Browse Tag: burnout

Waarom je medewerkers beter zelf hun jobtitel laat kiezen

Exploration Guide. Creativity Evangelist. Change Angel. Dit zijn maar enkele van de jobtitels die ik recent tegenkwam. M’n eigen jobtitel is voorlopig beperkt tot ‘Entrepreneurship’. De jobtitel doet er immers niet veel toe, dacht ik, het draait vooral om wat je doet. Die visie ga ik toch eens herbekijken. Uit recent onderzoek blijkt immers dat het kiezen van een eigen jobtitel voordelige effecten kan opleveren voor het functioneren in je job.

Een blik op de Make-a-Wish Foundation

Make-a-Wish Foundation is een organisatie die wensen van zieke kinderen probeert in te vullen. Voor de medewerkers van Make-a-Wish is dit een zware job. Vaak bouwen ze een band op met deze kinderen, waarna ze uiteindelijk toch afscheid moeten nemen. En het is ook niet mogelijk om alle kinderwensen in te vullen. De medewerkers van Make-a-Wish lopen dan ook een verhoogd risico op burn-out.

Een tijd geleden lanceerde de CEO van Make-a-Wish een nieuw idee: elke medewerker mocht een eigen jobtitel kiezen, ter aanvulling van de bestaande jobtitel. De nieuw jobtitel mocht ‘fun’ en licht zijn, en een reflectie vormen van de unieke waarde van de medewerker. De CEO gaf zelf het goede voorbeeld door zichzelf voortaan ‘Fairy Godmother of Wishes’ te noemen. Haar voorbeeld werd al snel gevolgd door de COO, die zich als ‘Minister of dollars and sense’ presenteerde.

Dit initiatief kwam aan de oren van onderzoekers van Wharton en London Business School. Zij besloten medewerkers van Make-a-Wish te gaan interviewen en ontdekten dat 85% van deze medewerkers zei dat hun nieuwe jobtitel hen hielp als middel tegen emotionele uitputting, een centraal kenmerk van burn-out. Onderstaande quote van een medewerker illustreert dit:

Het is uitputtend om dit werk te doen… om jouw energie op peil te houden, deze dingen helpen echt… [de nieuwe jobtitel] herinnert mij eraan dat we hier zijn om blij te zijn en geluk te brengen aan de kinderen. De negatieve gevoelens duren niet lang omdat [de nieuwe jobtitel] positief denken stimuleert. Het doet je terug focussen op de goede kant van het leven. Het laat me dingen in perspectief zien.

Test in een ziekenhuis

Wat ze geleerd hadden uit de interview bij Make-a-Wish medewerkers, hebben de onderzoekers vervolgens getest in een ziekenhuis. Medewerkers van het ziekenhuis werden ad random aan een van drie groepen toegewezen:

  • Experimentele groep: deze groep nam deel aan een workshop om hun eigen jobtitel te kiezen
  • Non-equivalente controlegroep: aan deze groep werd via een gelijkaardige workshop evenveel tijd en aandacht gespendeerd door onderzoekers en managers, maar de groep werd niet gevraagd om een nieuwe jobtitel te kiezen. Deze groep werd gecreëerd omdat het Hawthorne-effect de validiteit van dit onderzoek kan bedreigen.
  • Pure controlegroep: deze groep nam niet deel aan een workshop en werd niet gevraagd om een nieuwe jobtitel te kiezen

De resultaten toonden dat over een periode van 6 weken, enkel de experimentele groep significant minder emotionele uitputting ervoer.

Conclusie

De huidige burn-out interventies zijn vaak duur en top-down gestuurd. Dit artikel wijst op de potentiële waarde van een goedkope, bottom-up interventie om medewerkers zelf hun jobtitel te laten creëren. Medewerkers kunnen zo hun unieke waarde gieten in een gepersonaliseerde titel, die hen een gevoel van bevestiging en veiligheid kan geven. Op die manier kunnen zelfgekozen jobtitels emotionele uitputting bij medewerkers verminderen. Verminderde emotionele uitputting kan leiden tot minder ziekte-uitval, verlaagde intenties om de job te verlaten, en verhoogde jobprestaties.

Welke jobtitel zou jij jezelf geven?

Referentie

  • Grant, A.M., Berg, J.M., & Cable, D.M. (2014). Job titles as identity badges: How self-reflective titles can reduce emotional exhaustion. Academy of Management Journal, 57, p. 1201-1225.

Auteur: Michiel Crommelinck

Michiel Crommelinck behaalde in november 2013 zijn doctoraat in de bedrijfspsychologie aan de Universiteit Gent. Sindsdien werkt hij voor Securex met als doel ondernemerschap te stimuleren en te begeleiden.

 

Interview met Elke Geraerts over virtuele therapie – deel 1

Elke Geraerts is hoofddocente in de klinische psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar ze het clinical cognition lab runt. Haar onderzoek focust zich voornamelijk op de werking van het geheugen na traumatische ervaringen en daarbinnen doet ze ook baanbrekend onderzoek naar virtuele therapie. Elke Geraerts is lid van de Jonge Akademie en ze nam deel aan het World Economic Forum in Davos. Onlangs nog werd ze uitgeroepen tot ‘Slimste vrouw van Nederland’. Redenen genoeg dus voor Mensenkennis.be om Elke Geraerts op te zoeken voor een interview.

Laat ons beginnen met de hamvraag: werkt online therapie, en hoe ver staat het onderzoek ernaar?

Momenteel doet mijn onderzoeksgroep voornamelijk onderzoek naar virtual reality therapie voor slachtoffers van kindermisbruik , in samenwerking met de Technische Universiteit Delft. Deze slachtoffers ontwikkelen na het voorval vaak een PTSS (post-traumatisch stress syndroom) of een depressie. De voorlopige resultaten bieden een indicatie voor de werkzaamheid van virtuele therapie:

Na 4 weken virtuele therapie zijn in dit pilootonderzoek 60-70% van de cliënten verlost van het PTSS en 50% van de cliënten verlost van hun depressie.

In de toekomst zullen we meer gaan kijken naar de stabiliteit van de effecten van virtuele therapie op langere termijn. Ook zullen we de effecten van virtuele therapie onderzoeken in combinatie met face-to-face therapie, zoals de cognitieve gedragstherapie, om te zien of deze therapievormen elkaar versterken of eerder los van elkaar kunnen bestaan.

Wat moeten wij ons precies voorstellen bij een virtuele therapie?

De virtuele therapievorm voor slachtoffers van kindermisbruik duurt 4 weken. Binnen die periode logt de cliënt een 2-tal keren per week in op het online systeem. Voorgaand onderzoek heeft aangetoond dat mensen met PTSD sneller herstellen wanneer hun herinnering aan het misbruik specifieker is. Daarom proberen we in het begin van de therapie vooral om de herinnering aan het misbruik concreter te maken. Bv. wordt eerst gevraagd aan de cliënt om eerst positieve herinneringen op te halen. Na verloop van tijd worden er ook negatieve herinnering opgevraagd. Deze herinneringen kunnen op verschillende manieren online verzameld worden, zoals bv.:

  • via een online dagboek dat de tijdlijn van de gebeurtenissen weergeeft
  • door een concrete beschrijving van de locatie van het misbruik (bv. door de locatie toe te voegen via Google Maps)
  • door het toevoegen van foto’s en links naar websites die relevant zijn voor de herinnering

In de voorlaatste sessie wordt aan de cliënt gevraagd om via het systeem een 3-D voorstelling te maken van het moment van het misbruik (zie figuur). Wat we zien bij cliënten is dat ze hier beseffen, doordat ze een soort helikopter-perspectief nemen op de gebeurtenissen, dat het misbruik ‘toch niet hun schuld was’. Vaak denken slachtoffers immers dat ze zelf schuld hebben aan het misbruik.

Een voorbeeld van een 3-D voorstelling van het moment van het misbruik

Samengevat, door de combinatie van het verhogen van de specificiteit van de herinnering, en de virtuele component (die drempelverlagend werkt en een veilige omgeving creëert) blijkt deze virtuele therapie voor positieve resultaten te zorgen.

Welke andere toepassingen van virtuele therapie bestaan er momenteel?

We zijn onder andere bezig met het ontwikkelen en testen van een online training voor mensen met depressie of burn-out. Uit onderzoek blijkt immers dat het werkgeheugen, wat een rol speelt bij actieve denkprocessen, van mensen met depressie minder goed functioneert. Vaak verloopt de verwerking van informatie minder goed bij mensen met een depressie en hebben ze vooral aandacht voor negatieve dingen. Wat interessant is, is dat onderzoekers uit Stockholm gevonden hebben dat het werkgeheugen van mensen trainbaar is. We zijn dus een dergelijke werkgeheugen-training aan het ontwikkelen en testen voor mensen met een depressie of burn-out.

Voor welke symptomen lijkt virtuele therapie minder geschikt?

Het ontwikkelen van virtuele therapie staat momenteel nog in haar kinderschoenen. Waar wij vooral op letten bij het onderzoek naar virtuele therapie, zijn volgende criteria:

  1. De therapievorm moet evidence-based zijn. De wetenschap speelt dus een zeer belangrijke rol in de ontwikkeling van virtuele therapieën.
  2. We letten erop dat de cliënt emotioneel stabiel is. Bv. voor cliënten die suïcidaal zijn is er supervisie door een therapeut nodig. In ons onderzoek naar virtuele therapie zorgen wij er trouwens voor dat deelnemers aan het onderzoek ons 24/24u kunnen bereiken in geval van nood. Ook is er vóór de start van de virtuele therapie en na de 4 weken telkens een gesprek met een psycholoog.

Tenslotte, staan cliënten en therapeuten al voldoende open voor virtuele therapie?

Wat opvalt, is dat mensen (zowel therapeuten als cliënten) over het algemeen erg openstaan voor virtuele therapie. Enerzijds is er bij sommige therapeuten wel wat argwaan (als zou virtuele therapie hun rol wegnemen). Anderzijds beseffen vele therapeuten hoe nuttig virtuele therapie kan zijn gegeven de lange wachtlijsten voor psychologische hulp. Ook van de deelnemers aan ons onderzoek horen wij vooral positieve ervaringen. Als ze afhaken is het vaak omdat er toch een basis computerkennis vereist is, en zelden omwille van emotionele problemen gelinkt aan de virtuele therapie.

Referentie

  • Klingberg, T. (2010). Training and plasticity of working memory. Trends in Cognitive Science,14(7): 317-324.