Je huwelijk redden in 20 minuten

Het is algemeen geweten dat een goeie partnerrelatie helpt bij het in stand houden en verbeteren van ons welzijn. Mensen waarvan de huwelijkskwaliteit hoger ligt, voelen zichzelf vaak gezonder, gelukkiger, en productiever. Zo is bv. gebleken dat mensen die een jaar na een bypass operatie zeggen dat hun huwelijk goed loopt, 3.2 keer zoveel kans hebben om 15 jaar na de operatie nog in leven te zijn dan mensen wiens huwelijk naar eigen zeggen niet over rozen gaat. Dit effect kan niet wegverklaard worden door demografische factoren van de patiënt in kwestie, zijn gedrag of zijn baseline gezondheid. Het lijkt dus weldegelijk aan de kwaliteit van het huwelijk te liggen.

Een goede partnerrelatie is dus belangrijk. We zien echter dat het huwelijksgeluk bij de meeste koppels daalt doorheen de tijd. Niet zo’n goed nieuws, dus. In deze blogpost gaan we dieper in op wat koppels kunnen doen om hun huwelijksgeluk langer te behouden.

Vicieuze cirkel van negatieve gevoelens

Een van de factoren die een groot aandeel hebben in het dalend huwelijksgeluk is wat men in de literatuur de ‘wederkerigheid van negatieve gevoelens’ noemt. Het is de ketting van negatieve reacties waarin partners wel eens verzeild kunnen raken. Wanneer een partner negatieve feedback ontvangt, zal die op zijn beurt een negatieve reactie geven aan de andere partner. Dit gebeurt vaak als een soort vergelding en heeft vooral als doel een even vervelend gevoel op te roepen bij de andere.

Deze vicieuze cirkel moet je dus doorbreken alvorens het de natuurlijke reflex begint te worden in een relatie. Maar hoe doe je dat?

Emotionele herinterpretatie

In een recent onderzoek keek men specifiek naar het effect van emotionele herinterpretatie op de wederkerigheid van negatieve gevoelens. Bij emotionele herinterpretatie herbekijk je situaties die een negatieve emotie uitlokken. Het helpt bijvoorbeeld om het standpunt in te nemen van een onafhankelijke toeschouwer. Zo bekijk je een situatie vanuit meerdere perspectieven dan enkel het jouwe. Door jezelf uit de situatie weg te halen, vermindert de stress die je ervaart door het conflict. En het is net die stress die ervoor zorgt dat de huwelijkskwaliteit een duik neemt.

Onderzoek: Eerste Hulp Bij Negatieve Huwelijkssituaties

In de studie werden 120 koppels gedurende 2 jaar gevolgd. De helft van de koppels werd gevraagd om in het 2e jaar emotionele herinterpretatie toe te passen wanneer er een conflict was. Men deed dit door de koppels te vragen in 20 minuten neer te schrijven hoe een buitenstaander het conflict zou hebben gezien. De andere helft van de koppels werd deze instructie niet meegegeven.

Huwelijksgeluk: de resultaten

Bij alle koppels die onderzocht werden, daalde het huwelijksgeluk in het eerste jaar. De helft die niet gevraagd was om emotionele herinterpretatie toe te passen in het tweede jaar kende een verdere daling. De helft die emotionele herinterpretatie wél toepaste was beschermd tegen een verdere daling van het huwelijksgeluk. De negatieve trend was volledig verdwenen.

Conclusie

Met de juiste gewoontes verhoog je de kans dus dat zowel jijzelf als je huwelijk langer leven!

Referenties

  • Finkel, E. J., Slotter, E. B., Luchies, L. B., Walton, G. M., & Gross, J. J. (2013). A Brief Intervention to Promote Conflict Reappraisal Preserves Marital Quality Over Time. Psychological Science, 1-7.
  • King, K. B. & Reis, H. T. (2012). Marriage and long-term survival after coronary artery bypass

Auteur: Karen De Visch

Karen De Visch is bedrijfspsychologe en werkt als researcher in ondernemersschap aan de Vlerick Business School.

 

Is gelijk welke job beter dan geen job? Overkwalificatie in beeld gebracht

In veel organisaties leeft het idee dat het aanwerven van overgekwalificeerde sollicitanten geen goede zaak is. Zo was er bijvoorbeeld in 1996 in de Verenigde Staten een veelbesproken rechtszaak omtrent een politiekantoor dat een kandidaat niet weerhouden had. De reden? Zijn scores op een cognitieve vaardigheidstest waren niet te laag, maar net het omgekeerde: ze overschreden ruim de selectiecriteria. Gelijkaardige verhalen zijn tegenwoordig schering en inslag, ook op de Belgische arbeidsmarkt. In deze blogpost gaan we dieper in op de oorzaken en gevolgen van overkwalificatie.

Wat is overkwalificatie en hoe vaak komt het voor?

Iemand is overgekwalificeerd wanneer hij/zij meer vaardigheden, kennis, ervaring of andere kwalificaties heeft die niet vereist zijn voor het uitoefenen van een job of die een individu niet gebruikt in zijn/haar job. Onderzoekers schatten dat zo’n 20 tot 25% van de werkpopulatie overgekwalificeerd is. Vooral jonge, pas afgestudeerde werknemers nemen steeds vaker een baan aan die eigenlijk niet past bij hun capaciteiten.

In het huidige negatieve economische klimaat komt een slechte match tussen werknemers en hun job in het algemeen frequenter voor. Door de recente economische crisis en hogere werkloosheid, nemen mensen namelijk jobs aan waarvoor ze voorheen niet zouden gesolliciteerd hebben, omdat ze toch maar een job zouden hebben.

Gevaren van overkwalificatie

Hoewel het onlogisch lijkt dat werkgevers niet de beste kandidaat aanwerven voor een functie, blijken ze hier toch een aantal valabele redenen voor te hebben. Ze vrezen namelijk dat medewerkers die een job onder hun niveau aanvaarden, verveeld zullen raken door het werk, minder gemotiveerd zullen zijn en uiteindelijk zo snel ze kunnen het bedrijf zullen verlaten. Wetenschappelijk onderzoek ondersteunt in zekere mate ook dit beeld.

Verder gaat overkwalificatie ook samen met meer stress en minder jobtevredenheid bij de overgekwalificeerde medewerker. Bovendien verdienen dergelijke werknemers gemiddeld genomen minder dan leeftijdsgenoten die hetzelfde opleidingsniveau bereikt hebben en die volgens hun niveau tewerkgesteld worden.

Is het voor beide partijen dan beter om het aannemen van overgekwalificeerde werknemers sowieso te vermijden?

Voordelen van overkwalificatie

Hoewel er momenteel slechts weinig onderzoek voor handen is, kunnen toch een aantal potentiële voordelen van overkwalificatie in kaart gebracht worden.

  1. Overgekwalificeerde werknemers presteren even goed of zelfs beter dan hun minder gekwalificeerde collega’s. Zelfs al blijven overgekwalificeerde werknemers dus maar even in een organisatie, toch kunnen ze een belangrijke bijdrage leveren waardoor het voor een organisatie interessant is hen aan te werven.
  2. Overgekwalificeerde werknemers vertonen een hogere opwaartse carrièremobiliteit. Hoewel ze momenteel op een lager niveau tewerkgesteld worden, kan men van overgekwalificeerde werknemers verwachten dat zij in de toekomst een grote kans maken op management- en hogere niveau functies in hun organisatie.
  3. Het is ook mogelijk dat werknemers een job aanvaarden die weliswaar onder hun capaciteiten ligt maar waarvan de waarden en belangen nauw aansluiten bij hun persoonlijke overtuigingen. Op die manier kunnen overgekwalificeerde werknemers toch tevreden zijn met hun job en halen zij hier veel voldoening uit.
  4. Tot slot valt te verwachten dat overgekwalificeerde werknemers een betere balans tussen hun werk- en familieleven zullen hebben. Doordat dergelijke werknemers vaak minder verantwoordelijkheden hebben en minder lange werkdagen kloppen, blijft er immers meer tijd over voor familie, vrienden en hobby’s. Dit kan tevens resulteren in een hogere levenstevredenheid.

Advies aan organisaties

Zowel de organisatie als de werknemer kunnen enkel de vruchten plukken van deze tijdelijke mismatch als aan een aantal randvoorwaarden voldaan wordt. Zo is het belangrijk dat organisaties overgekwalificeerde werknemers toekomstperspectieven bieden op lange termijn. Werkgevers nemen dus best niet zomaar overgekwalificeerde werknemers aan om hen vervolgens jarenlang in een functie onder hun niveau tewerk te stellen. Organisaties moeten deze hooggekwalificeerde individuen voorbereiden en de kans bieden om later managementfuncties op te nemen.

Op korte termijn is het eveneens cruciaal een aantal veranderingen aan te brengen in de functie en/of werkomgeving van deze werknemers. Een eerste mogelijkheid is om overgekwalificeerde werknemers in te zetten in mentoring of coaching functies waarbij ze hun kennis en vaardigheden kunnen delen met hun collega’s. Ten tweede kunnen organisaties een werkomgeving creëren die empowerment promoot, bv. door werknemers autonomie te geven en duidelijk te communiceren dat ze gewaardeerd en gerespecteerd worden. Onderzoek toont immers aan dat empowerment samengaat met een verminderde intentie van overgekwalificeerde werknemers om hun bedrijf te verlaten. Tot slot kunnen ook verschillende vormen van functieverbreding een positieve impact hebben op de tevredenheid en productiviteit van overgekwalificeerde werknemers. Organisaties kunnen zo job crafting stimuleren waarbij werknemers meer vrijheid hebben om zelf hun functie vorm te geven.

Conclusie

Overkwalificatie hoeft zeker geen louter negatieve situatie voor werkgevers en werknemers te betekenen. Meer wetenschappelijk onderzoek naar overkwalificatie is echter dringend nodig. Organisaties die interesse hebben om hierrond te werken, kunnen de auteur contacteren via IlseM.Lievens at UGent.be.

Referenties

  • Erdogan, B., Bauer, T. N., Peirό, J. M., & Truxillo, D. M. (2011). Overqualified employees: Making the best of a potentially bad situation for individuals and organizations. Industrial and Organizational Psychology: Perspectives on science and practice, 4(2), 215-232. doi: 10.1111/j.1754-9434.2011.01330.x
  • Thompson, K. W., Shea, T. H., Sikora, D. M., Perrewé, P. L., & Ferris, G. R. (2013). Rethinking underemployment and overqualification in organizations: The not so ugly truth. Business Horizons, 56, 113-121. doi: 10.1016/j.bushor.2012.09.009

Auteur: Ilse Lievens

Ilse Lievens is assistent en doctoraatsstudente aan de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids-, en Organisatiepsychologie van de Universiteit Gent. In haar doctoraatsonderzoek bestudeert ze welke factoren de negatieve en positieve effecten van overkwalificatie kunnen verklaren.

 

Defriending op facebook: Het gaat verder dan het scherm

Sociale netwerken zoals Facebook of Twitter bieden psychologen een schat aan informatie. De dynamieken die in het echte leven bestaan, zijn soms erg anders in de virtuele wereld. Maar het werkt ook omgekeerd: wat online gebeurt, kan offline zijn gevolgen hebben. Zo is gevonden dat wanneer we iemand defrienden op facebook, de kous niet af is met het zetten van een paar klikjes. Soms kan dit zelfs erg grote proporties aannemen en leiden tot een dubbele moord. Gezien er een trend bestaat naar een verminderd aantal vrienden op Facebook, wordt het misschien wel erg gevaarlijk.

Ruminatie

Ook de academische wereld heeft intussen zijn oog al eens geworpen op sociale media. In een studie werd gevonden dat negatieve gevoelens en rumineren vaak het gevolg zijn van gedefriend worden door één van je Facebookvrienden. Rumineren? Rumineren is het herhaaldelijk langdurig denken over (of herkauwen van) je gevoelens en problemen. Het verschilt van piekeren, omdat piekeren meer op de toekomst is gericht, terwijl rumineren gaat over zaken die al gebeurd zijn. Rumineren is eigenlijk een antwoord proberen vinden op het ‘waarom’, terwijl piekeren vooral gericht is op een ‘wat als’.

Rumineren is dus een manier van omgaan met slechte gevoelens, maar ze is niet erg constructief. Je blijft gefocust op het probleem, zonder iets te ondernemen om het op te lossen of zonder het echt te gaan verwerken. Je blijft het herbeleven. Het mag duidelijk zijn dat dit niet zeer bevordelijk is voor het psychisch welzijn. Vrouwen zijn trouwens iets meer geneigd tot rumineren dan mannen.

Defriending

Het bleek ook dat de negatieve reactie bij gedefriend worden sterker is naarmate je Facebook actiever gebruikt. Dit in het bijzonder wanneer je in eerste instantie Facebook gebruikt om contact te leggen met mensen die je daarbuiten al kent. Je bent dan iets gevoeliger voor een teken van afwijzing, wat defriending eigenlijk is, dan wanneer je vooral nieuwe contacten legt. We kunnen over het algemeen beter om met mensen die ons defrienden als we die mensen online hebben leren kennen – al roept ook dat een wrang gevoel op.

Opmerkelijk hierbij is dat je niet exact moet weten wie je uit zijn vriendenlijst heeft geschrapt. Zien dat je wat vrienden verloren bent, lokt dit onaangename gevoel al uit. Ontdekken wie je heeft gedefriend, maakt het alleen maar erger. Wanneer die persoon als close friend wordt beschouwd, ga je meer rumineren, maar je voelt je er niet noodzakelijk nog slechter bij. Je bent er dus wel meer mee bezig, omdat deze defriending verrassender is dan een andere, maar het slechte gevoel is even aanwezig als bij iemand anders.

Tot slot lijkt het ook uit te maken wie het oorspronkelijke vriendschapsverzoek heeft verzonden. Wanneer je zelf ooit de eerste stap hebt gezet, zal je je slechter voelen bij een defriending dan wanneer je (ex)vriend dit zelf heeft gedaan.

Conclusie

Het is misschien heel wat makkelijker dan in het echte leven, maar weet dat het bijna gelijkstaat aan een face-to-face afwijzing, wanneer je op dat ene defriendknopje klikt.

Referentie

  • Bevan, J. L., Pfyl, J., & Barclay, B. (2012). Negative emotional and cognitive responses to being unfriended on Facebook: An exploratory study. Computers In Human Behavior, 28(4), p 1458-1464.

Auteur: Karen De Visch

Karen De Visch is bedrijfspsychologe en werkt als researcher in ondernemersschap aan de Vlerick Business School. Op twitter vind je haar als @DeVisKar en ze is ook de drijvende kracht achter de @GAPugent tweets.

 

Coup de foudre of trage starter: Hoe binden nieuwkomers zich aan hun organisatie?

Denk even terug aan de laatste keer dat je verliefd was. Misschien was het wel liefde op het eerste zicht en bleef dit gevoel een hele tijd duren. Evengoed kan het zijn dat je na een eerste golf van verliefdheid merkte dat het toch niet was wat je hoopte en smolten je gevoelens weg als sneeuw voor de zon. Ofwel merkte je van in het begin “dit wordt niets” en werd je nooit echt verliefd. Tenslotte kan het ook zijn dat je gaandeweg meer en meer voor de andere persoon begon te voelen zodat je liefde als het ware groeide. Net zoals in de liefde bindt niet iedereen zich op dezelfde manier aan een nieuwe organisatie.In tegendeel, de manieren waarop nieuwkomers zich aan hun nieuwe organisatie binden zijn erg divers en vertonen veel parallellen met hoe mensen verliefd worden en blijven.

De studie

In de studie werden 72 starters bevraagd gedurende 7 maanden: 1 maand voor en 6 maanden na de aanvang van hun nieuwe job. Elke week gaven ze aan hoe fier ze waren om tot hun nieuwe organisatie te behoren. De resultaten van het onderzoek wijzen erop dat het socialisatieproces – het proces waarbij je als buitenstaander aan de organisatie wordt ongevormd tot een “insider” – op 5 verschillende manieren kan verlopen (zie ook de figuur bij het artikel):

  1. High match (34.5% van de deelnemers): Je ervaart meteen gevoelens van fierheid ten opzichte van de nieuwe organisatie en dit blijft zo.
  2. Low match (11.5% van de deelnemers): Je begint je nieuwe job meteen op slechte voet en deze negatieve gevoelens verdwijnen niet.
  3. Learning to love (16.5% van de deelnemers): Je bent in het begin nog wat sceptisch en terughoudend maar na verloop van tijd groeien je gevoelens van fierheid ten opzichte van de organisatie.
  4. Honeymoon-Hangover (25% van de deelnemers): Je start met volle moed en veel enthousiasme aan je nieuwe job maar eens de “honeymoon” periode over is verdwijnen deze initiële positieve gevoelens snel.
  5. Moderate match (12.5% van de deelnemers): Je stelt je tevreden met een redelijke match met jouw organisatie (dus met een gemiddeld niveau van fierheid).

Welke match is er bij jou?

Zoals bij verliefdheid is socialisatie steeds het resultaat van het samenspel of de synergie tussen de twee partners, in dit geval de nieuwe werknemer en de organisatie. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat je in een ”high match” terechtkomt bij organisatie X, maar in een “low match” bij organisatie Y. Andersom is het ook mogelijk dat twee nieuwkomers in dezelfde organisatie een totaal verschillende match ervaren. De scenario’s zijn dus niet strikt persoon- of organisatie-gebonden, maar zijn het resultaat van hun unieke samenspel.

Advies aan nieuwkomers en organisaties

Weten welke match een bepaalde werknemer vertoont is nuttig omdat het organisaties bewust maakt van het socialisatieproces en ze zo kan aanzetten tot het opstarten van interventies. Bijvoorbeeld, wanneer kort na de aanstelling van een nieuwe werknemer zijn/haar verbondenheid ten opzichte van de organisatie laag is, dan is er een reële kans dat men te maken heeft met een Learning to love of een Low match scenario. In dat geval kan een vroege interventie nodig zijn opdat de persoon in het Learning to love, eerder dan in het Low match scenario, terecht zou komen. Dit kan bijvoorbeeld door de doelen en missie van de organisatie nog eens duidelijk te communiceren, emotionele en/of instrumentele ondersteuning te bieden aan de werknemer (eventueel in de vorm van employee support programs), en in te zetten op een goede manager-werknemer relatie en communicatie.

Conclusie

Wanneer mensen starten in een nieuwe job is er niet slechts één manier waarop ze socialiseren, maar een hele waaier aan mogelijke scenario’s. Zowel voor de organisatie als voor de nieuwe werknemer is het cruciaal om dit verloop in de gaten te houden zodat men tijdig kan interveniëren alvorens problemen zich voordoen (zoals wanneer een goede nieuwkomer de organisatie dreigt te verlaten).

Referentie

  • Solinger, O., van Olffen, W., Roe, R.A., & Hofmans, J. (2013). On becoming (un)committed: A taxonomy and test of newcomer onboarding scenarios. Organization Science.

Auteur: Joeri Hofmans

Joeri Hofmans is professor arbeids- en organisatiepsychologie aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij doet onderzoek naar de invloed van persoonlijkheid en emoties binnen organisaties. Hierbij besteedt hij aandacht aan de rol van zowel inter- als intra-individuele verschillen.

 

Leven met chronische pijn

Balanceren tussen aanvaarden en zoeken naar oplossingen

Naar schatting een persoon op twaalf krijgt in zijn/haar leven te maken met chronische pijn. Dit maakt chronische pijn niet enkel een veelvoorkomend gezondheidsprobleem, het heeft vaak ook een aanzienlijke impact op de levenskwaliteit. Patiënten rapporteren dat hun pijn een negatieve invloed heeft op hun dagdagelijks functioneren en het bereiken van doelen. Ook emotionele problemen ten gevolge van pijn, zoals angst en depressie, zijn niet ongewoon. Het is dan ook niet verwonderlijk dat velen pogingen zullen ondernemen om een oplossing te vinden voor hun pijn.

Het zoeken naar een oplossing voor pijn

Patiënten blijken vaak gemotiveerd een oplossing te vinden voor hun pijn en doen hierbij beroep op het medisch hulpverlenerscircuit. Tot op heden bestaat er echter nog geen mirakelmiddel of – therapie die chronische pijn definitief kan doen verlichten. Het gevaar bestaat dan dat patiënten blijven hangen in niet-succesvolle pogingen om hun pijn op te lossen. Bij deze patiënten wordt het zoeken naar een oplossing voor pijn het probleem, en niet meer het antwoord. Paradoxaal, niet?

Maar toch, onderzoek heeft aangetoond dat het vasthouden aan verwoede pogingen om pijn op te lossen kan bijdragen tot meer emotionele ontreddering en meer hinder. Er zijn zelfs aanwijzingen dat sommige patiënten meer geneigd zijn tot het nemen van medische risico’s, zoals overgebruik van pijnstillers, met aantoonbare negatieve effecten op de lange termijn. Wanneer er geen onmiddellijke oplossing bestaat voor de pijn, is aanvaarden een betere optie. Laat hier geen onduidelijkheid over bestaan: dit is niet synoniem met opgeven. Aanvaarding van chronische pijn wordt eerder omschreven als de bereidheid om met pijn te leven, en het zich engageren in andere doelen die waardevol en bevredigend zijn, ondanks de pijn. Verschillende studies wijzen op de positieve effecten van aanvaarding: het zou verband houden met een beter emotioneel, fysiek en sociaal functioneren, minder gebruik van gezondheidszorg en medicatie, en een betere werkstatus.

We zouden kunnen verwachten dat zij die gedreven zijn om een oplossing te vinden voor hun pijn een groter belang hechten aan het doel om pijn te verminderen of te controleren, ten koste van andere waardevolle doelen. Het aanvaarden van chronische pijn zou dan eerder verband houden met een meer bevredigend nastreven van doelen in het leven, los van de pijn. Een recente studie richtte zich dan ook op het ontrafelen van doelstreven bij chronische pijnlijders.

Een studie naar doelen bij chronische pijnlijders

In het voorjaar van 2011 werd in samenwerking met de Vlaamse Pijnliga, een koepelorganisatie van zelfhulpgroepen voor hen die chronische pijn ervaren, een oproep voor de studie verspreid onder een grote groep van Vlaamse chronische pijnlijders. 73 mensen met chronische pijn namen uiteindelijk deel aan de studie, en er werd van hen een interview afgenomen omtrent de doelen die ze momenteel nastreefden in hun leven. Hiernaast werd de groep ook bevraagd naar de ervaren intensiteit van hun pijn, hun wijze van omgaan met de pijn (de mate waarin ze trachtten te zoeken naar een oplossing voor de pijn of eerder aanvaardend stonden ten opzichte van hun pijn), de mate waarin ze de ervaring van pijn als bedreigend inschatten en hierover piekerden, alsook naar emotionele problemen (angst en depressie).

Doelen blootgelegd

Uit het interview met de groep van chronische pijnlijders bleek het volgende:

  • Het aantal gerapporteerde doelen dat de groep aangaf momenteel na te streven, varieerde sterk (van 3 tot maar liefst 12 doelen). Ook was er substantiële variatie merkbaar in het type doelen dat werd gerapporteerd, met doelen die betrekking hebben op het nastreven van (intieme) relaties, werk en opleiding, ontspanning, en fysiek en mentaal welbevinden als koplopers.
  • 41% van de ondervraagde chronische pijnlijders gaf spontaan aan dat het streven naar een oplossing voor of controle over pijn (zoals pijnmedicatie innemen of artsen opzoeken) voor hen een doel was dat ze momenteel nastreefden. Na bevraging gaf iedereen van de ondervraagden aan dat ze dit doel in hoge mate belangrijk achtten.
  • In vergelijking met niet-pijn doelen wordt het doel om pijn op te lossen of te controleren over het algemeen aanzien als moeilijker en meer stresserend om te bereiken. Hiernaast vraagt het nastreven van dit pijndoel ook een grotere tijdsinvestering.
  • Een aantal van de ondervraagden gaf aan dat het nastreven van een oplossing voor of controle over pijn voor hen een noodzakelijke voorwaarde was alvorens ze andere doelen konden bereiken.

Gevaar: leven “on hold” zetten

Bij een aantal chronische pijnlijders lijkt het nastreven van een oplossing voor of controle over pijn een wel erg belangrijke plaats in te nemen. Meer nog, het wordt soms gezien als een essentiële stap alvorens men verder kan leven. De groep van patiënten bij wie dit het geval was, gaf ook aan meer te piekeren over de pijn, stond minder aanvaardend ten opzichte van de pijn, en rapporteerde meer depressieve symptomen. Het gevaar bestaat er dus in dat chronische pijnlijders hun leven “on hold” zetten door hun zoektocht naar pijnverlichting, zonder enig perspectief op verbetering.

Conclusie

Het krampachtig nastreven van een oplossing voor of controle over pijn kan het bereiken van andere doelen in de weg staan. Is het nastreven van pijnverlichting of – controle dan een te vermijden optie? Wij argumenteren van niet. Wellicht is het leven met pijn best te vergelijken met het balanceren op een slappe koord. Het nastreven van een oplossing voor of controle over pijn lijkt voornamelijk onevenwicht te creëren wanneer dit het meest centrale doel wordt, ten koste van andere dingen in het leven. Het tijdelijk loslaten van dit doel en zich richten op andere waardevolle doelen kan dan belangrijk zijn in het terug herstellen van de balans. Dit is een kunst en vergt wellicht jarenlange inspanning…

Referenties

  • Lauwerier, E., Paemeleire, K., Van Damme, S., Goubert, L., & Crombez, G. (2011). Medication use in patients with migraine and medication-overuse headache: the role of problem solving and attitudes about pain medication. Pain, 152, 1334-1339.
  • Lauwerier, E., Van Damme, S., Goubert, L., Paemeleire, K., Devulder, J., & Crombez, G. (2012). To control or not? A motivational perspective on coping with pain. Acta Neurologica Belgica, 112, 3-7.
  • Van Damme, S., Crombez, G., & Eccleston, C. (2008). Coping with pain: A motivational perspective. Pain, 139, 1-4.

Auteur: Emelien Lauwerier

Emelien Lauwerier is sinds oktober 2007 werkzaam als assistent aan de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent. Ze maakt deel uit van het ‘Health Psychology Lab’ en haar onderzoek focust zich op hoe men omgaat met chronische pijn, en wat de impact hiervan is op kwaliteit van leven. Haar doctoraatsthesis (2013) spitste zich toe op het empirisch valideren van de idee dat patiënten kunnen komen vast te zitten in ineffectieve pogingen om het probleem van chronische pijn op te lossen. Ze onderzocht ook de validiteit van metingen naar probleem oplossen en acceptatie binnen de context van chronische pijn.

 

Treintje komt zo? Dit is hoe je best treinvertragingen aankondigt

Vraag een frequente treingebruiker wat hem/haar het meest stoort aan de NMBS en de kans is groot dat het antwoord “de vertragingen” is. Dat stiptheid geen sterkhouder is van onze spoorwegmaatschappij blijkt ook uit de stiptheidscijfers van 2012 (www.infrabel.be). Deze tonen ons namelijk dat maar liefst 13.8% van de treinen vorig jaar met meer dan zes minuten vertraging reden. Spitsen we ons toe op een drukke lijn, zoals Oostende – Eupen, dan stijgt dit aantal zelfs naar 29.3%! Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat de tevredenheid van de reizigers met betrekking tot de stiptheid van de treinen op een laag pitje staat. In een jaaroverzicht geplaatst in de Metro van 23 april werd bijvoorbeeld onthuld dat slechts 29.2% van de treingebruikers tevreden is over de stiptheid van de treinen.

Wat kan de NMBS doen om de tevredenheid van de reizigers te verhogen?

Het meest voor de hand liggende antwoord is uiteraard om te voorzien in een structurele oplossing. Dit vraagt echter tijd en, niet onbelangrijk in tijden van crisis, geld. Het is dus aangewezen dat de NMBS daarnaast ook op zoek gaat naar tussentijdse strategieën om de schade te beperken. Met dit in gedachten lijkt het alvast een goede zaak dat de spoorwegmaatschappij vaak de reden voor de vertraging laat omroepen in het station. Elke gebruiker van het spoor heeft bijvoorbeeld wel eens een variant op de volgende boodschap gehoord: “Aandacht, spoor 1. Wegens een geval van vandalisme heeft de trein naar Antwerpen-Centraal 15 minuten vertraging. Hiervoor onze verontschuldigingen”. Net zoals in het voorbeeld ligt de reden voor de vertraging immers vaak buiten de controle van de NMBS en de reiziger wijzen op deze oncontroleerbare omstandigheden lijkt dan ook een valide strategie om in diens gunst te blijven. In de literatuur wordt deze methode een excuus genoemd en in lijn met bovenstaand idee heeft een grote hoeveelheid onderzoek het nut ervan reeds aangetoond.

De studie

Dat de NMBS dergelijke excuses toepast is dus een positief punt, maar zijn er ook manieren om ze effectiever te maken? Uit ons onderzoek blijkt alvast van wel.

We kozen er in onze studie voor om ons toe te spitsen op twee aspecten van excuses, met name de hoeveelheid verstrekte informatie en het al dan niet aanbieden van verontschuldigingen. Om deze factoren te onderzoeken, selecteerden we, op basis van een pilootstudie, een vaag excuus (“Aandacht, spoor 1. Vanwege problemen op het spoor heeft de trein van Gent-Sint-Pieters naar Antwerpen-Centraal van 16u05 een vertraging van ongeveer 20 minuten.”) en een specifiek excuus (“Aandacht, spoor 1. Vanwege een koperdiefstal ter hoogte van Lokeren heeft de trein van Gent-Sint-Pieters naar Antwerpen-Centraal van 16u05 een vertraging van ongeveer 20 minuten.”). Deze excuses werden vervolgens gepaard met ofwel geen verontschuldiging, een verontschuldiging voor de oorzaak van de vertraging (“…Onze verontschuldigingen voor het voorval.”), of een verontschuldiging voor het gevolg van de vertraging (“…Onze verontschuldigingen voor het ongemak.”).

129 mensen kregen daarna een scenario voorgelegd waarin ze werden gevraagd om zich in te beelden dat ze na een lange lesweek op perron 1 van het station Gent-Sint-Pieters stonden te wachten op de trein, wanneer ze plots een boodschap uit de luidsprekers hoorden omroepen. Hierbij kreeg elke deelnemer één van de zes mogelijke boodschappen voorgeschoteld, waarna er gevraagd werd een reeks vragen in te vullen omtrent de situatie.

De resultaten

Wanneer we vervolgens terugkomen op de vraag betreffende de manier waarop excuses verbeterd kunnen worden, dan kunnen we op basis van onze studie alvast besluiten dat excuses die meer informatie bevatten beter zijn dan vage excuses. Het specifieke excuus werd niet alleen als adequater beoordeeld door de deelnemers, het zorgde er ook voor dat de verantwoordelijkheid van de vertraging minder bij de NMBS werd gelegd, dat de NMBS makkelijker werd vergeven voor de vertraging en dat deelnemers minder geneigd waren om de NMBS te vermijden in de toekomst. Daarenboven was er in mindere mate ook een verhoogde welwillendheid ten opzichte van de NMBS en een verminderde intentie om wraak te nemen na een specifiek excuus.

Wat met betrekking tot de verontschuldigingen? Die hadden geen effect. Of er een verontschuldiging werd aangeboden en welk soort verontschuldiging dit was, had hoegenaamd geen enkele invloed op de verschillende indicatoren van effectiviteit.

Conclusie: het aankondigen van treinvertragingen

Ons onderzoek toont aan dat de reiziger niet staat te wachten op een verontschuldiging wanneer er treinvertraging is, maar wel gerichte, duidelijke informatie verlangt omtrent de oorzaak ervan. Relatief kleine aanpassingen aan de inhoud van de omgeroepen boodschappen kunnen reeds tot positieve gevolgen leiden voor zowel de reiziger als de spoorwegmaatschappij. Waar specifieke excuses de reizigers vele frustraties kunnen besparen, lijken ze de NMBS te kunnen behoeden voor inkomstenverlies via hun effect op vermijdingsgedrag.

En u? Weet u ook graag waarom er rode cijfers verschijnen naast het vertrekuur?

Referenties

  • Shaw, J.C., Wild, E., & Colquitt, J.A. (2003). To justify or excuse?: A meta-analytic review of the effects of explanations. Journal of Applied Psychology, 88, 444-458. Zie deze link voor de volledige paper.

Auteurs: Nicolas Dirix en Emiel Cracco

Nicolas en Emiel zijn Masterstudenten in de Experimentele Psychologie aan de Universiteit Gent. Ze voerden dit onderzoek uit in het kader van hun minor Sociale Psychologie.

 

Plannen en creatieve prestaties: geen contradictie!

Ben jij iemand die bij het uitvoeren van een project het doel levendig voorstelt, de weg ernaar toe uitstippelt en de hindernissen in kaart brengt? Dan ben je goed op weg om jouw creatief potentieel te optimaliseren. Recent onderzoek wijst namelijk uit dat mensen die meer planmatig te werk gaan betere creatievere prestaties kunnen bereiken. De combinatie van planmatig werken en creativiteit klinkt misschien contra-intuïtief. Het denkbeeld van de chaotische uitvinder die van de hak op de tak springt en in een creatieve waterval een idee uitwerkt, duikt maar al te vaak op wanneer over creativiteit gepraat wordt. Plannen omvat echter verschillende aspecten die onze creatieve prestaties positief kunnen beïnvloeden.

Hoe kan plannen leiden tot creatieve prestaties?

Plannen houdt het vooruitzien van en anticiperen op mogelijke gebeurtenissen in de toekomst in. Er wordt nagedacht over het te bereiken doel, welke volgorde van acties noodzakelijk zijn om dat doel te bereiken en wat onderweg eventuele hinderpalen en hulpmiddelen kunnen zijn. Plannen houdt daarom een cruciale component van proactiviteit in. Door na te denken over het te bereiken doel en de weg ernaar toe kunnen creatieve ideeën ontstaan. Er wordt niet passief afgewacht waardoor men niet afhankelijk is van anderen om problemen op te lossen en ideeën naar voor te brengen. Door proactief te zijn kan ook geanticipeerd worden op de noodzaak aan bijvoorbeeld financiële en psychologische steun in het uitwerken van ideeën. Het coördineren van ideeën en acties met anderen zoals vrienden, collega’s of klanten, wat vaak een belangrijke component is bij het uitwerken van creatieve ideeën, wordt gefaciliteerd door goed te plannen.

Het belang van plannen in verschillende situaties

De specifieke kenmerken van het planningsproces zorgen er bovendien voor dat plannen vooral belangrijk is in jobs waar er een evenwicht moet gevonden worden tussen enerzijds het bedenken van nieuwe ideeën en anderzijds het verder uitwerken, optimaliseren en implementeren van bestaande ideeën en processen. Aangezien schaarse middelen zoals aandacht of tijd hierbij verdeeld moeten worden over twee sterk verschillende activiteiten kan plannen een onschatbare hulp zijn om ervoor te zorgen dat er ruimte is voor het ontwikkelen van creatieve oplossingen.

Het onderzoek

Aan 104 medewerkers in verschillende sectoren en jobs vroegen we om één of twee projecten te beschrijven waarin ze het afgelopen jaar een belangrijke rol hadden gespeeld. Hierbij peilden we naar de werkwijze die werd gevolgd bij het uitwerken van deze projecten. We toetsten onder andere in welke mate de medewerkers plannen maakten gedurende het project. Daarnaast werd aan de leidinggevende gevraagd om de creatieve prestatie van de medewerker op elk project te beoordelen. Op basis van de 202 gerapporteerde projecten werd vastgesteld dat een meer planmatige aanpak doorheen het project samenging met een hogere creatieve prestatie. Dit verband herkenden we vooral indien de medewerkers in hun job een evenwicht moesten vinden tussen het bedenken van nieuwe ideeën versus louter het verder uitwerken, optimaliseren en implementeren van bestaande ideeën en processen.

Advies voor het optimaliseren van creatieve prestaties

Bij het aanpakken van een nieuw project waarin creatieve uitkomsten van belang kan zijn, kan het helpen om enkele planningstechnieken toe te passen. Het visualiseren van het doel dat je voor ogen hebt, het in kaart brengen van de verschillende wegen er naar toe en het in rekening nemen van eventuele obstakels om het doel te bereiken kan helpen om jouw creatieve prestaties te verhogen. Daarnaast hou je bij de selectie van jouw plan van aanpak best rekening met de psychologische, financiële of andere vormen van steun die je zal nodig hebben zodat de creatieve ideeën ook effectief verzilverd kunnen worden.

Conclusie

Een chaotische aanpak is niet noodzakelijk de beste weg naar creatieve prestaties. Het toepassen van verschillende planningstechnieken kan je creativiteit ten goede komen!

Referenties

  • Byrne, C. L., Shipman, A. S., & Mumford, M. D. (2010). The effects of forecasting on creative problem-solving: An experimental study. Creativity Research Journal, 22, 119-138.
  • Osburn, H. K. & Mumford, M. D. (2006). Creativity and planning: Training interventions to develop creative problem-solving skills. Creativity Research Journal, 18, 173-190.

Auteur: Lien Vossaert

Lien Vossaert studeerde bedrijfspsychologie aan de Universiteit van Gent. Met haar thesis over zelfregulatie en creatieve prestatie won ze de Schelstraete & Desmedt Talent Award. Nadien vervolledigde ze een master in general management aan de Vlerick Business School. Ze is gepassioneerd door de verscheidenheid aan raakpunten tussen psychologie en business.

 

Nood aan ondersteuning voor studenten met dyslexie in het hoger onderwijs

Internationale en nationale cijfers tonen aan dat steeds meer studenten met dyslexie een studie in het hoger onderwijs aanvatten. Bij dyslexie is er sprake van een aanhoudend probleem met lezen en/of spelling,  waardoor het niet ondenkbaar is dat het hebben van deze stoornis een invloed zou kunnen hebben tijdens studies in het hoger onderwijs. Naast deze lees- en of schrijfproblemen worden in de literatuur ook bijkomstige problemen gerapporteerd bij adolescenten met dyslexie.

Om na te gaan hoe het gesteld is met de lees-, en spellingvaardigheden van deze studenten in het hoger onderwijs en wat de resterende geassocieerde problemen zijn, werd in het academiejaar 2009-2010 een groot onderzoek opgestart. Hiervoor werd een omvangrijke groep eerste bachelorstudenten gerekruteerd, waaronder 100 studenten met dyslexie en 100 zonder dyslexie. Er werd ook gekeken naar hoe deze studenten presteren in het hoger onderwijs in vergelijking met hun medestudenten.

Aanhoudende lees- en spellingsproblemen op woordniveau

Een van de belangrijkste bevindingen is dat de lees- en/of spellingproblemen die individuen met dyslexie ondervinden bij het aanleren van deze vaardigheden blijvend zijn. Zelfs in deze selecte groep van studenten die doorstuderen zien we klinische scores op heel wat lees- en schrijftaken. De problemen lijken meer uitgesproken te zijn bij spellingtaken dan bij leestaken. Wat lezen betreft, hebben ze meer problemen met tempo dan met  accuraatheid. Voor beide vaardigheden kunnen de problemen reeds op woordniveau gedetecteerd worden. Verder lijkt de stoornis niet meer uitgesproken te zijn in het Engels. Als een tekst niet alleen schriftelijk wordt aangeboden, maar ook luidop wordt voorgelezen, ondervinden de studenten minder hinder van hun leesproblemen dan verwacht. Hun tekstbegrip is dan vergelijkbaar met dat van studenten zonder dyslexie.

Geen verschillen in vloeiende intelligentie

Studenten met  dyslexie verschillen niet van hun medestudenten op vlak van probleemoplossend en logisch denken en redeneervermogen, wat ook wel wordt samengevat in de term vloeiende intelligentie. Op taken die een beroep doen op het ophalen van woorden uit het lange termijn geheugen zien we wel verschillen tussen de groepen. Als dusdanig hebben de studenten met dyslexie wel een lagere gekristalliseerde intelligentie wat niet verrassend is aangezien dyslexie in eerste instantie een taalstoornis is.

Andere geassocieerde problemen

Wat in de literatuur wordt beschreven, vinden we ook in onze studie terug. Naast de sterk aanwezige lees- en/of spellingproblemen zien we problemen met heel wat andere vaardigheden taken zoals fonologische taken, hoofdrekenen en algemene verwerkingssnelheid. Daar komen ook de reeds eerder vermelde problemen met het ophalen van verbale informatie uit het geheugen bij.

Ander leertraject voor studenten met dyslexie

In vergelijking met hun medestudenten vallen meer studenten met dyslexie uit in het eerste en tweede jaar hoger onderwijs, wat niet wil zeggen dat ze ook effectief stoppen met studeren. De meerderheid van deze studenten (87.5%) kiest in het daaropvolgend jaar voor een andere bachelor opleiding. Bij diegenen die bij hun eerste keuze blijven, valt op dat minder studenten met dyslexie erin slagen deze bachelor studies af te ronden op drie jaar tijd. Hoewel hun slaagkansen na drie jaar kleiner zijn, hebben studenten met dyslexie wel een reële kans op het behalen van een bachelor diploma. Factoren die van groot belang zijn voor een vlot leertraject zijn onder meer goede studievaardigheden en gebruik maken van aangereikte onderwijs- en examenfaciliteiten. Ook persoonlijkheid gebonden factoren spelen een belangrijke rol hierin.

Praktische implicaties

In eerste instantie biedt dit onderzoek een wetenschappelijke verantwoording voor de faciliteiten die worden aangereikt door de instellingen voor hoger onderwijs aan studenten met een geldig dyslexieattest. Gezien de aanhoudende problemen met lezen en spelling kan het gebruik van een spellingcorrector, eventuele spraaksoftware en woordvoorspellingssoftware aangewezen zijn bij essays en zelfs bij het maken van examens. Ook het aanreiken van meer tijd voor het afronden van een examen is zinvol, gezien de nadelen die deze studenten ondervinden onder tijdsdruk. Het gebruik van een zakrekenmachine kan fouten voorkomen bij vakken waar hoofdrekenen geen expliciet leerdoel is.

Als we de slaagkansen van deze groep in het hoger onderwijs wensen te verhogen, tonen de resultaten in eerste instantie aan dat deze groep baat zou hebben bij hulp in het ontwikkelen van efficiëntere studievaardigheden.  Hoewel we uit het onderzoek niet kunnen opmaken wat de oorzaak van de relatief grotere uitval in de eerste jaren hoger onderwijs is, lijken deze studenten toch ook meer moeite te hebben met de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs. Meer begeleiding bij deze transitie bijvoorbeeld in de vorm van meer hulp bij de studiekeuze lijkt aangewezen.  Vervolgens zijn er in de huidige situatie nog steeds studenten met dyslexie die geen gebruik maken van de faciliteiten waar ze recht op hebben. Dit onderzoek kan hen misschien motiveren om deze alsnog op te nemen.

Sensibilisering rond dyslexie aan de UGent

Sensibilisering van zowel docenten als studenten met dyslexie is van belang om de bewustwording te verhogen van de extra uitdagingen waar deze studenten voor staan in het hoger onderwijs. De Cel Diversiteit en Gender van de Universiteit Gent ontwikkelde een sensibiliseringscampagne rond studeren met dyslexie in het hoger onderwijs. Het resultaat is een boeiende documentaire met getuigenissen en wetenschappelijke informatie. De belangrijkste inzichten zijn ook opgenomen in een informatiebrochure. Dit alles is te raadplegen op www.dyslexie.ugent.be.

Auteurs

Maaike Callens, logopediste van opleiding, is doctoraatsstudente in de Experimentele psychologie aan de Universiteit Gent (FPPW). Tijdens haar doctoraat verdiept ze zich in de problematiek van studeren met dyslexie in het hoger onderwijs met als doel bij te dragen tot de algemene sensibilisering en optimalisering van begeleiding voor deze studenten. Verder doet ze ook experimenteel onderzoek naar problemen bij deelprocessen van visuele woordherkenning als mogelijke oorzaken van dyslexie.

Dr. Wim Tops is neurolinguïst en behaalde in 2012 zijn doctoraat in de Psychologie aan de Universiteit Gent. Zijn doctoraat handelt over diagnostiek, schrijfvaardigheden en metacognitie bij studenten met dyslexie in het hoger onderwijs. Momenteel is hij werkzaam bij Expertisecentrum Code als onderzoeksleider van het team gedrags- en ontwikkelingsstoornissen en doet hij onderzoek naar jongvolwassenen met een autismespectrumstoornis.