopstellingen te ontwikkelen om deze vraag verder te onderzoeken. Benieuwd in welke richting dit ons zal leiden!

(De illusie van) vrije wil is belangrijk

Maakt het nu eigenlijk iets uit in ons dagelijkse leven of we geloven in de vrije wil? Tangney en collega’s toonden aan van wel. Hoe meer we geloven in vrije wil, hoe meer we bereiken in het leven en hoe minder zelfdestructief gedrag we zullen vertonen. Volgens de onderzoekers komt dit doordat mensen die geloven in vrije wil meer zelfcontrole uitoefenen. Daarnaast deden Vohs en collega’s een experiment waarin ze het geloof in de vrije wil manipuleerden. De deelnemers kregen een aantal stellingen te lezen. De ene helft las zinnen over het bestaan van de vrije wil, terwijl de andere helft te lezen kreeg dat vrije wil niet bestaat. Daarna moesten de deelnemers een cognitieve test afleggen. Plots vertelde de proefleider hen dat hij dringend weg moest, maar dat ze zichzelf één euro per goed antwoord mochten uitbetalen na afloop van het experiment. De deelnemers die gelezen hadden dat vrije wil niet bestaat, namen (onterecht) veel méér geld dan de anderen. Mensen die geloven dat de vrije wil niet bestaat lijken zich dus asocialer te gedragen.

Vrije wil is dus zoals de voetgangersknop aan een verkeerslicht. Als je gelooft dat het licht sneller op groen gaat springen door op die knop te drukken, ga je daarna gelukkiger het zebrapad oversteken.

Als je gelooft dat je controle kan uitoefenen op je beslissingen, ga je meer bereiken in het leven. Dus los van de vraag of vrije wil een illusie is, is het voor ons persoonlijk welzijn belangrijk dat we in de vrije wil blijven geloven!

Referenties

  • Soon, C.S., Brass, M., Heinze, H.J., & Haynes, J.D. (2008). Unconscious determinants of free decisions in the human brain. Nature Neuroscience 11, 543 – 545.
  • Tangney, J.P., Baumeister, R.F., & Boone, A.L. (2004). High self-control predicts good adjustment, less pathology, better grades, and interpersonal success. Journal of Personality, 72, 271 – 324.
  • Vohs, K.D., & Schooler, J.W. (2008). The value of believing in free will: Encouraging a belief in determinism increases cheating. Psychological Science, 19, 49 – 54.

Deze blogpost verscheen eerder op Studio Brein, een initiatief van Breinwijzer vzw.

Auteur: Sarah Beurms

Sarah Beurms is doctoraatsstudente in de Leerpsychologie aan de KUL.

 

Is jouw pijn wel echt?

Pijn is een interpersoonlijke ervaring

Pijn is de voornaamste gezondheidsklacht waarvoor mensen medische hulp zoeken. Zowel acute als chronische pijn (i.e., wanneer de pijn langer aanhoudt dan 3 maanden) gaat niet enkel samen met de pijnsymptomen op zich, maar ook met aanzienlijke belemmeringen in het dagelijkse leven. Pijn is evenwel geen individuele ervaring: pijn wordt door het individu met pijn geuit door middel van (non-)verbaal pijngedrag, en dit gedrag wordt waargenomen door anderen die, op hun beurt, een inschatting van de pijn maken.

Inschatten van andermans pijn

De inschattingen die mensen maken van andermans pijn zijn van groot belang. We kunnen immers veronderstellen dat deze inschattingen aan de basis liggen van heel wat cruciale beslissingen met betrekking tot de behandeling van pijn, bv. de keuze van behandeling, het voorschrijven van medicatie, en het plaatsen van een patiënt op de wachtlijst. De afwezigheid van medische evidentie voor de pijn is een cruciale factor die een invloed heeft op de pijninschattingen die mensen maken van andermans pijn.

Pijn zonder medische evidentie of fysiek letsel

Heel wat patiënten kampen met pijn die momenteel niet of nog niet goed medisch begrepen is. Denk bij voorbeeld aan chronische lage rugpijn waarbij de pijn vaak geen signaal meer is voor onderliggende lichamelijke weefselschade. Een ander voorbeeld is fibromyalgie, een pijnstoornis waarvan de medische oorzaak tot op vandaag nog onvoldoende gekend is.

Onderzoek: pijninschattingen met/zonder medische evidentie voor pijn

Twee recente studies onderzochten de invloed van de afwezigheid van medische evidentie voor de pijn op de inschattingen die observatoren maakten van de pijn van patiënten. De observatoren waren hulpverleners en mensen uit de algemene populatie. In deze studies kregen de observatoren informatie omtrent de aanwezigheid (bijvoorbeeld: een geknelde zenuw of artrose) of de afwezigheid van medische evidentie voor de pijn. Deze informatie ging gepaard met een foto van een patiënt en werd gevolgd door een videofragment waarin de patiënt een bepaalde, mogelijks pijnlijke beweging uitvoerde. In deze videofragmenten werd niet enkel de gezichtsexpressie van pijn in beeld gebracht; het hele lichaam (en daarbij horende pijngedragingen) werd getoond.

De resultaten

Wanneer er geen medische evidentie voor de pijn van de patiënt was:

  • Schreven de mensen uit de algemene populatie, maar ook de hulpverleners, minder pijn toe aan de patiënten
  • Rapporteerden de mensen uit de algemene populatie, maar ook de hulpverleners, minder sympathie te voelen voor de patiënten
  • Rapporteerden de mensen uit de algemene populatie minder bereid te zijn de patiënt te helpen met dagelijkse activiteiten
  • Dachten de hulpverleners dat pijnmedicatie minder effectief zou zijn
  • Gaven de hulpverleners aan zich minder effectief te voelen in het helpen van de patiënten
  • Geloofden zowel mensen uit de algemene populatie als hulpverleners meer in het veinzen van de pijn in vergelijking met wanneer er wel medische evidentie voor de pijn was

Conclusie

Patiënten met pijn die (nog) niet medisch begrepen is, vormen een kwetsbare patiëntengroep. De onderzoeksresultaten doen vermoeden dat patiënten met “medisch onverklaarde” pijn kwetsbaar zijn voor stigmatiserende reacties van anderen, zoals bijvoorbeeld sociale uitsluiting.

Referenties

  • De Ruddere, L., Goubert, L., Vervoort, T., Prkachin, K., & Crombez, G. (2012). We discount the pain of others when pain has no medical explanation. Journal of Pain, 13, 1198-1205.
  • De Ruddere, L., Goubert, L., Stevens, M.A.L., Deveugele, M., Craig, K., & Crombez, G. (submitted). Health care professional reactions to patient pain: Impact of knowledge about medical evidence and psychosocial influences.
  • Hadjistavropoulos, T., Craig, K.D., Duck, S., Cano, A., Goubert, L., Jackson, P.L., … Fitzgerald, T.D. (2011). A biopsychosocial formulation of pain communication. Psychological Bulletin, 137, 910-939.

Auteur: Lies De Ruddere

Lies De Ruddere is als onderzoekster verbonden aan de Universiteit Gent, faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie. Haar onderzoek focust zich op de interpersoonlijke context van pijn, meer specifiek op de inschattingen die mensen maken van andermans pijn. Haar doctoraatsthesis (2013) toonde aan dat het voor mensen met pijn niet vanzelfsprekend is om geloofd te worden door anderen. De huidige onderzoeksfocus van Lies De Ruddere betreft de rol van sociale uitsluiting op het welbevinden van mensen met pijn waarvoor er (nog) geen medische verklaring is.

 

Mensenkennis.be trekt 20.000e bezoeker

Mensenkennis.be, de wetenschapsblog rond psychologie die wordt gesteund door de Universiteit Gent, trok vandaag zijn 20.000e bezoeker. In januari 2013 werd de blog opgestart, en amper 5 maanden nadien is de blog al een groot succes te noemen.

De meest populaire blogposts

De meest populaire blogposts gaan over het nieuwe werken in bedrijven, over de kracht van sportpsychologie, en zelfs over het verschil tussen correlatie en causaliteit. De cartoons van huiscartoonist Maarten blijken ook altijd een schot in de roos. De blogpost die momenteel het meest populair is, is die van kersvers doctor Jordi Casteleyn over het presenteren met Prezi versus PowerPoint.

Het werk van meer dan 30 auteurs

In het begin moesten we onderzoekers echt nog proberen overtuigen om auteur te worden op Mensenkennis.be. Nu zien we dat ze spontaan met ideeën komen. In totaal staan er nu al meer dan 50 blogposts te lezen, geschreven door meer dan 30 auteurs.

Andere cijfers

Gemiddelde bekeek een bezoeker 1,94 pagina’s en bleef die gedurende 1min41 op Mensenkennis.be. Van ons totale bezoekersaantal keert 37.5% regelmatig terug. De Facebook-pagina van Mensenkennis.be heeft 212 likes. Op de Mensenkennis.be nieuwsbrief zijn er 68 mensen ingeschreven. Inschrijven kun je via de hoofdpagina van Mensenkennis.be (rechterkant van de pagina).