Browse Tag: lezen

Lezen, hoe doen we dat?

Het is herfstvakantie, dus gaan we weer met zijn allen naar de boekenbeurs om een voorraad lectuur in te slaan. Maar hoe doen we dat eigenlijk, lezen?

Het is niets voor ons

Lezen is uw ding niet, zegt u? Groot gelijk. Pas een slordige 6000 jaar geleden vonden de Chinezen het schrift uit, gevolgd door de Sumeriërs, Egyptenaren en Maya’s. Een peulenschil voor de evolutie. U heeft misschien zelfs nog een overgrootvader gekend die niet het geluk had om op school te leren lezen. Onze hersenen zijn dan ook eigenlijk niet gemaakt om te lezen. Ze zijn wel zo flexibel dat ze hersencellen in het ventraal occipitotemporaal gebied (onderaan en achteraan de hersenen dus) konden recycleren en gebruiken om letters te ontcijferen. Dichtbij dat gebied wordt ook andere visuele informatie verwerkt, zoals gezichten, huizen en allerlei andere voorwerpen. Woorden konden er dus nog wel bij.

Letters worden naar links gestuurd…

Wij Belgen lezen van links naar rechts. Als we dat bekijken met een eyetracker, een toestel dat onze oogbewegingen kan registreren, dan zien we dat onze ogen meestal in de eerste helft van een woord landen. Dat komt goed uit, want zo staan de meeste letters aan de rechterkant en worden ze naar onze linkerhersenhelft geprojecteerd. Onze optische banen kruisen namelijk deels waardoor visuele info naar de andere kant wordt gezonden. De meeste mensen hebben vooral hun linkerhersenhelft nodig als ze met taal bezig zijn (spreken, luisteren, …). Dus als de meeste letters al rechts staan, dan moeten er minder letters overgedragen worden naar de andere hersenhelft. Dat spaart tijd om nog een paar extra bladzijden te lezen voor het slapengaan.

… of toch naar rechts?

Als u linkshandig bent, heeft u 25% kans dat uw hersenen wat anders georganiseerd zijn en toch  woorden vooral aan hun rechterzijde verwerken (zie ook deze blogpost). Aangezien spraak de meest uitgesproken voorkeur voor links of rechts heeft, testten onderzoekers eerst de hersendominantie terwijl linkshandigen woorden opsomden die met een bepaalde letter beginnen (zoals het dierenspelletje op de achterbank van de auto). Daarna lazen de testpersonen woorden in stilte in de scanner. Degenen die de meeste spraakhersencellen rechts activeerden tijdens de opsomtaak, bleken ook rechtsdominant te zijn terwijl ze woorden lazen. Daar is een logische verklaring voor: Als je leest, is ook het spraakgebied actief. Probeer dat stemmetje in je hoofd maar eens te doen zwijgen terwijl je deze tekst in stilte leest. Het lees- en spraakcentrum liggen daarom best in dezelfde hersenhelft om optimaal te kunnen communiceren.
Bewegen de ogen van die atypische linkshandigen dan niet trager als de meeste letters nog van links naar rechts moeten gebracht worden? Nee, want ze zijn blijkbaar zo slim geweest om hun ogen iets meer naar het woordeinde toe te richten zodat het tijdverlies beperkt wordt. Apps voor snellezen zoals Spritz zouden dus beter voor hen een aangepaste versie maken, mochten die apps al werken.

En u?

Ben je nieuwsgierig geworden of jij nu meest je linker- of rechterhersenhelft gebruikt om deze tekst te lezen? Kom het dan zelf testen op 23 november tijdens iBrain, een festival over hersenen georganiseerd door Breinwijzer vzw. Nog meer informatie kom je te weten tijden hun lezing op 13 november, of door je als linkshandige kandidaat te stellen voor wetenschappelijk onderzoek via deze website.

Auteur

Lise Van der Haegen is post-doctoraal researcher aan de vakgroep experimentele psychologie van de UGent. Ze onderzoekt hoe onze linker- en rechterhersenhelft samenwerken tijdens taalverwerking (lezen, spreken, …). Daarnaast vergelijkt ze de hersenorganisatie van links- en rechtshandigen op het gebied van taal en gezichtsherkenning. Ze is lid van het Centrum voor Leesonderzoek en is medelesgever bij de vakken neuropsychologie en algemene psychologie.

 

Waarom je met Spritz niet vier keer sneller zult lezen.

De media werden de voorbije weken overspoeld door een uitgekiende reclamecampagne van Spritz, een bedrijf dat een app op de markt bracht waarmee men vier keer sneller zou kunnen lezen. De app wordt binnenkort standaard meegeleverd met de nieuwe Samsung Galaxy S5 smartphone. Ook gelijkaardige concurrenten zijn populair. Flash reader, een app die ongeveer hetzelfde doet, is momenteel de veertiende meest gedownloade betalende app in de Vlaamse iTunes winkel. Helaas zal Spritz u niet toelaten vier keer sneller te lezen. We vertellen u waarom.

Oogbewegingen

Spritz vertrekt vanuit twee uitgangspunten. Het eerste is de claim dat we slechts 20% van de tijd dat we naar een bedrukt blad papier kijken zouden bezig zijn met de verwerking van de tekst. De andere 80% van de tijd, zo claimt Spritz, zijn onze ogen bezig met bewegen door de tekst. Klopt dit?

Uit leesonderzoek (voor een overzicht, zie Rayner, 1998) weten we dat onze ogen tijdens het lezen niet als een volgspot door de tekst glijden. We kiezen een bepaalde plek uit en blijven daar enige tijd naar kijken. Dat noemen we fixaties. We doen dat ongeveer 3 à 4 keer per seconde, en elke fixatie duurt gemiddeld 250 milliseconden. Na elke fixatie wordt een nieuwe plek uitgekozen en bewegen de ogen naar de volgende fixatie. Dat noemen we saccades (zie filmpje).

Ze duren 20 tot 40 milliseconden, en tijdens die periode zijn we virtueel blind (wat we overigens niet merken). We slagen er zo in ongeveer 250 woorden per minuut te lezen. Spritz presenteert alle woorden van een tekst op dezelfde plaats. Dit is niet nieuw. Reeds sedert de jaren zeventig gebeurt leesonderzoek met snelle seriële visuele presentatie (rapid serial visual presentation). Met deze techniek kunnen Spritz lezers telkens op de zelfde plek fixeren, en spaart men dus die saccades uit. Dit levert een potentiële besparing op, die echter veel kleiner is dan wat Spritz beweert. De saccades nemen immers slechts een dikke 10% van onze leestijd in beslag, geen 80%. Bovendien is het zo dat de verwerking van de tekst de hele tijd doorgaat, zelfs al is er even geen visuele informatie. Het brein wacht dus niet op de ogen, en is zeker geen 80% van de tijd werkloos. Integendeel, de ogen volgen de snelheid van de cognitieve verwerking in het brein.

Fixatiepunt

Het tweede uitgangspunt van Spritz is interessanter. Spritz laat lezers telkens naar dezelfde plek kijken maar presenteert de woorden niet netjes rond het midden van deze plek. Men zorgt er integendeel voor dat mensen naar de linkerkant van het woord kijken, naar wat Spritz het “optimal recognition point” noemt. Dit is niet nieuw. In 1984 ontdekte O’Regan reeds het optimal viewing position effect: mensen herkennen woorden inderdaad sneller als ze de linkerkant van het woord fixeren. Dat komt omdat een woordbegin informatiever is voor welk woord er staat dan een woordmidden of –einde, en omdat informatie in het rechter visueel veld terecht komt in de linker hersenhelft, waar taal meestal verwerkt wordt. Allerminst nieuw dus, maar dit heeft Spritz goed gezien. Het levert echter geen enorm voordeel op, gezien ook bij normaal lezen onze ogen automatisch steeds zullen fixeren dicht bij die optimale plek. We doen dat sowieso, ook als we een boek lezen op papier.

Nadelen

De techniek van Spritz heeft ook enkele nadelen. Ten eerste is het zo dat lezers normaal gezien af en toe (10-15% van alle fixaties) terugkeren naar reeds gepasseerde woorden omdat de verwerking niet kon volgen. Dit is niet mogelijk in Spritz, en deze informatie zal dus verloren gaan. De woordenstroom gaat altijd verder. Sommige woorden (opnieuw 10-15%), die eerder lang of zeldzaam zijn, worden ook tijdens lezen meerdere keren gefixeerd. Ook dat is niet mogelijk in Spritz, en deze woorden zullen niet begrepen worden. Bovendien is het zo dat ons brein ook al enigszins de tekst verwerkt die rechts staat van waar we naar kijken, dus meer dan 1 woord tegelijk. De breedte van deze verwerking noemt men de perceptuele span. Die bedraagt 3-4 letters links van de fixatie maar 15 letters rechts van de fixatie (dit laat ons bijvoorbeeld toe de optimale plaats van de volgende fixatie te plannen). In Spritz wordt slechts 1 woord tegelijk gepresenteerd en dus wordt deze extra verwerking onmogelijk. Tenslotte, soms gaat de verwerking van tekst in het brein ook sneller dan verwacht. Het brein weet dan al wat er komt, en de oogbeweging wordt overeenkomstig geprogrammeerd. Woorden worden dan overgeslagen. Inhoudswoorden (bv. zelfstandige naamwoorden) worden bijvoorbeeld in 15% van de gevallen gewoon niet bekeken. Voor functie- en bijwoorden (zie het woordje ‘in’ in bovenstaande figuur) is dat zelfs 65%. Deze tijdswinst vervalt in Spritz, waar élk woord gepresenteerd wordt.

Kunnen we dan echt niet sneller lezen dan 250 woorden per minuut? Als je mensen 1000 woorden per minuut laat zien, zoals Spritz, zullen ze wel degelijk iets oppikken. Ook dat is niet nieuw. Ook bij het lezen op papier kan je mensen trainen om grotere saccades te maken en zo sneller door een tekst te gaan, maar ten koste van het aantal woorden dat bekeken of goed verwerkt wordt. In 1987 onderzocht men reeds of snellezen aan 600 woorden per minuut (dus bijna de helft trager dan wat Spritz claimt) leidt tot slechter tekstbegrip. Men vond dat oppervlakkige inhoud even goed begrepen werd, maar details, dieper tekstbegrip en het geheugen voor de tekst was wel degelijk veel slechter. Om het met Woody Allen te zeggen: “I took a speed-reading course and read War and Peace in twenty minutes. It involves Russia.”

Om de grote lijnen van een nieuwsbericht op te pikken kan dit dus volstaan, maar om een tekst goed te begrijpen, of te bestuderen, zeker niet. En zeker als men leest omwille van de esthetische ervaring (romans), gaat het hele punt van lezen natuurlijk in de techniek verloren.

Conclusie

De techniek van Spritz is interessant om tekst te presenteren op een heel klein scherm, zoals bijvoorbeeld bij digitale slimme horloges, of op Google Glasses. Maar het laat je niet toe om teksten vier keer sneller te lezen. De potentiële tijdswinst is beperkt, en zal ten koste gaan van het begrip.

Referenties

  • Just, M.A., & Carpenter, P.A. (1987). The Psychology of Reading and Language Comprehension. Boston: Allyn & Bacon.
  • O’Regan, J.K., Levy-Schoen, A., Pynte, J., Brugaillere, B. (1984). Convenient fixation location within isolated words of different length and structure. Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, 10 (2), pp. 250–257.
  • Rayner, K. (1998). “Eye movements in reading and information processing: 20 years of research.”. Psychological Bulletin 134 (3): 372–422

 

 

Vrouwen zijn niet beter in gedachten lezen dan mannen

Iedereen kent wel het stereotype dat vrouwen beter de gedachten van iemand kunnen lezen dan mannen dat kunnen. Vrouwen worden gezien als meer empatisch: ze zouden zich immers beter kunnen inleven in een gesprekspartner. Maar is dit ook zo? Zijn vrouwen echt beter in gedachten lezen?

‘Gedachten lezen’ meten

Om gedachten lezen te bestuderen hebben onderzoekers een heel bijzondere methode ontwikkeld: ze laten onderzoeksparticipanten met elkaar praten en dit terwijl ze gefilmd worden. Na afloop wordt er aan beiden gevraagd om afzonderlijk de opname te bekijken en te rapporteren wat ze tijdens het gesprek dachten of voelden maar niet hebben gezegd. Vervolgens vraagt men aan elke onderzoeksparticipant om te rapporteren wat hun gesprekspartner volgens hen dacht of voelde tijdens het gesprek. Daarna vergelijkt men de gerapporteerde gedachten/gevoelens van elke onderzoeksparticipant met wat deze volgens hun gesprekspartner heeft gedacht/gevoeld. Hoe groter de overeenkomst, hoe beter hun gesprekspartner dus hun gedachten en gevoelens heeft “gelezen”.

Vrouwen lezen gedachten niet beter dan mannen

Uit een heel aantal studies dat gebruik maakte van deze onderzoeksmethode bleek dat de gemiddelde score van vrouwen op “gedachten lezen” niet hoger lag dan die van mannen. Of het nu ging om het “lezen” van gedachten bij iemand van hetzelfde geslacht of iemand van het andere geslacht, of het nu ging om de gedachten van een vreemde of van hun partner, er bleek geen verschil tussen mannen en vrouwen.

Een kwestie van motivatie

Echter, in sommige studies vond men wel een verschil, en bleken vrouwen opmerkelijk beter dan mannen in het lezen van de gedachten van hun gesprekspartner. In de studies waar er geen verschil tussen vrouwen en mannen werd vastgesteld wisten onderzoeksparticipanten niet dat hun zogenaamde intuïtie werd gemeten. In de studies waar er wel sekseverschillen werd gevonden wisten ze dit wel.

Dit betekent dus dat vrouwen beter de gedachten van hun gesprekspartner lezen wanneer men ze eraan herinnert dat dit iets is dat vrouwen allicht beter kunnen dan mannen. Anders gezegd, vrouwen hebben van nature uit niet meer capaciteiten om gedachten te lezen dan mannen, maar ze doen wel harder hun best om aan het stereotype te beantwoorden als ze daar aan herinnerd worden.

Bij mannen werd hetzelfde effect teruggevonden. In een studie werd aan mannelijke deelnemers verteld dat een taak hun mate van intuïtie kon meten én dat ze geld konden verdienen met het juist “lezen” van de gedachten van hun gesprekspartner. En wat bleek: de prestatie van mannen evenaarde die van vrouwen.

Gedachten lezen: een kwestie van motivatie, niet van aanleg

De conclusie is dus dat vrouwen van nature uit niet beter gedachten kunnen lezen dan mannen. Het accuraat ‘lezen’ van andermans gedachten is vooral een kwestie van motivatie. Vrouwen kunnen wel beter gedachten lezen als men hen eraan herinnert dat zij daar als vrouw goed in zijn; mannen doen het dan weer beter als ze geld kunnen verdienen met gedachten lezen.

Referenties

  • Ickes (2003). Everyday mind reading. Prometheus Books.
  • Ickes (2009). Everyday mind reading. Exploring and improving empathic accuracy, our ability to guess the thoughts and feelings of other people. Psychology Today.
  • Ickes (2011) Everyday mind reading is driven by motives & goals. Psychological Inquiry, 22, 20-26.
  • Klein, K. J. K., & Hodges, S. D. (2001). Gender differences, motivation and empathic accuracy: When it pays to understand. Personality and Social Psychology Bulletin, 27, 720-730.

Auteur : Lesley Verhofstadt

Lesley Verhofstadt is Professor Relatie- en Gezinspsychologie aan de Universiteit Gent. Ze maakt deel uit van het UGent FamilyLab en doet wetenschappelijk onderzoek naar partnerrelaties en partnerrelatieproblematiek. Ze is partnerrelatietherapeut en mede-inrichter van de permanente vorming Relatie- en Gezinstherapie aan de Universiteit Gent.